ECLI:NL:RBNHO:2015:1829

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 januari 2015
Publicatiedatum
5 maart 2015
Zaaknummer
3679255 / VV EXPL 14-343
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de beoordeling van dringende redenen in het arbeidsrecht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 januari 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en de besloten vennootschap Burg Non Food B.V. [eiser] was sinds 1999 in dienst bij Burg en werd op 27 oktober 2014 op staande voet ontslagen. Dit ontslag volgde na het versturen van whatsapp-berichten aan een collega, waarin hij afbeeldingen deelde die als kwetsend en ongepast werden beschouwd. Burg stelde dat deze berichten een dringende reden vormden voor het ontslag op staande voet, terwijl [eiser] betwistte dat er sprake was van een dringende reden en vorderde betaling van achterstallig salaris en andere vergoedingen.

De kantonrechter oordeelde dat de whatsapp-berichten, hoewel onbetamelijk, niet de ernst hadden die nodig was voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet. De rechter overwoog dat de inhoud van de berichten voor meerdere uitleg vatbaar was en dat niet was aangetoond dat de leidinggevende, op wie de berichten betrekking hadden, zich daadwerkelijk beledigd of gekrenkt had gevoeld. De kantonrechter wees de vorderingen van [eiser] grotendeels toe, inclusief de betaling van achterstallig salaris en de verplichting voor Burg om loonstroken te verstrekken.

De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van de context en de persoonlijke omstandigheden van de werknemer bij de beoordeling van ontslag op staande voet. De rechter concludeerde dat het ontslag niet rechtsgeldig was en dat de arbeidsovereenkomst voortduurde, wat leidde tot de toewijzing van de vorderingen van [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 3679255 / VV EXPL 14-343
datum uitspraak: 21 januari 2015

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING

inzake

[eiser]

te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. G. van der Meij
tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BURG NON FOOD B.V.
te Klundert
gedaagde
hierna te noemen Burg
gemachtigde mr. N. Sluis

De procedure

[eiser] heeft Burg op 19 december 2014 gedagvaard. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 januari 2015 tezamen met een door Burg ingediend voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [eiser] (zaaknummer 3678226/AO VERZ 14-347). De gemachtigde van Burg heeft pleitnotities overgelegd. Partijen hebben nog stukken in het geding gebracht.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen naar voren hebben gebracht.
De feiten
Burg is een onderneming die zich bezighoudt met de productie en verpakking van (onder andere) schoonmaakmiddelen. Zij heeft een vestiging in Nieuw Vennep en in Klundert. De vestiging in Nieuw Vennep is een productiefabriek met acht vaste medewerkers, die hun werkzaamheden verrichten in ploegen van vier, aangevuld met uitzendkrachten.
[eiser] , 48 jaar oud, is op 25 januari 1999 bij (de rechtsvoorgangster van) Burg in dienst getreden. [eiser] is werkzaam op de vestiging te Nieuw Vennep in de functie van Lijnoperator B tegen een salaris van € 2.756,09 bruto per maand, inclusief een garantietoeslag van € 479,19 bruto en exclusief 8% vakantietoeslag.
Op 2 oktober 2014 heeft [eiser] een e-mail gestuurd aan de bij Burg werkzame [XXX] , met onder meer de volgende inhoud: “
De frustraties bij ons op de werkvloer nemen bij mijn collega’s met de dag toe […] Het komt er in het kort op neer dat het bij ons ontbreekt aan een krachtige leiding, de persoon die daar […] voor aangewezen is ( [YYY] ) is daar […] niet geschikt voor […] De ploegendiensten verlopen chaotisch, vaak is er in de avonduren geen leiding aanwezig […] Dan de afdeling logistiek, mijn collega [ZZZ] windt zich ook bijna dagelijks vreselijk op over de manier van planning […] ik heb vernomen dat [AAA] het ook over het algemeen met hem eens is, [AAA] wil dan ook de planning vanuit Klundert voor ons gaan regelen, maar dat probeert [YYY] uit alle macht tegen te houden, waarschijnlijk uit angst voor zijn positie.
Op vrijdag 24 oktober 2014 heeft [eiser] ’s avonds vanuit zijn woonhuis twee whatsapp- berichten gestuurd aan [BBB] , die als uitzendkracht in de vestiging van Burg te Nieuw Vennep werkzaam is (hierna: [BBB] ). Deze berichten bevatten een foto van een grafsteen met als tekst “
[YYY] Voor altijd weg door de servercrash maar voorgoed in ons hart” en een foto van een lijkwagen met de tekst “
[YYY] hol schon mal den Wagen”.
Diezelfde avond heeft [BBB] [CCC] , ploegleider bij Burg (hierna: [CCC] ) op de hoogte gesteld van de ontvangst van de whatsapp-berichten en hem deze toegestuurd. [CCC] heeft op zijn beurt die avond [DDD] , bedrijfsleider (hierna: [DDD] ), over de door [eiser] aan [BBB] gestuurde foto’s ingelicht.
Op maandag 27 oktober 2014 heeft Burg [eiser] op staande voet ontslagen. Op dezelfde dag heeft [eiser] het volgende whatsapp-bericht aan [DDD] gestuurd: “
, ik heb nu de tijd gehad om het te laten bezinken: mijn gemeende excuses […] ik wil mijn baan absoluut niet kwijt!
Op 28 oktober 2014 heeft Burg het ontslag op staande voet schriftelijk aan [eiser] bevestigd, waarbij zij onder meer het volgende heeft opgemerkt: “
De door u aan [BBB] verstuurde afbeeldingen zijn dermate kwetsend en ongepast, dat er sprake is van een dringende reden in de zin van artikel 7:678 lid 2 sub e juncto sub k BW. Het verzenden van de betreffende afbeeldingen aan [BBB] zijn voor [YYY] beledigend, respectloos en krenkend en/of bedreigend. [BBB] gaf daarbij te kennen dat hij zeer ontdaan is over het feit dat u dergelijke afbeeldingen met betrekking tot [YYY] aan hem hebt verstuurd.

De vordering

[eiser] vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van Burg tot: 1. betaling van € 599,15 bruto ter zake van achterstallig salaris over 26 tot en met 31 oktober 2014, vermeerderd met de wettelijke verhoging, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente;
2. betaling van het salaris tot het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst;
3. overlegging aan [eiser] binnen vijf dagen na wijzen vonnis van de loonstrook over oktober 2014 en verstrekking aan [eiser] van loonstroken, telkens op de laatste dag van de maand, een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag;
met veroordeling van Burg in de kosten van het geding.
[eiser] legt aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag.
Burg heeft [eiser] op 27 oktober 2014 ten onrechte op staande voet ontslagen. Van een dringende reden was geen sprake. [eiser] heeft gedurende zijn 16-jarig dienstverband bij Burg steeds goed gefunctioneerd. Met de whatsapp-berichten die [eiser] aan [BBB] heeft gestuurd, heeft [eiser] nimmer willen suggereren dat [YYY] , die op het werk [YYY] wordt genoemd, overleden zou zijn. De berichten waren slechts bedoeld als grap, waarmee [eiser] niemand, ook [YYY] niet, heeft willen kwetsen. [eiser] heeft de afbeeldingen vanuit zijn privé sfeer en niet tijdens het werk naar [BBB] gestuurd. Aan [YYY] heeft [eiser] de afbeeldingen niet gezonden, dus van een (directe) belediging, laat staan bedreiging van [YYY] , is geen sprake. [eiser] en [YYY] maakten wel vaker grappen over en met elkaar. Dat was op de werkvloer niet ongebruikelijk. [eiser] kent [YYY] al bijna 24 jaar. Hij weet zeker dat [YYY] de afbeeldingen niet als bedreigend of kwetsend heeft ervaren. Hij heeft dat in ieder geval nooit van [YYY] vernomen.
Het ontslag op staande voet ontbeert dan ook een dringende reden en is dientengevolge nietig, zodat de arbeidsovereenkomst na 27 oktober 2014 is blijven voortbestaan. [eiser] is en blijft bereid de bedongen arbeid te verrichten. Burg dient [eiser] tot de werkzaamheden toe te laten en haar betalingsverplichtingen jegens hem na te komen.

Het verweer

Burg betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan.
Met het versturen van de whatsapp-berichten heeft [eiser] een grens overschreden. De afbeeldingen van een grafsteen en een lijkwagen met vermelding van de naam waarmee [YYY] , de direct leidinggevende van [eiser] , bij Burg wordt aangeduid, zijn beledigend, respectloos, krenkend en/of bedreigend voor [YYY] . Zij vormen een dringende reden voor het ontslag op staande voet en kunnen niet eenvoudigweg worden afgedaan als grap; toespelingen op de dood van een persoon vallen per definitie niet in de categorie grappen. Het gaat ook niet om uitlatingen in de privé sfeer; [BBB] , aan wie [eiser] de berichten heeft gestuurd, en [YYY] zijn directe collega’s van [eiser] . Het gegeven dat [eiser] gedurende 16 jaar naar tevredenheid van Burg zijn werkzaamheden heeft verricht kan niet als verzachtende omstandigheid gelden. Hetzelfde geldt voor de positie van [eiser] op de arbeidsmarkt of zijn leeftijd.
Met het ontslag op staande voet is de arbeidsovereenkomst dan ook op 27 oktober 2014 rechtsgeldig geëindigd. Vanaf die datum heeft Burg geen betalingsverplichtingen meer jegens [eiser] .
Voor zover zou worden geoordeeld dat aan [eiser] nog loon toekomt, dient de wettelijke verhoging daarover te worden gematigd tot nihil, nu Burg het loon niet heeft stopgezet uit onwil, maar vanuit de stellige overtuiging dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven.

