ECLI:NL:RBNHO:2015:1602

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 februari 2015
Publicatiedatum
2 maart 2015
Zaaknummer
15/801123-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne op Schiphol

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne. De verdachte werd ervan beschuldigd op of omstreeks 2 oktober 2013, samen met anderen, opzettelijk een hoeveelheid cocaïne van ongeveer 11.979 gram binnen het grondgebied van Nederland te hebben gebracht. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F.A.C. Kooper-Gerritsen, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. P.W. van Rijmenam-van Oosterom.

De rechtbank heeft in haar overwegingen het niet-ontvankelijkheidsverweer van de verdediging verworpen, waarbij werd gesteld dat er sprake was van onherstelbare vormverzuimen in het vooronderzoek. De rechtbank oordeelde dat de procedurele voorschriften voldoende waren nageleefd en dat er geen ernstige inbreuk was op de beginselen van een goede procesorde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging.

Wat betreft het bewijs heeft de rechtbank geoordeeld dat het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend kon worden bewezen, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Echter, het subsidiair ten laste gelegde feit, dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne, werd wel bewezen verklaard. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de rol van de verdachte in het geheel en de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd. De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 44 maanden opgelegd, met aftrek van het voorarrest, en heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor het subsidiair bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/801123-13
Uitspraakdatum: 27 februari 2015
Tegenspraak
Vonnis (P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 januari 2014 en 13 februari 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Marokko),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F.A.C. Kooper-Gerritsen en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. P.W. van Rijmenam-van Oosterom, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 2 oktober 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne (te weten ongeveer 11.979 gram netto), zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 2 oktober 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam en/of Hoofddorp en/of (elders in) Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne (te weten ongeveer 11.979 gram netto), zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of heeft verschaft en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of diens mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en) hebbende hij, verdachte, en/of diens mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
- ( meermalen) met elkaar en/of met (een contactpersoon van) opdrachtgever(s) en/of afnemer(s) (telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- ( meermalen) afspraken gemaakt en/of overleg gevoerd en/of gesproken met elkaar over het in ontvangst nemen van verdovende middelen en/of het geven van instructies/aanwijzingen aan een mededader en/of een persoon genaamd[koerier] en/of
- zich als medewerker van [bedrijfsnaam 1] BV en/of [bedrijfsnaam 2], al dan niet tijdens werktijd, beschikbaar gesteld en/of gehouden en/of zich daarbij opgehouden in een of meerdere vertrek(ken) van de Luchthaven Schiphol en/of (vervolgens) aanwijzingen/inlichtingen verschaft aan een een persoon, genaamd[koerier], in welke richting en/of naar welk vertrek zich deze[koerier] diende te begeven en/of alwaar deze[koerier] een zich bij zich dragende/met zich vervoerende (rug)tas diende te deponeren/achter te laten en/of (vervolgens) een (rug)tas van[koerier] in ontvangst genomen en/of een (rug)tas welke die[koerier] had achtergelaten opgepakt en/of verplaatst en/of (vervolgens) een (rug)tas opengemaakt en/of uit voornoemde (rug)tas meerdere pakketten genomen en/of gedeponeerd in/op een (schoonmaak)emmer en/of kar en/of
- een auto voorhanden/ter beschikking gehad waarin de cocaïne vervoerd kon worden.

2.Voorvragen

De raadsvrouw heeft betoogd dat, gelet op de gang van zaken in het vooronderzoek, sprake is van onherstelbare vormverzuimen in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering (Sv).
De omissies in het opsporingsonderzoek bestaan uit het ongecontroleerd laten bellen door de koerier zonder spoedtap, het niet opnemen van camerabeelden en het te vroeg ingrijpen. Daarnaast zijn cruciale stukken voor de verdediging achtergehouden en is er onjuist geverbaliseerd, waardoor oncontroleerbaar is wat daadwerkelijk is voorgevallen. Deze handelwijze levert een evidente schending op van de beginselen van een goede procesorde en het recht op een eerlijk proces. Derhalve dient het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk te worden verklaard, aldus de raadsvrouw.
