ECLI:NL:RBNHO:2015:2401

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 maart 2015
Publicatiedatum
23 maart 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 286
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van bestuursdwang door wegslepen van voertuig in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De zaak betreft de toepassing van bestuursdwang door het wegslepen van het voertuig van eiseres, dat op 23 augustus 2014 verkeerd geparkeerd stond op een gehandicaptenparkeerplaats. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 10 december 2014, waarin haar bezwaar ongegrond werd verklaard.

Tijdens de zitting op 19 maart 2015 heeft de rechtbank vastgesteld dat eiseres inderdaad een verkeersovertreding heeft begaan. De rechtbank oordeelde dat de verweerder bevoegd was om bestuursdwang toe te passen en dat er geen verplichting bestond om eiseres eerst de kans te geven het voertuig vrijwillig te verwijderen. De rechtbank concludeerde dat de kosten van € 250,-- voor het wegslepen van het voertuig terecht aan eiseres in rekening zijn gebracht, aangezien deze kosten volgens de Algemene wet bestuursrecht voor rekening van de overtreder komen.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiseres werd geïnformeerd dat zij binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal hoger beroep kon instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. H. Brouwer, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Helmich, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 15/286
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2015 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: J. Zwart),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Ouggaali).

Procesverloop

Bij besluit van 23 augustus 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder bestuursdwang toegepast door het wegslepen van het voertuig van eiseres met kenteken [kenteken].
Bij besluit van 10 december 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 maart 2015. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door O. Sinicki.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Gronden van de beslissing

1. Niet in geschil is dat eiseres op 23 augustus 2014 een verkeersovertreding heeft begaan door haar voertuig te parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats die was gereserveerd voor een ander voertuig. Derhalve was verweerder in beginsel bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang door het wegslepen van het voertuig van eiseres. Er is geen rechtsregel die verweerder er toe verplicht om de overtreder eerst in de gelegenheid te stellen het verkeerd geparkeerde voertuig vrijwillig te verwijderen. Dat verweerder eiseres niet onmiddellijk de toepassing van bestuursdwang heeft meegedeeld en eiseres daarover korte tijd in het ongewisse is gebleven, betekent evenmin dat verweerder ten onrechte bestuursdwang heeft toegepast. Ten slotte betreffen de door eiseres betaalde kosten van € 250,-- de wegsleepkosten, welke kosten voor het toepassen van bestuursdwang ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten laste van eiseres als overtreder komen.
2. Op grond van het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
3. De rechtbank deelt mee dat tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van dit proces-verbaal hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Brouwer, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Helmich, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: