ECLI:NL:RBNHO:2015:2213

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 maart 2015
Publicatiedatum
17 maart 2015
Zaaknummer
C-15-215280 - FA RK 14-2319
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van geboorteakten van minderjarigen op basis van vermeende identiteitsfouten

In deze zaak verzoekt de verzoekster de rechtbank om de geboorteakten van haar twee kinderen te verbeteren. De verzoekster heeft zich in Nederland onder een valse identiteit geregistreerd en kan niet aantonen dat zij dezelfde persoon is als degene die zich destijds als AMA heeft aangemeld. Ondanks het overleggen van DNA-bewijs dat aantoont dat zij de moeder is van beide kinderen, is er geen bewijs dat haar identiteit correct is vastgelegd in de geboorteakten. De rechtbank heeft de procedure gevolgd en de relevante documenten en verklaringen beoordeeld. De ambtenaar van de burgerlijke stand is niet verschenen, en de officier van justitie heeft geconcludeerd dat er hoge eisen aan het bewijs gesteld moeten worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een misslag bij het opmaken van de geboorteakten en dat de verzoekster onvoldoende bewijs heeft geleverd om haar stellingen te onderbouwen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek afgewezen, waarbij zij benadrukt dat de verzoekster niet heeft aangetoond dat zij dezelfde persoon is als de naam die op de geboorteakten staat vermeld. De beslissing is genomen op 18 maart 2015.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Haarlem
wijziging akte burgerlijke stand (1:24 BW)
zaak-/rekestnr.: C/15/215280 / FA RK 14-2319
Beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 18 maart 2015
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende in [land],
hierna mede te noemen: verzoekster,
advocaat mr. H.A.H.M. Albrecht, kantoorhoudende te Eindhoven,
--tegen--
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats],
zetelend te [plaats],
hierna te noemen: de ambtenaar.
Als belanghebbende wordt aangemerkt het Openbaar Ministerie van het Arrondissementsparket Noord-Holland, vestiging Haarlem.

1.Procedure

1.1
Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoekster, ingekomen op 2 juli 2014;
- de conclusie van het Openbaar Ministerie van 24 november 2014;
- de brief van de advocaat van verzoekster van 28 december 2014;
- de brief van de advocaat van verzoekster van 9 februari 2015.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 10 februari 2015 in aanwezigheid verzoekster, vergezeld door mevrouw [grootmoeder], grootmoeder (vz) van na te melden minderjarigen, en een tolk Mandarijn.
De ambtenaar is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
De advocaat van verzoekster heeft de rechtbank op 9 februari 2015 meegedeeld wegens familieomstandigheden niet ter zitting aanwezig te kunnen zijn.
De officier van justitie heeft de rechtbank bij brief van 24 november 2014 meegedeeld niet ter zitting aanwezig te zullen zijn.
De heer [de heer] is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

2.Feiten en procesverloop

2.1
Op [geboortedatum] is te [plaats] geboren het kind: [het kind].
Van deze geboorte is op 21 mei 1999 aangifte gedaan door [de heer], die dit kind op 20 juli 1999 in [plaats] heeft erkend.
De geslachtsnaam van het kind is met instemming van de moeder gewijzigd in [geslachtsnaam].
De door de gemeente [plaats] opgemaakte akte van geboorte is genummerd: 1G1000 van het jaar 1999.
2.2
Op [geboortedatum] is te [plaats] geboren het kind: [het kind].
Van deze geboorte is op 30 januari 2001 aangifte gedaan door [de heer], die dit kind op 13 maart 2001 in [plaats] heeft erkend.
De geslachtsnaam van het kind is met instemming van de moeder gewijzigd in [geslachtsnaam].
De door de gemeente [plaats] opgemaakte akte van geboorte is genummerd: 1G0116 van het jaar 2001.

3.3 Het verzoek

3.1
Verzoekster verzoekt de rechtbank op grond van artikel 1:24 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te gelasten dat de geboorteakten van beide kinderen worden verbeterd, in die zin dat de geslachtsnaam van het kind alsmede de gegevens van de moeder worden gewijzigd, zodat de geboorteaktes als volgt komen te luiden:
KIND
Geslachtsnaam: [geslachtsnaam]
OUDERS
Geslachtsnaam moeder: [geslachtsnaam]
Voornamen moeder: [voornamen]
GEBOORTEGEGEVENS OUDERS
Plaats van geboorte moeder: [plaats]
Dag van geboorte moeder: [geboortedatum].
Kort samengevat wenst verzoekster dat in de geboorteaktes van beide minderjarigen hun (oorspronkelijke) geslachtsnaam wordt gewijzigd in [geslachtsnaam] en haar geslachtsnaam, voornamen, geboortedatum en geboorteplaats worden gewijzigd in [geslachtsnaam], respectievelijk [voornamen], alsmede in [plaats] en [geboortedatum].
3.2
Verzoekster grondt haar verzoek op de stelling dat haar gegevens als moeder van de minderjarigen onjuist in de geboorteaktes van de minderjarigen staan vermeld, omdat zij zich tijdens haar asielaanvraag in Nederland bewust als minderjarige asielzoekster heeft aangemeld met de naam
“[naam], geboren op [geboortedatum] te [plaats], zodat zij door de Nederlandse autoriteiten niet teruggestuurd zou kunnen worden naar China.
Verzoekster is van mening dat haar gegevens als moeder van beide kinderen onjuist op de geboorteakten staan vermeld, omdat zij niet [naam] is, maar [naam], geboren op [geboortedatum] te [plaats].
3.4
Verzoekster heeft ter verduidelijking van haar verzoek, uiteengezet dat zij met de minderjarigen naar Spanje is vertrokken zonder in Nederland in het bezit te zijn gesteld van een (geldige) vergunning tot verblijf, en dat zij in Spanje op basis van een geldig Chinees paspoort op haar werkelijke naam uiteindelijke een permanente Spaanse vergunning tot verblijf heeft gekregen.
Verzoekster stelt voorts dat vaststaat dat zij de moeder is van beide kinderen. Zij heeft als bewijs daarvan een kopie van een DNA-rapport van 27 augustus 2012 van Service Labs te Helmond overgelegd, waaruit blijkt dat zij met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de moeder is van beide minderjarigen.

4.Conclusie Openbaar Ministerie (hierna: de Officier)

De rechtbank heeft de stukken in handen gesteld van het Openbaar Ministerie (hierna: de Officier) en verzocht een conclusie in deze zaak te nemen.
In zijn conclusie stelt de Officier dat hoge eisen mogen worden gesteld aan het bewijs dat bij het opmaken van de vermelde geboorteaktes sprake is geweest van een misslag.
Gelet op het verzoek met bijlagen, zou het verzoek kunnen worden toegewezen. De Officier is echter van mening dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] eerst (meer) duidelijkheid dient te geven over de wijze van opname van de moedergegevens in beide geboorteakten. Daarnaast is de Officier van mening dat de heer [de heer] zou moeten worden gehoord over de feiten uit het verzoekschrift. Voorts zou ook meer duidelijkheid moeten worden verschaft over de wijze van inschrijving van verzoekster in het GBA van de gemeente [plaats] en met welke brondocumenten zij toen is ingeschreven. De Officier is tevens van mening dat verzoekster haar originele paspoort aan de rechtbank dient over te leggen.

5.Standpunt van de ambtenaar

De rechtbank heeft de ambtenaar bij brief van 1 december 2014 de conclusie van de Officier van 24 november 2014 toegestuurd en de ambtenaar in de gelegenheid gesteld uiterlijk op 7 januari 2015 een schriftelijke reactie te geven
De ambtenaar heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

