ECLI:NL:RBNHO:2015:1604

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 februari 2015
Publicatiedatum
2 maart 2015
Zaaknummer
15/660252-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepteelt in Beverwijk met 103 hennepplanten

Op 26 februari 2015 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van hennepteelt. De zaak betreft een hennepkwekerij die werd aangetroffen in de gemeente Beverwijk, waar de verdachte in de periode van 25 januari 2013 tot en met 1 februari 2013 opzettelijk 103 hennepplanten heeft geteeld. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. E. Visser, en de verdediging door de raadsman, mr. L.J. Woltring. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging. De verdachte heeft het feit bekend, en de rechtbank heeft op basis van de bekennende verklaring en de proces-verbaal van de politie tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit besloten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het handelen van de verdachte in strijd is met de Opiumwet en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De officier van justitie had een taakstraf van 100 uren gevorderd, maar de rechtbank heeft, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop, besloten om een taakstraf van 60 uren op te leggen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot het verrichten van onbetaalde arbeid, met een vervangende hechtenis van 30 dagen bij niet-nakoming.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/660252-13 (P)
Uitspraakdatum: 26 februari 2015
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 februari 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. E. Visser, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. L.J. Woltring, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij (op een of meerdere tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 25 januari 2013 tot en met 1 februari 2013 in de gemeente Beverwijk opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 103, althans een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 11 februari 2013, opgesteld door [verbalisant];
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Indicatieve Verdovende Middelen Test d.d. 1 februari 2013, opgesteld door [verbalisant].
3.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 25 januari 2013 tot en met 1 februari 2013 in de gemeente Beverwijk opzettelijk heeft geteeld, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand aan [adres 2], een hoeveelheid van in totaal 103 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B en C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis.
6.2.
Standpunt van de verdachte
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat een taakstraf van 80 uren, waarvan een deel voorwaardelijk als stok achter de deur, passend is.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en de bespreking aldaar van het reclasseringsadvies dat over verdachte is opgesteld d.d. 5 november 2014, is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in bedrijf hebben van een hennepkwekerij met ongeveer 103 hennepplanten in zijn woning. Hennep is een stof waarvan het gebruik tot ernstige gezondheidsproblemen kan leiden. Verdachte heeft door aldus te handelen zijn eigen financieel gewin dat hij met de kwekerij wilde behalen boven de volksgezondheid laten prevaleren. Daarbij droeg verdachte als kweker van een aanzienlijke hoeveelheid hennepplanten bij aan een keten van criminele activiteiten die de samenleving ontwricht.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met het tijdsverloop tussen het aantreffen van de hennepkwekerij en de inhoudelijke behandeling van de strafzaak. Voorts is de rechtbank van oordeel dat in de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de korte duur van de tenlastegelegde en bewezenverklaarde periode grond is gelegen enigszins af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding een voorwaardelijk strafdeel op te leggen als stok achter de deur, nu verdachte de afgelopen twee jaar geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd en de reclassering de kans op recidive als laag heeft ingeschat.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.
3 en 11 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
zestig (60) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door dertig (30) dagen hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.J.G. Leeuw, voorzitter,
mr. E.C. Smits en mr. J.A.M. Jansen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. V.J.M. Goldschmeding,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 februari 2015.
Mr. Leeuw is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.