In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 november 2014 op Schiphol werd aangehouden. De verdachte, afkomstig uit Suriname, arriveerde met vlucht PY 994 en werd geselecteerd voor een verscherpte controle. Tijdens deze controle werd in zijn bagage een hoeveelheid cocaïne aangetroffen, verborgen in bonbons. De officier van justitie, mr. F.A.C. Kooper-Gerritsen, vorderde bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. E.G.S. Roethof, vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na het horen van de standpunten van beide partijen, concludeerde de rechtbank dat de verdachte opzettelijk cocaïne had ingevoerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor de inhoud van zijn bagage, en dat er geen aannemelijke feiten waren die zijn verklaring konden onderbouwen dat hij niet op de hoogte was van de cocaïne. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk een hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland had gebracht, en sprak hem vrij van andere tenlasteleggingen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 20 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en oordeelde dat de ingevoerde hoeveelheid cocaïne bestemd was voor verdere verspreiding en handel, wat ernstige gevolgen heeft voor de gezondheid van personen.