6.6 Beoordeling van het verzoek

6.1
Op grond van artikel 1:24 BW kan aanvulling van een register van de burgerlijke stand met een daarin ontbrekende akte of latere vermelding, doorhaling van een daarin ten onrechte voorkomende akte of latere vermelding, of verbetering van een daarin voorkomende akte of latere vermelding die onvolledig is of een misslag bevat, op verzoek van belanghebbenden of van het openbaar ministerie worden gelast door de rechtbank. De rechtbank kan bij haar beschikking tot verbetering van een akte of latere vermelding die onvolledig is of een misslag bevat, eveneens dezelfde verbetering gelasten ten aanzien van een akte of latere vermelding betreffende dezelfde persoon of zijn afstammelingen, die buiten haar rechtsgebied in de registers van de burgerlijke stand is opgenomen.
Verzoekster is van mening dat in deze zaak sprake is van een misslag, omdat op de geboorteaktes van haar kinderen haar naam en geboortedatum onjuist zijn vermeld.
6.2
In beginsel dient van de juistheid van de gegevens op een geboorteakte te worden uitgegaan.
Afdeling 4 van het BW bepaalt de wijze waarop de akten van geboorten, van overlijden en de akten houdende attestaties de vita worden opgemaakt.
Uit artikel 1:19e lid 8 eerste zin BW blijkt op welke wijze de ambtenaar zich vergewist van de juistheid van de gegevens van de moeder bij de aangifte van een kind.
“Bij de aangifte kan de ambtenaar van de burgerlijke stand zich doen overleggen een door de arts of de verloskundige die bij het ter wereld komen van het kind tegenwoordig was, opgemaakte verklaring dat het kind uit de als moeder opgegeven persoon is geboren.”
6.3
Artikel 27 van het Besluit Burgerlijke Stand stelt de vereisten die aan de inhoud van een dergelijke verklaring worden gesteld. Naast de geboortegegevens van het kind dient deze verklaring ten aanzien van de moeder te vermelden:
d. de geslachtsnaam van de moeder uit wie het kind is geboren;e. de voornamen van de moeder uit wie het kind is geboren;f. de dag van geboorte van de moeder uit wie het kind is geboren;i. de mededeling van degene die de verklaring opmaakt, dat hij al dan niet overtuigd is van de juistheid van bepaalde daarin opgenomen gegevens, dan wel met bepaalde gegevens onbekend is;
Uit artikel 2 van voormeld besluit blijkt dat deze verklaring wordt ondertekend door degene die haar heeft opgemaakt en door hem in een daarvoor bestemde gesloten enveloppe wordt afgegeven aan de moeder uit wie het kind is geboren of de aangever, en dat deze verklaring bij de aangifte van de geboorte in de gesloten enveloppe aan de ambtenaar van de burgerlijke stand wordt overgelegd.
6.4
De rechtbank gaat er vanuit dat de arts of verloskundige die bij de geboorte van beide kinderen aanwezig is geweest en de in artikel 19 e lid 8 BW bedoelde verklaring heeft opgemaakt, de identiteit van de moeder heeft vastgesteld op basis van een door haar getoond identiteitsbewijs.
Hoewel de aangever, de heer [de heer], omdat hij niet ter zitting aanwezig is geweest, dit niet mondeling heeft kunnen bevestigen dan wel ontkennen, gaat de rechtbank er tevens vanuit dat de arts of verloskundige de verklaring zowel op 20 mei 1999 als op 29 januari 2001 aan de aangever heeft overhandigd op de wijze zoals hiervoor is omschreven, en dat de aangever deze verklaring in de gesloten enveloppe zowel op 21 mei 1999 als op 30 januari 2001 bij de aangifte van zijn kinderen aan de ambtenaar heeft afgegeven. Hoewel de ambtenaar door niet te verschijnen dit niet heeft kunnen bevestigen dan wel ontkennen, gaat de rechtbank er ook vanuit dat de ambtenaar op basis van deze – door de moeder verstrekte en door de aangever overhandigde – gegevens, ten tijde van beide aangiftes de identiteit van de moeder voor het opmaken van de geboorteaktes van de minderjarigen heeft vastgesteld en in de geboorteaktes heeft overgenomen.
6.5
Op de vraag van de Officier om meer duidelijkheid over de wijze waarop verzoekster zich heeft laten inschrijven en met welke brondocumenten deze inschrijving heeft plaatsgevonden, heeft de advocaat van de moeder in zijn brief van 28 december 2014 een antwoord gegeven. Uit deze brief blijkt dat ambtenaar van de burgerlijke stand hem telefonisch heeft meegedeeld:
- dat verzoekster destijds op basis van een door haar afgelegde verklaring onder ede (mede in aanwezigheid van twee collega-ambtenaren van de gemeente [plaats]) is ingeschreven in de GBA van de gemeente [plaats];