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval geen sprake van vormverzuimen in de zin van artikel 359a Sv. Vast staat dat er naar aanleiding van het dossier onduidelijkheden zijn ontstaan, hetgeen voor de rechtbank aanleiding heeft gevormd om het onderzoek bij tussenbeslissing van 24 januari 2014 te heropenen. De reden voor deze heropening levert echter geen vormverzuim op in de zin van artikel 359a Sv. Bovendien hebben de nadere verhoren van de verbalisanten bij de rechter-commissaris voldoende helderheid over deze onduidelijkheden verschaft.
Gedurende het vooronderzoek zijn de strafprocesrechtelijke geschreven en ongeschreven vormvoorschriften voldoende nageleefd en er is geen sprake van een zodanig ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijk procesorde dat daardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is geschonden. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Overigens heeft de rechtbank vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ook overigens ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – voor het geval dat het niet-ontvankelijkheidsverweer wordt verworpen – vrijspraak bepleit wegens gebrek aan bewijs voor zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde feit.
3.3.
VrijspraakMet de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De Koninklijke Marechaussee heeft de pakketten cocaïne die de betreffende koerier binnen het grondgebied van Nederland had gebracht in beslag genomen en heeft deze omgewisseld voor pakken printpapier. Verdachte is pas bij de daaropvolgende observatie voor het eerst in beeld gekomen bij de Koninklijke Marechaussee. Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting zijn er onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat verdachte voordat de koerier in Nederland was aangekomen op een zodanige intensieve manier bij de drugssmokkel was betrokken, dat sprake was een bewuste en nauwe samenwerking met de (mede)pleger(s) van dit feit. Van het medeplegen van het verrichten door verdachte van handelingen gericht op het verdere vervoer en de overdracht van binnen het grondgebied van Nederland gebrachte verdovende middelen is evenmin sprake, nu de door verdachte verweten handelingen zijn verricht nadat de cocaïne reeds in beslag was genomen. Derhalve is ten aanzien van verdachte geen sprake van medeplegen van de invoer van cocaïne binnen het grondgebied van Nederland.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 2 oktober 2013 komt[koerier] met vlucht KL 0774 vanuit Lima aan op Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Bij de verscherpte controle wordt de bagage van verdachte aan een onderzoek onderworpen. In zijn rugtas worden negen pakketten met een witte substantie aangetroffen die een positieve kleurreactie geeft met de MMC cocaïnetest. [2] Het totale nettogewicht van de witte substantie is 11.979,1 gram en er worden monsters aan het Douane Laboratorium te Amsterdam gestuurd. [3] Aldaar wordt vastgesteld dat de substantie cocaïne is. [4] [koerier] wordt aangehouden en hij geeft aan dat hij een telefoonnummer moest bellen en naar gate D-21 moest gaan om de rugtas over te dragen. [koerier] zegt dat hij wil meewerken aan het onderkennen van zijn afhalers. [5] De pakketten met cocaïne worden uit de rugtas verwijderd en vervangen door pakketten printpapier. [6]
[koerier] begeeft zich naar de D-pier en onderweg belt hij meermalen vanaf een telefooncel. Verdachte [medeverdachte 2] loopt heen en weer op de D-pier en kijkt schichtig om zich heen. Hij loopt richting D-21 waar verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] staan. Ze voeren vijf minuten lang een gesprek met zijn drieën. Daarna komt [medeverdachte 2] ongevraagd naar [koerier] toe, tikt hem aan en wijst hem in de richting van de D-21. [koerier] gaat naar gate D-21. Verdachte [medeverdachte 1] gaat gate D-21 binnen. [koerier] ook. Na hem gaat verdachte [verdachte] ook de gate binnen. [koerier] verlaat de gate zonder rugtas. Verdachte [medeverdachte 1] trekt met beide handen de rugtas een ruimte bij de gate binnen en sluit de deur van die ruimte. Kort daarna verlaat verdachte [medeverdachte 1] deze ruimte en de gate in snelle pas. Verdachte [verdachte] wordt bij D-21 staande gehouden. [7] Verbalisant ziet dat de pakketten printpapier uit de rugtas zijn gehaald en in een schoonmaakemmer gedaan. De rugtas ligt in een kartonnen doos. [8] Op een van de pakketten printpapier wordt de vingerafdruk van verdachte [medeverdachte 1] gevonden. [9]
Op het platform bij D-21 wordt de niet afgesloten bedrijfsauto van het schoonmaakbedrijf waarvoor verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] werken aangetroffen. In de auto wordt de jas van verdachte [medeverdachte 1] met onder meer zijn portefeuille aangetroffen. [10] Het is ongebruikelijk om een bedrijfsauto te laten staan aan de gate. [11] Uit het telecomonderzoek is gebleken dat er veelvuldig telefonisch contact is tussen verdachten [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 2 oktober 2013 en 3 oktober 2013. [12]
3.5.
Bewijsoverweging
Naar het oordeel van de rechtbank kan het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen worden. Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat verdachte zich, tezamen en in vereniging met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], schuldig heeft gemaakt aan handelingen gericht op het verder vervoer vanaf Schiphol van de door koerier [koerier] ingevoerde cocaïne. Deze handelingen dienen juridisch als voorbereidingshandelingen te worden gekwalificeerd.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de processen-verbaal van de verbalisanten niet kunnen worden meegenomen in het bewijs, omdat ze onbetrouwbaar zijn nu de weergegeven tijdstippen niet met elkaar overeenkomen. Er is dan ruimte voor twijfel en voor alternatieve scenario’s die onvoldoende zijn onderzocht. Het ten laste gelegde feit kan dus onvoldoende overtuigend bewezen worden verklaard. Vrijspraak dient te volgen voor het subsidiair ten laste gelegde feit, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar betoog en overweegt hieromtrent het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank leiden de verschillen in de weergave van tijdstippen door de verbalisanten er niet toe dat de inhoud van deze verbalen moeten worden uitgesloten van het bewijs. De inhoud van de hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien zijn in de kern voldoende consistent en het feit dat de tijdstippen niet naadloos op elkaar aansluiten, is in het onderhavige geval niet voldoende om aan de inhoud van de processen-verbaal te twijfelen. Dit weegt des te zwaarder nu de verbalisanten bij de rechter-commissaris duidelijkheid hebben verschaft over een groot deel van de geconstateerde tijdsverschillen, bij de inhoud van hun verklaringen hebben volhard en aanvullingen hebben gegeven op de inhoud van de processen-verbaal betreffende de loop van de gebeurtenissen van 2 oktober 2013 en de daarbij betrokken personen. De rechtbank acht de processen-verbaal van de verbalisanten dan ook voldoende betrouwbaar om tot het bewijs te dienen, heeft geen twijfel over de daarin vastgestelde gang van zaken en ziet onvoldoende concrete omstandigheden waardoor (onderzoek naar) een alternatief scenario in beeld zou dienen te komen. De verdediging heeft ook nagelaten een dergelijk scenario handen en voeten te geven.
