Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
15/820008-15(P)
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 januari 2015 op Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, ongeveer 3997 gram cocaïne opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte, geboren op de Nederlandse Antillen en thans gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol, werd aangeklaagd door de officier van justitie, mr. R. Hagemeier, en verdedigd door haar raadsman, mr. N. Velthorst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte had verklaard dat zij op reis was gegaan om de pakketjes drugs naar Nederland te brengen en dat zij hiervoor een beloning van 5000 euro zou ontvangen. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte zich willens en wetens had blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat er meer cocaïne in de koffers zou zitten dan zij dacht, en oordeelde dat zij (voorwaardelijk) opzet had op het volledige gewicht van de cocaïne. De rechtbank achtte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen. De rechtbank overwoog dat de ingevoerde hoeveelheid cocaïne bestemd moest zijn voor verdere verspreiding en dat dit gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar rol als alleenstaande moeder van drie minderjarige kinderen, en matigde de door de officier van justitie geëiste straf. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die zij in voorlopige hechtenis had doorgebracht.