- dat de destijds opgemaakte verklaring heeft te gelden als brondocument, doch om onduidelijke redenen thans niet meer in het archief van de gemeente [plaats] aanwezig is.
6.6
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank voorshands van oordeel dat geen sprake is geweest van een misslag bij het opmaken van de geboorteakte met nummer 1G1000 van het jaar 1999 van de gemeente [plaats], noch bij het opmaken van de geboorteakte met nummer 1G0116 van het jaar 2001 van de gemeente [plaats].
6.7
Voorzover er redenen zij om de geboorteaktes op grond van artikel 1:24 BW te wijzigen, zoals door verzoekster is verzocht, dienen zeer hoge eisen te worden gesteld aan het bewijs dat bij het opmaken van de geboorteaktes van de minderjarigen sprake is geweest van een misslag zoals door verzoekster wordt gesteld.
6.8
Verzoekster stelt dat zij dezelfde persoon is als [naam], geboren op [geboortedatum] in [plaats]. Zij heeft ter zitting de originele versie van haar Chinese paspoort getoond, waarop staat vermeld: [naam], geboren op [geboortedatum] te [plaats], paspoortnummer G41571286 en als datum van afgifte 12 mei 2010.
De rechtbank heeft ter zitting geconstateerd dat dit paspoort overeenkomt met de kopie van het paspoort dat bij de stukken is gevoegd. Verzoekster heeft verklaard dat zij dit paspoort bij de Chinese Ambassade in Madrid, Spanje, heeft aangevraagd, onder overlegging van drie documenten waaronder haar Chinese geboorteakte, maar dat zij deze drie bewijsstukken niet aan de rechtbank kan overleggen omdat zij deze documenten tijdens haar verhuizingen is kwijtgeraakt.
Verzoekster heeft voorts verklaard dat zij geen enkel officieel (Chinees) document in haar bezit heeft of heeft gehad waaruit haar identiteit [naam] blijkt, omdat dit een valse identiteit is geweest en deze niet in China is geregistreerd.
Verzoekster heeft desgevraagd voorts verklaard dat zij zelf, voorafgaand aan deze procedure, geen verzoek bij de ambtenaar heeft ingediend om de geboorteaktes van de minderjarigen te laten wijzigen of dat een dergelijk verzoek schriftelijk door de ambtenaar op grond van artikel 18b BW is afgewezen.
6.9
De rechtbank is van oordeel dat verzoekster onvoldoende heeft gesteld om vast te kunnen stelen dat de persoon [naam] dezelfde persoon is als [naam].
Hoewel uit de overgelegde DNA-rapporten van Service Labs blijkt dat [naam] met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische moeder is van de minderjarigen, zijn deze DNA-rapporten onvoldoende om onomstotelijk vast te stellen dat de minderjarigen zijn geboren uit de persoon die ten tijde van de geboortes de naam [naam] droeg.
In dit verband is van belang dat ter zitting is gebleken dat de nummers van de aldaar door de moeder getoonde Nederlandse paspoorten van de minderjarigen, niet overeenstemmen met de nummers van de identiteitsbewijzen waarmee de minderjarigen zich bij het hiervoor bedoelde DNA-onderzoek hebben gelegitimeerd. De identiteitsbewijzen die bij het DNA-onderzoek zijn getoond, zijn niet overgelegd.
Het had op de weg van verzoekster gelegen om de rechtbank voor te lichten door middel van verificatoire bescheiden. Zoals ter zitting gesteld, heeft verzoekster in Spanje wel overtuigende bewijsmiddelen overgelegd ter verkrijging van een verblijfsvergunning,
doch heeft zij deze thans niet overgelegd, omdat zij de stukken inmiddels is verloren.
De rechtbank ziet niet in waarom verzoekster deze stukken niet ten behoeve van het hier aanhangige verzoek opnieuw tijdig bij de Chinese autoriteiten heeft opgevraagd en heeft overgelegd.
Dit klemt temeer nu verzoekster stelt dat zij destijds, zowel ten tijde van haar asielprocedure hier te lande als ten tijde van haar inschrijving in de GBA van de gemeente [plaats] - teneinde uitzetting te voorkomen - en in het verlengde daarvan bij het verstrekken van informatie over haar identiteit ten behoeve van de geboorteaangifte van beide minderjarigen, welbewust onjuiste gegevens heeft verstrekt aan de Nederlandse autoriteiten.
6.1
Nu dit ook niet is verzocht, ziet de rechtbank geen aanleiding het verzoek aan te houden en verzoekster alsnog in de gelegenheid te stellen andere bewijsstukken over te leggen waaruit haar stellingen blijken.
Het vorenoverwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.7 BeslissingDe rechtbank:

Wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.G. Hijink, voorzitter, mr. A.L. Diender en
mr. C.E. Heyning-Huydecoper rechters, in tegenwoordigheid van M.P. Joukes, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2015.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.