ECLI:NL:RBNHO:2015:1994

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 maart 2015
Publicatiedatum
11 maart 2015
Zaaknummer
C-14-157631 - FA RK 14-2088
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrondverklaring ontkenning vaderschap met betrekking tot kind na DNA-onderzoek

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 11 maart 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap door de man van het kind. Het verzoek is ingediend door het kind, bijgestaan door haar advocaat, mr. J.M.A. Mooijman. De man, die niet verschenen was, is opgeroepen per advertentie in de krant, omdat hij niet kon worden gevonden. Het kind is geboren uit het huwelijk van de man en de moeder, maar heeft via haar moeder vernomen dat de man niet haar biologische vader is. Dit werd onderbouwd door een DNA-onderzoek, waaruit bleek dat de man uitgesloten is als biologische vader.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder de Nederlandse nationaliteit heeft en de man de Egyptische nationaliteit, wat een internationaal karakter aan de zaak geeft. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, omdat het kind haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Vervolgens is vastgesteld dat het Nederlandse recht van toepassing is op het verzoek, aangezien het kind in Nederland is geboren.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat, hoewel de man juridisch de vader is van het kind, het DNA-onderzoek heeft aangetoond dat hij biologisch niet de vader is. De moeder heeft het verzoek niet tegengesproken en de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen redenen zijn om het verzoek onrechtmatig te achten. De rechtbank heeft daarom de ontkenning van het vaderschap gegrond verklaard en de griffier opgedragen om een afschrift van de beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/14/157631 / FA RK 14-2088
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 11 maart 2015
in de zaak van:
[kind],
wonende te [woonplaats],
hierna mede te noemen: [kind],
advocaat: mr.J.M.A. Mooijman, kantoorhoudende te Hoorn Nh,
--tegen--
[de man],
wonende te,
hierna mede te noemen: de man,
niet verschenen,
in welke zaak belanghebbende is:
[de moeder],
hierna mede te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats].

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van [kind], ingekomen op 16 oktober 2014.
1.2
De behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op de zitting van 2 februari 2015, alwaar zijn verschenen [kind], bijgestaan door mr. J.M.A. Mooijman, alsmede de moeder.
Blijkens het uittreksel uit de basisregistratie persoonsregistratie is de man in 1997 uitgeschreven uit deze registratie en vertrokken naar ‘onbekend’. Daarop is de man opgeroepen per advertentie in het landelijk dagblad ‘De Telegraaf’ voor de mondelinge behandeling. De man is niet ter zitting verschenen.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
[kind] is op [geboortedatum] te [geboorteplaats] geboren uit het huwelijk van de man en de moeder.

3.Verzoek

3.1
[kind] verzoekt gegrondverklaring van de ontkenning van het door huwelijk ontstane vaderschap van de man.
3.2
Ter onderbouwing van haar verzoek heeft [kind] het volgende aangevoerd.
[kind] heeft voor haar meerderjarigheid op enig moment van haar moeder vernomen dat de man niet haar biologische vader is. [kind] heeft een DNA- onderzoek laten verrichten bij Verilabs te Leiden. Het rapport is afgegeven op 4 juli 2013. Uit de analyse van dit onderzoek is gebleken dat de man is uitgesloten van het biologisch vaderschap met betrekking tot [kind].

4.Verweer

De man heeft geen verweer gevoerd en is, hoewel daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

5.Beoordeling

5.1
Door de omstandigheid dat de moeder de Nederlandse nationaliteit bezit en de man de Egyptische nationaliteit, draagt de onderhavige zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag beantwoord dient te worden of de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht toekomt.
Deze vraag kan op grond van het bepaalde in artikel 3 aanhef en onder a. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevestigend worden beantwoord, nu uit de overgelegde stukken is gebleken dat [kind] haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
5.2
Vervolgens komt de vraag aan de orde welk recht van toepassing is op het verzoek.
De beantwoording van deze vraag dient te geschieden aan de hand van het bepaalde in de artikelen 10:92 en 10:93 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.3
In artikel 10:93, eerste lid, BW is bepaald dat of familierechtelijk betrekkingen als bedoeld in artikel 10:92 BW in een gerechtelijke procedure tot gegrondverklaring van een ontkenning kunnen worden tenietgedaan, wordt bepaald door het recht dat ingevolge dat artikel op het bestaan van die betrekkingen toepasselijk is.
Uit artikel 10:92 lid 3 BW volgt dat de vraag welk recht van toepassing is op een verzoek tot ontkenning van het vaderschap dient te worden beantwoord tegen het tijdstip van de geboorte van het kind.
In artikel 10:92, eerste lid BW is bepaald dat of een kind door geboorte in familierechtelijke betrekkingen komt te staan tot de vrouw uit wie het is geboren en de met haar gehuwde of gehuwd geweest zijnde persoon of de persoon met wie zij door een geregistreerd partnerschap is verbonden of verbonden is geweest, wordt bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de vrouw en die persoon of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar de vrouw en die persoon elk hun gewone verblijfplaats hebben, of indien ook dit ontbreekt, door het recht van de gewone verblijfplaats van het kind.
Uit deze bepalingen volgt derhalve dat, voor de vraag welk recht van toepassing is op een verzoek tot ontkenning van het vaderschap dient te worden aangeknoopt bij het recht dat volgens artikel 10:92, eerste lid BW wordt gevonden indien toegepast tegen het tijdstip van de geboorte van het kind.
De moeder en de man hebben – en hadden - geen gemeenschappelijke nationaliteit. Blijkens het uittreksel uit de basisregistratie persoonsgegevens is het bijhouden van de inschrijving van de man in de basisregistratie met ingang van 13 juni 1997 opgeschort en is geen adres in of buiten Nederland van hem bekend. Niet is duidelijk geworden wanneer de man Nederland heeft verlaten en of hij ten tijde van de geboorte van [kind] zijn gewone verblijfplaats nog in Nederland had. Bepalend is derhalve het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind ten tijde van de geboorte. [kind] is geboren in [geboorteplaats] en had ook daar haar gewone verblijfplaats, zodat het Nederlandse recht van toepassing is op het verzoek.
5.4
In artikel 1:200 BW is de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap geregeld. Het verzoek is binnen de in dit artikel genoemde termijn ingediend.
5.5
De moeder van [kind] heeft het verzoek niet tegengesproken.
5.6
Ter zitting is gebleken dat de moeder reeds voor de zwangerschap geen contact meer had met de man. Omdat hij onvindbaar was, heeft het lang geduurd voordat de echtscheiding was geformaliseerd. In die periode is [kind] geboren. Gelet op de wens van [kind] om een DNA-test te kunnen uitvoeren heeft de moeder kennissen en bekenden van de man uit het verleden opgezocht en na lang zoeken contact kunnen krijgen met de man. De man is daarop naar Nederland gekomen voor het uitvoeren van de DNA-test. Daarna is wederom alle contact verbroken. De man is thans onbereikbaar voor de moeder en [kind].
[kind] weet wie haar biologische vader is, maar heeft reeds sinds haar jeugd geen contact met hem.
5.7
Op grond van het bepaalde in artikel 1:199 BW is de man de juridische vader van [kind], omdat de man en de moeder tijdens haar geboorte nog gehuwd waren. Nu uit het DNA-onderzoek is gebleken dat de man is uitgesloten van het biologische vaderschap met betrekking tot [kind], is de rechtbank van oordeel dat het verzoek kan worden toegewezen, nu ook voor het overige niet is gebleken dat het verzoek onrechtmatig is.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1
Verklaart gegrond de ontkenning van het door huwelijk ontstane vaderschap met betrekking tot:
- [kind], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
6.2
Draagt de griffier – op grond van artikel 1:20 e lid 1 BW - op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking -en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A. van den Berg, in tegenwoordigheid van H.M. Zonneveld-de Kwant, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2015.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.