3.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
Subsidiair
hij op 2 oktober 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, te weten ongeveer 11.979 gram netto, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft verschaft en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of diens mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit hebbende hij, verdachte, en/of diens mededader(s), tezamen en in vereniging met anderen, (telkens)
- ( meermalen) met elkaar telefonisch contact gelegd en/of onderhouden en/of
- ( meermalen) afspraken gemaakt en/of overleg gevoerd en/of gesproken met elkaar over het in ontvangst nemen van verdovende middelen en/of het geven van instructies/aanwijzingen aan een mededader en/of een persoon genaamd[koerier] en/of
- zich als medewerker van [bedrijfsnaam 1] BV en/of [bedrijfsnaam 2], al dan niet tijdens werktijd, beschikbaar gesteld en/of gehouden en/of zich daarbij opgehouden in een of meerdere vertrekken van de Luchthaven Schiphol en/of (vervolgens) aanwijzingen/inlichtingen verschaft aan een persoon, genaamd[koerier], in welke richting en/of naar welk vertrek zich deze[koerier] diende te begeven en/of alwaar deze[koerier] een zich bij zich dragende/met zich vervoerende rugtas diende te deponeren/achter te laten en/of vervolgens een rugtas van[koerier] in ontvangst genomen en/of een rugtas welke die[koerier] had achtergelaten opgepakt en/of verplaatst en/of vervolgens een rugtas opengemaakt en/of uit voornoemde rugtas meerdere pakketten genomen en/of gedeponeerd in/op een schoonmaakemmer en/of kar.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Subsidiair: medeplegen van een feit als bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voorbereiden of bevorderen, door zich of een ander daartoe gelegenheid en inlichtingen te verschaffen en voorwerpen voorhanden te hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de voorbereidingshandelingen voor de opzettelijke invoer van ongeveer 11.979 gram cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
De luchthaven Schiphol biedt - zoals alle lucht- en zeehavens - een voor de hand liggende en noodzakelijke schakel voor de smokkel van verdovende middelen. Personen die op Schiphol werken verkeren door hun functie in de bijzondere positie dat zij zich vrijelijk kunnen bewegen binnen het beschermd gebied van Schiphol. Dit geldt ook voor verdachte die al lange tijd op Schiphol werkzaam is. Door zich aan onderhavig feit schuldig te maken, heeft verdachte dan ook misbruik gemaakt van het vertrouwen dat uit hoofde van zijn functie in hem is gesteld. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte een leidinggevende rol heeft gehad, maar hij heeft wel een wezenlijke bijdrage geleverd aan het invoertraject als afhaler.
Gezien enerzijds de rol van verdachte, die als minder risicovol moet worden beoordeeld dan die van de koerier, en anderzijds het feit dat de bewezenverklaring niet de invoer van cocaïne, maar slechts voorbereidingshandelingen daartoe betreft, ziet de rechtbank aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie, die aansluiting heeft gezocht bij de LOVS oriëntatiepunten voor de invoer van harddrugs bij iemand met een organiserende rol, is gevorderd. In plaats daarvan zoekt de rechtbank aansluiting bij de straf zoals die door het Gerechtshof aan koerier [koerier] is opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2, 10, 10a van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het subsidiair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
vierenveertig (44) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. Gruijters, voorzitter,
mr. E.J. van Keken en mr. M.S. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. C.W. van der Hoek,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 februari 2015.
Mr. E.J. van Keken en mr. M.S. de Vries zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van bevindingen Douane d.d. 2 oktober 2013, dossierpagina 0.7.
3.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 4 oktober 2013, dossierpagina 0.11.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam d.d. 9 oktober 2013, kenmerk 12060 X 13, los opgenomen in het strafdossier.
5.Proces-verbaal van bevindingen Douane d.d. 2 oktober 2013, dossierpagina 0.7.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 oktober 2013, dossierpagina 0.9.
7.Proces-verbaal van bevindingen Drugs team Schiphol d.d. 3 oktober 2013, dossierpagina 0.8, proces-verbaal van verhoor verdachte [koerier] d.d. 3 oktober 2013, dossierpagina 1.3 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris d.d. 12 augustus 2014, proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] bij de rechter-commissaris d.d. 27 mei 2014, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] bij de rechter-commissaris d.d. 13 mei 2014 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] bij de rechtercommissaris d.d. 13 mei 2014, los opgenomen in het strafdossier.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 oktober 2013, dossierpagina 0.9.
9.Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 10 oktober 2013 en proces-verbaal van dactyloscopisch onderzoek d.d. 22 oktober 2013, dossierpagina 3.7.
10.Proces-verbaal d.d. 4 oktober 2013, dossierpagina 3.6 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris d.d. 14 augustus 2014, los opgenomen in het strafdossier.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 17 oktober 2013, dossierpagina 0.15.
12.Proces-verbaal van analyse historische telecomgegevens d.d. 28 november 2013, dossierpagina 2.10 en proces-verbaal van analyse historische telecomgegevens d.d. 29 november 2013, dossierpagina 4.10, verklaring verdachte [medeverdachte 1] ter terechtzitting d.d. 10 januari 2014.