ECLI:NL:RBNHO:2015:1963

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 maart 2015
Publicatiedatum
10 maart 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 3017
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetbelasting en bemiddeling bij kredietverlening: beoordeling van prestaties en vrijstellingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen V.O.F. [X] en de inspecteur van de Belastingdienst over de vraag of de diensten die eiseres verleent onder twee overeenkomsten als één prestatie moeten worden beschouwd. Eiseres, die actief is in de kredietbemiddeling, heeft voor het vierde kwartaal van 2013 omzetbelasting op aangifte voldaan, maar de Belastingdienst heeft geen teruggaaf verleend. Eiseres stelt dat de prestaties die zij onder de overeenkomsten verricht, deels vrijgesteld zijn van omzetbelasting, terwijl verweerder van mening is dat het gaat om één enkele prestatie die vrijgesteld is op grond van artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres tot 7 december 2012 als kredietbemiddelaar opereerde en dat de werkzaamheden na het aangaan van de overeenkomsten met [C] niet zijn gewijzigd. De rechtbank oordeelt dat de diensten die eiseres verleent, als één prestatie moeten worden beschouwd, namelijk bemiddeling bij de verlening van krediet. Deze prestatie is vrijgesteld van omzetbelasting op basis van de relevante wetgeving. De rechtbank wijst erop dat het splitsen van de prestaties in twee overeenkomsten kunstmatig is en dat de werkzaamheden van eiseres voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling.

De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres ongegrond is, en dat de inspecteur van de Belastingdienst gelijk heeft. De uitspraak benadrukt het belang van de aard van de prestatie en de rol van de dienstverrichter in de beoordeling van belastingvrijstellingen. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer: HAA 14/3017
uitspraak van de meervoudige kamer van 16 maart 2015 in de zaak tussen
V.O.F. [X], gevestigd te[Z], eiseres
(gemachtigde: F.W.M. Ruiter),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor [P], verweerder.
Procesverloop
Eiseres heeft voor het vierde kwartaal van 2013 omzetbelasting op aangifte voldaan.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 27 juni 2014 geen teruggaaf verleend.
Verweerder heeft op 4 juli 2014 ambtshalve een teruggaaf verleend van € 5.908 vanwege een dubbele boeking.
Eiseres heeft op 30 juli 2014 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2015 te Haarlem.
Namens eiseres is verschenen [A], vennoot, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.F. Kroezen en J.P.M. de Wit.
Overwegingen
Feiten
1. Tot 7 december 2012 beheert eiseres de websites [G].nl (leningen) en [B].nl (verzekeringen). Het accent ligt op [G].nl. De firmanten van eiseres beoordelen de aanvragen, nemen telefonisch contact op met de aanvrager voor aanvullende gegevens en voeren een BKR-check uit. De aanvraag wordt vervolgens voorgelegd aan een of meerdere kredietverstrekker(s). De van de banken ontvangen offertes worden voorgelegd aan de aanvrager, waarna het gekozen contract kan worden getekend. Niet in alle gevallen komt het uiteindelijk tot een kredietovereenkomst. Voor de afgesloten overeenkomsten ontvangt eiseres een doorlopende provisie van de kredietverstrekker. Eiseres betaalt Google een vergoeding om hoog in de zoekresultaten te staan via ‘adwords’. Per klik betaalt eiseres een vergoeding aan Google.
2. Eiseres is met [C] B.V., een andere kredietbemiddelaar (hierna: [C]), een overeenkomst aangegaan die, voor zover van belang, als volgt luidt (hierna: overeenkomst 1):

OVEREENKOMST VAN OPDRACHT
DE ONDERGETEKENDEN
De [C] B V statutair gevestigd en kantoorhoudend te [D], [E], (…)
en
[X], statutair gevestigd en kantoorhoudend te[Z], (…)
NEMEN HET VOLGENDE IN AANMERKING:
a. a) [C] heeft aan [X] de opdracht gegeven om voor de duur van 7 Maart 2013 tot 7 januari 2014 de volgende werkzaamheden voor haar te verrichten:
- opleveren en gedurende de overeengekomen tijd exclusief ter beschikking van [C] stellen van het internet-platform ‘[F]’ waarop informatie over consumentenkrediet gespreid wordt, zodanig dat [C] met dit platform geschikte nieuwe kredietaanvragen kan genereren;
- instandhouden, instellen en wijzigen van uitingen zoals ‘adwords’ met betrekking tot dit platform:
b) [X] heeft deze opdracht aanvaard.
c) [X] kenmerkt het platform als bijzonder aantrekkelijk door de aangeboden kennis, en instrumenteel voor door [C] gewenste marktsegmenten, enz., met welke geschiktheid [C] echter nog geen ervaring heeft. De bedoeling is dat het platform zo functioneert dat [C] per maand in staat is tenminste 400 kredietaanvragen tot stand te brengen, een gemiddelde conversie te realiseren van 8% met een gemiddeld contractsaldo van € 20.000,-.
Partijen zijn daarom een basisvergoeding overeengekomen voor het exclusieve gebruik van het platform waarboven een kwaliteitsvergoeding betaald wordt, variërend naar gelang [C] met het platform inderdaad bepaalde hoeveelheden kwalitatief goede kredietaanvragen verwerft.
d) Het is de bedoeling van partijen dat ieder van hen de intellectuele eigendomsrechten verwerft en behoudt die in het kader van de eigen werkzaamheden bij ieder van henzelf komen te berusten. De strekking van deze overeenkomst is niet die van overdracht of overgang van dergelijke rechten van de ene naar de andere partij.
e) Partijen geven zich er uitdrukkelijk rekenschap van dat zij naast elkaar twee overeenkomsten aangaan en dat voortzetting van de duur van de éne geen verplichting inhoudt ook de andere te continueren en dat kredietaanvragen verband houdende met deze overeenkomst juist niet onder de uitbesteding onder de andere overeenkomst vallen.
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:

1.Omvang en wijze van uitvoering van de opdracht

1.1
In het kader van deze overeenkomst verbindt [X] zich jegens [C] om de in de considerans van deze overeenkomst beschreven werkzaamheden, alsmede alle andere werkzaamheden die daarmee verband houden (tezamen “het Project”), te doen uitvoeren, om te beginnen op exclusieve basis voor [C].
(…)

3.Vergoeding

3.1
Gedurende het project is [C] aan [X] verschuldigd per maand dat deze overeenkomst loopt
a) een basisvergoeding van € 10.000,- (…) ex BTW;
b) een staffelvergoeding ex BTW die (op basis van 8% conversie en € 20.000,- contractsaldo) uitgaat van het totaal maandelijks gesloten contractbedrag (vormt de basis voor verrekening).
Aanvragen Bijbehorend contractbedrag Bedrag
[staffel]
3.2
Een aanvraag gegenereerd door het platform komt voor de vergoeding onder deze overeenkomst in aanmerking als de gegevens door een bestaande persoon voor zichzelf zijn opgegeven, en minimaal bekend zijn: de naam, een telefoonnummer, geboortedatum en woonsituatie.
(…)”
3. Eiseres is met [C] B.V. een tweede overeenkomst aangegaan die, voor zover van belang, als volgt luidt (hierna: overeenkomst 2):

OVEREENKOMST VAN OPDRACHT
DE ONDERGETEKENDEN.
De [C] B V statutair gevestigd en kantoorhoudend te [D], [E], (…)
en
[X], statutair gevestigd en kantoorhoudend te[Z], (…)
NEMEN HET VOLGENDE IN AANMERKING
a. a) [C] heeft aan [X] de opdracht gegeven om in de periode van 7 maart 2013 tot 7 januari 2014 de volgende werkzaamheden voor haar te verrichten:
- het op naam van [C] volledig behandelen, overeenkomstig de bij [C] geldende werkwijze en kwaliteitseisen, van kredietaanvragen welke [C] ter behandeling aan [X] toewijst.
b) [X] heeft deze opdracht aanvaard.
c) [X] is adequaat verzekerd, voldoet aan alle eisen om zelf als kredietbemiddelaar in consumptief krediet werkzaam te zijn en beschikt over een daarop ziende vergunning onder de Wet Financieel Toezicht van de Autoriteit Financiële Markten.
d) Partijen geven zich er uitdrukkelijk rekenschap van dat zij naast elkaar twee overeenkomsten aangaan en dat voortzetting van de duur van de éne geen verplichting inhoudt ook de andere te continueren en dat kredietaanvragen verband houdende met de andere overeenkomst juist niet onder de uitbesteding onder deze overeenkomst vallen.
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:

1.Omvang en wijze van uitvoering van de opdracht

1.1
In het kader van deze overeenkomst verbindt [X] zich jegens [C] om de in de considerans van deze overeenkomst beschreven werkzaamheden (tezamen “het Project”), te doen uitvoeren.
1.2
[C] is vrij in de hoeveelheid aanvragen die zij uitbesteed aan [X]. Partijen hebben de verwachting dat een hoeveelheid aanvragen van grofweg 750 per maand uitbesteed zal worden aan [X]. (…)
(…)

3.Honorarium

3.1
Voor het verrichten van de afhandeling ontvangt [X] maandelijks een bedrag exclusief BTW van € 2,50 per kredietaanvraag of € 118,15 per afgesloten kredietovereenkomst (incl. vergoeding behandeling kredietaanvraag).
3.2
Per maand zal [X] hij [C] een nota indienen voor de vergoeding vermeerderd met omzetbelasting waarbij een specificatie wordt geleverd, die inzicht verschaft in de wijze waarop het bedrag van de nota tot stand is gekomen.
3.3
[C] is aan [X] geen andere vergoedingen verschuldigd dan genoemd in de leden 1 en 2 van dit artikel.
(…)”
4. Eiseres is overeenkomst 1 en overeenkomst 2 eerst voor een proefperiode van drie maanden met [C] aangegaan (voor de periode 7 december 2012 tot 7 maart 2013).
Geschil1. In geschil is primair of overeenkomst 1 en overeenkomst 2 betrekking hebben op één prestatie, wat verweerder verdedigt en eiseres bestrijdt. Indien het gelijk op dit punt aan eiseres is, is subsidiair in geschil of de prestaties die eiseres op grond van overeenkomst 1 verricht zijn vrijgesteld, zoals verweerder verdedigt, dan wel deels belast, zoals eiseres verdedigt. Voor overeenkomst 1 voert eiseres aan dat het deel van de vergoeding dat ziet op het internetplatform belast is, terwijl het deel van de vergoeding dat ziet op het genereren van de kredietleads, de staffel, vrijgesteld is. Tevens is in geschil of de prestaties die eiseres op grond van overeenkomst 2 verricht zijn vrijgesteld, zoals verweerder verdedigt, dan wel belast, zoals eiseres verdedigt. Indien het gelijk aan eiseres is, is tussen partijen niet in geschil dat aan eiseres een teruggaaf moet worden verleend van € 33.477.
Beoordeling van het geschil
2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat sprake is van verschillende prestaties. Als gevolg van het samenstel van de overeenkomsten behandelt eiseres de marketing en de binnenkomende kredietaanvragen voor [C]. Tot 7 december 2012 traden de firmanten op als kredietbemiddelaars, daarna niet meer. De firmanten worden ingehuurd door [C] om op naam van [C] werkzaamheden te verrichten. De contracten worden gesloten namens [C], de contracten staan bij [C] in de boeken en [C] ontvangt de provisie. De prestaties die eiseres onder overeenkomst 1 verricht, zijn deels vrijgesteld van omzetbelasting. De vrijstelling ziet op het genereren van de kredietleads. Het bedrag dat eiseres volgens de staffel ontvangt, is als gevolg hiervan vrijgesteld van omzetbelasting. Het deel dat ziet op het internetplatform, de vaste vergoeding, is belast. De vergoeding voor de werkzaamheden die op grond van overeenkomst 2 worden verricht, is belast. Het betreft hier de uitvoering van de werkzaamheden als onderaannemer van [C]. Eiseres wijst er voorts op dat de overeenkomsten apart kunnen worden aangegaan. Op 5 januari 2015 is eiseres een overeenkomst aangegaan met Interbank voor alleen de diensten voor het internetplatform. Eiseres heeft geen belastingvoordeel van de twee overeenkomsten.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat sprake is van één prestatie, die kwalificeert als het bemiddelen bij kredietverlening. Deze prestatie is vrijgesteld op de voet van artikel 11, eerste lid, onderdeel j, ten eerste, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet OB). Het doel van de afnemer, [C], is het tot stand komen van kredietovereenkomsten. Het internetplatform is slechts het middel om het gewenste resultaat te bereiken. Met het opmaken van twee overeenkomsten, één voor het in stand houden van het internetplatform en één voor de behandeling van de kredietaanvragen, wordt de hoofdprestatie, het bemiddelen bij kredietverlening, kunstmatig gesplitst. Eiseres beschikt over de expertise en de vergunning van de AFM om als kredietbemiddelaar op te treden. Dat is voor de afnemer doorslaggevend om een overeenkomst met eiseres aan te gaan. In overeenkomst 2 is de vergunning van de AFM ook als voorwaarde opgenomen. De werkzaamheden kunnen niet worden gezien als eenvoudige materiële of administratieve dienstverlening.
4. De rechtbank stelt voorop dat uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 25 februari 1999, zaak C-349/96, Card Protection Plan, volgt dat elke verrichting normaal gesproken als onderscheiden en zelfstandig moet worden beschouwd. Een verrichting waarbij economisch gesproken één prestatie wordt verleend, moet niet kunstmatig uit elkaar worden gehaald. Daarbij is van belang vast te stellen wat de kenmerkende elementen van de betrokken handeling zijn, om te bepalen of de consument, beschouwd als een modale consument, meerdere hoofdprestaties dan wel één enkele prestatie afneemt. Er is met name sprake van één prestatie ingeval één of meerdere elementen moeten worden geacht de hoofdprestatie te vormen, terwijl één of meer andere elementen moeten worden beschouwd als één of meer bijkomende prestaties, die het fiscale lot van de hoofdprestatie delen. Een prestatie moet worden beschouwd als bijkomend bij een hoofdprestatie, wanneer hij voor de consumenten geen doel op zich is, doch een middel om de hoofdprestatie van de ondernemer zo aantrekkelijk mogelijk te maken.
5. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (arrest van 21 juni 2007, zaak C-453/05, Volker Ludwig, alsmede de daar aangehaalde rechtspraak), volgt voorts dat verrichte diensten alleen als vrijgestelde financiële bemiddelingshandelingen kunnen worden gekwalificeerd, wanneer zij over het geheel genomen een afzonderlijk geheel vormen, dat de kenmerkende en essentiële functies van de bemiddelingsdienst vervult. Dienaangaande heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie geoordeeld dat de bemiddelingsactiviteit een tussenkomst is die onder meer kan inhouden dat een contractpartij wordt gewezen op gelegenheden om een overeenkomst te sluiten, dat voor hem contact met de wederpartij wordt gelegd, en dat in naam en voor rekening van de cliënt wordt onderhandeld over de details van de wederzijdse prestaties, waarbij deze activiteit tot doel heeft het nodige te doen opdat twee partijen een overeenkomst sluiten, zonder dat de bemiddelaar een eigen belang heeft inzake de inhoud ervan. Uit het voorgaande volgt derhalve dat de erkenning van een vrijgestelde bemiddelingsactiviteit niet noodzakelijkerwijs afhangt van het bestaan van een contractuele band tussen de verrichter van de bemiddelingsdienst en een van de partijen bij de kredietovereenkomst.
6. De rechtbank is van oordeel dat de diensten die eiseres onder overeenkomst 1 en overeenkomst 2 aan [C] verleent, als één prestatie moet worden beschouwd en wel als bemiddeling bij de verlening van krediet. Deze prestatie is op de voet van artikel 11, eerste lid, onderdeel j, ten eerste, van de Wet OB vrijgesteld van omzetbelasting. Ter zitting heeft de vennoot van eiseres desgevraagd bevestigd dat de feitelijke werkzaamheden van eiseres na het aangaan van de beide overeenkomsten met [C] niet zijn gewijzigd. Uit de beschrijving van de feitelijke werkzaamheden, waarvan een verslag tot de gedingstukken behoort, is af te leiden dat deze werkzaamheden voldoen aan de beschrijving die het Hof van Justitie van de Europese Unie in het onder 5 genoemde arrest heeft gegeven van vrijgestelde bemiddelingshandelingen. Eiseres brengt via het internetplatform het contact tot stand tussen de consument en de kredietverstrekker en doet vervolgens met behulp van haar kennis en AFM-vergunning het mogelijke om een contract tot stand te brengen tussen deze partijen, waaronder het behandelen van de aanvraag. Het onderbrengen van deze ene prestatie in twee overeenkomsten komt neer op het kunstmatig splitsen daarvan. Zoals verweerder ter zitting heeft betoogd, is in dit verband van belang dat de partijen tussen wie wordt bemiddeld geen wijziging hebben ervaren als gevolg van de splitsing en dat het wezenlijke doel van deze partijen nog steeds het sluiten van een kredietovereenkomst is. Voor dit doel zijn alle werkzaamheden die eiseres verricht van belang. Het gebruik van het internetplatform is in dit verband bijkomstig, want bedoeld om de hoofddienst (de kredietbemiddeling) zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Het behandelen van de aanvraag kan, gelet op de expertise en de AFM-vergunning van eiseres, niet worden beschouwd als een eenvoudige, technische of administratieve dienst. De daarmee gemoeide werkzaamheden gaan eveneens op in de eerder genoemde hoofddienst.
7. Dat eiseres geen doorlopende provisie meer ontvangt is, anders dan zij ter zitting heeft betoogd, niet van belang. De wijze waarop de vergoeding wordt berekend is niet doorslaggevend voor het antwoord op de vraag of één prestatie dan wel meerdere prestaties wordt c.q. worden verricht of naar de aard van de prestatie. Dat eiseres als onderaannemer voor [C] werkt is evenmin van belang. Voor een financiële handeling als de onderhavige is de aard van de prestatie doorslaggevend en niet de status of de identiteit van de dienstverrichter. De tekst van artikel 11, eerste lid, onderdeel j, ten eerste, van de Wet OB bevat geen enkele aanwijzing dat voor de vrijstelling van belang is wie de prestatie verricht, laat staan dat van belang zou zijn of de dienstverrichter hoofdaannemer is of onderaannemer. Dat eiseres in 2015 een overeenkomst met Interbank heeft gesloten voor een deel van de in overeenkomst 1 beschreven prestaties, maakt het voorgaande niet anders. De overeenkomst met Interbank is voor het onderhavige geschil niet van belang.
8. Het gelijk is aan verweerder. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. M.C.A. Onderwater en mr. M.H.L.C. Bijvoet, leden, in aanwezigheid van mr. S.A. Carter, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.