Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procedure
2.Feiten en procesverloop
Van deze geboorte is op 21 mei 1999 aangifte gedaan door [de heer], die dit kind op 20 juli 1999 in [plaats] heeft erkend.
De geslachtsnaam van het kind is met instemming van de moeder gewijzigd in [geslachtsnaam].
De door de gemeente [plaats] opgemaakte akte van geboorte is genummerd: 1G1000 van het jaar 1999.
Van deze geboorte is op 30 januari 2001 aangifte gedaan door [de heer], die dit kind op 13 maart 2001 in [plaats] heeft erkend.
De geslachtsnaam van het kind is met instemming van de moeder gewijzigd in [geslachtsnaam].
De door de gemeente [plaats] opgemaakte akte van geboorte is genummerd: 1G0116 van het jaar 2001.
3.3 Het verzoek
Geslachtsnaam: [geslachtsnaam]
Geslachtsnaam moeder: [geslachtsnaam]
Voornamen moeder: [voornamen]
Plaats van geboorte moeder: [plaats]
Dag van geboorte moeder: [geboortedatum].
“[naam], geboren op [geboortedatum] te [plaats], zodat zij door de Nederlandse autoriteiten niet teruggestuurd zou kunnen worden naar China.
Verzoekster is van mening dat haar gegevens als moeder van beide kinderen onjuist op de geboorteakten staan vermeld, omdat zij niet [naam] is, maar [naam], geboren op [geboortedatum] te [plaats].
Verzoekster stelt voorts dat vaststaat dat zij de moeder is van beide kinderen. Zij heeft als bewijs daarvan een kopie van een DNA-rapport van 27 augustus 2012 van Service Labs te Helmond overgelegd, waaruit blijkt dat zij met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de moeder is van beide minderjarigen.
4.Conclusie Openbaar Ministerie (hierna: de Officier)
In zijn conclusie stelt de Officier dat hoge eisen mogen worden gesteld aan het bewijs dat bij het opmaken van de vermelde geboorteaktes sprake is geweest van een misslag.
Gelet op het verzoek met bijlagen, zou het verzoek kunnen worden toegewezen. De Officier is echter van mening dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] eerst (meer) duidelijkheid dient te geven over de wijze van opname van de moedergegevens in beide geboorteakten. Daarnaast is de Officier van mening dat de heer [de heer] zou moeten worden gehoord over de feiten uit het verzoekschrift. Voorts zou ook meer duidelijkheid moeten worden verschaft over de wijze van inschrijving van verzoekster in het GBA van de gemeente [plaats] en met welke brondocumenten zij toen is ingeschreven. De Officier is tevens van mening dat verzoekster haar originele paspoort aan de rechtbank dient over te leggen.
5.Standpunt van de ambtenaar
De ambtenaar heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
6.6 Beoordeling van het verzoek
Afdeling 4 van het BW bepaalt de wijze waarop de akten van geboorten, van overlijden en de akten houdende attestaties de vita worden opgemaakt.
Uit artikel 1:19e lid 8 eerste zin BW blijkt op welke wijze de ambtenaar zich vergewist van de juistheid van de gegevens van de moeder bij de aangifte van een kind.
“Bij de aangifte kan de ambtenaar van de burgerlijke stand zich doen overleggen een door de arts of de verloskundige die bij het ter wereld komen van het kind tegenwoordig was, opgemaakte verklaring dat het kind uit de als moeder opgegeven persoon is geboren.”
d. de geslachtsnaam van de moeder uit wie het kind is geboren;e. de voornamen van de moeder uit wie het kind is geboren;f. de dag van geboorte van de moeder uit wie het kind is geboren;i. de mededeling van degene die de verklaring opmaakt, dat hij al dan niet overtuigd is van de juistheid van bepaalde daarin opgenomen gegevens, dan wel met bepaalde gegevens onbekend is;
Hoewel de aangever, de heer [de heer], omdat hij niet ter zitting aanwezig is geweest, dit niet mondeling heeft kunnen bevestigen dan wel ontkennen, gaat de rechtbank er tevens vanuit dat de arts of verloskundige de verklaring zowel op 20 mei 1999 als op 29 januari 2001 aan de aangever heeft overhandigd op de wijze zoals hiervoor is omschreven, en dat de aangever deze verklaring in de gesloten enveloppe zowel op 21 mei 1999 als op 30 januari 2001 bij de aangifte van zijn kinderen aan de ambtenaar heeft afgegeven. Hoewel de ambtenaar door niet te verschijnen dit niet heeft kunnen bevestigen dan wel ontkennen, gaat de rechtbank er ook vanuit dat de ambtenaar op basis van deze – door de moeder verstrekte en door de aangever overhandigde – gegevens, ten tijde van beide aangiftes de identiteit van de moeder voor het opmaken van de geboorteaktes van de minderjarigen heeft vastgesteld en in de geboorteaktes heeft overgenomen.
- dat verzoekster destijds op basis van een door haar afgelegde verklaring onder ede (mede in aanwezigheid van twee collega-ambtenaren van de gemeente [plaats]) is ingeschreven in de GBA van de gemeente [plaats];
- dat de destijds opgemaakte verklaring heeft te gelden als brondocument, doch om onduidelijke redenen thans niet meer in het archief van de gemeente [plaats] aanwezig is.
In dit verband is van belang dat ter zitting is gebleken dat de nummers van de aldaar door de moeder getoonde Nederlandse paspoorten van de minderjarigen, niet overeenstemmen met de nummers van de identiteitsbewijzen waarmee de minderjarigen zich bij het hiervoor bedoelde DNA-onderzoek hebben gelegitimeerd. De identiteitsbewijzen die bij het DNA-onderzoek zijn getoond, zijn niet overgelegd.
doch heeft zij deze thans niet overgelegd, omdat zij de stukken inmiddels is verloren.
De rechtbank ziet niet in waarom verzoekster deze stukken niet ten behoeve van het hier aanhangige verzoek opnieuw tijdig bij de Chinese autoriteiten heeft opgevraagd en heeft overgelegd.
Dit klemt temeer nu verzoekster stelt dat zij destijds, zowel ten tijde van haar asielprocedure hier te lande als ten tijde van haar inschrijving in de GBA van de gemeente [plaats] - teneinde uitzetting te voorkomen - en in het verlengde daarvan bij het verstrekken van informatie over haar identiteit ten behoeve van de geboorteaangifte van beide minderjarigen, welbewust onjuiste gegevens heeft verstrekt aan de Nederlandse autoriteiten.
7.7 BeslissingDe rechtbank:
mr. C.E. Heyning-Huydecoper rechters, in tegenwoordigheid van M.P. Joukes, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2015.