De beoordeling

1. De gevorderde voorlopige voorzieningen zijn slechts toewijsbaar als aan de hand van de feiten en omstandigheden in dit geding de verwachting gewettigd is dat in een tussen partijen nog te voeren bodemprocedure zal komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst niet op 27 oktober 2014 door ontslag op staande voet is geëindigd. Ter zake wordt het volgende overwogen.
2. Op grond van artikel 7:678 eerste lid, BW worden als dringende redenen in de zin van het eerste lid van artikel 7:677 BW beschouwd, zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats in de beschouwing te worden betrokken de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden, dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst toch gerechtvaardigd is.
3. [eiser] beroept zich op omstandigheden die volgens hem de ernst aan de whatsapp-berichten van 24 oktober 2014 ontnemen en die tevens meebrengen dat het ontslag op staande voet wegens een dringende reden niet gerechtvaardigd is. Burg daarentegen stelt zich op het standpunt dat een beroep op deze omstandigheden, wat daar ook van zij, [eiser] niet kan baten, omdat de dringende reden per definitie gelegen is in de door [eiser] verzonden whatsapp-berichten op de ernst waarvan niet kan worden afgedongen.
4. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter zijn de door Burg aangevoerde (persoonlijke) omstandigheden, zoals zijn leeftijd, de duur van zijn dienstverband en zijn staat van dienst, op zichzelf onvoldoende gewichtig om op grond daarvan aannemelijk te achten dat in een bodemprocedure zal komen vast te staan dat het ontslag op staande voet van 27 oktober 2014 een rechtsgrond ontbeert. Wel acht de kantonrechter het niet onaannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het ontslag op staande voet geen stand kan houden. De inhoud van de berichten is voor meerdere uitleg vatbaar. De whatsapp-berichten, waarmee [eiser] weliswaar de grens van het betamelijke heeft overschreden door het gebruik van de afbeeldingen, verdienen door de daarbij gevoegde teksten niet de (ernstige) kwalificatie van een regelrechte bedreiging. Daarbij is van belang dat [eiser] de whatsapp-berichten niet aan [YYY] zelf heeft verstuurd en dat niet duidelijk is hoe [YYY] , op wie de berichten betrekking hebben, die berichten heeft opgevat. Een verklaring van [YYY] zelf ontbreekt en uit de enkele stelling van Burg dat [YYY] heeft aangegeven niets meer met de kwestie te maken te willen hebben, kan niet worden afgeleid of [YYY] zich door die berichten daadwerkelijk beledigd, gekrenkt of bedreigd heeft gevoeld.
5. Het voorgaande brengt mee dat het gedeelte van de gevorderde voorlopige voorziening dat ziet op betaling van het salaris vanaf 26 oktober 2014 zal worden toegewezen tot het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst, inclusief de wettelijke verhoging over het bedrag van € 599,15 bruto, alsmede de wettelijke rente daarover vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van de algehele voldoening. Voorts zal Burg worden veroordeeld tot overlegging binnen 5 dagen na betekening van het vonnis van de loonstrook over de periode oktober 2014, alsmede die over de maanden november 2014 en december 2014. De vordering die ziet op veroordeling van Burg tot het verstrekken van loonstroken over de daarop volgende maanden, zal bij gebreke van spoedeisend belang worden afgewezen. Voor toewijzing van de gevorderde dwangsom is geen aanleiding nu gesteld noch gebleken is dat Burg met nakoming van de veroordeling tot het verstrekken van de loonstroken in gebreke zal blijven.
6. De proceskosten komen voor rekening van Burg omdat deze voor het grootste deel in het ongelijk wordt gesteld.

De beslissing

De kantonrechter:
- veroordeelt Burg bij wijze van voorlopige voorziening:
1. om aan [eiser] te betalen € 599,15 bruto ter zake van achterstallig salaris over 26 tot en met 31 oktober 2014, vermeerderd met de wettelijke verhoging, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente;
2. om aan [eiser] te betalen het salaris vanaf 1 november 2014 tot het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst;
3. om aan [eiser] binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis te verstrekken de loonstroken over de periode oktober 2014 en de maanden november en december 2014;
- veroordeelt Burg tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiser] tot en met vandaag worden begroot op de volgende bedragen:
dagvaarding € 93,80
griffierecht € 77,00
salaris gemachtigde € 800,00;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.