Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
hierna te noemen: [verzoeker] ,
mr. L.M. de Vries,
1.Het procesverloop
2.De feiten
“[…] In de zaak met bovengenoemde zaaknummer belde ik u zojuist. Graag verzoek ik u een aanhouding voor de comparitie van partijen van morgen. Mijn client heeft mij gemald ziek te zijn.
Ik overlegde kort met de wederpartij. De wederpartij had zich vergist in de datum en geeft eveneens aan morgen niet op een zitting te kunnen komen.
Ik sprak met de wederpartij af dat ik in ieder geval de gelegenheid te baat neem voor overleg met hem zodat wellicht buiten een zitting tot een regeling kan worden gekomen. […]”.
Daar zijn wij niet mee accoord geaan [….].”
Op 23 juni 2015 om 12:06 heeft [A] aan het planningsbureau van de sectie kanton en aan de gemachtigde van [verzoeker] geschreven:
“[…] Weet niet wie u gesproken heeft maar wij kunnen dit verhaal niet bevestigen.
Wij zullen gewoon op de zitting aanwezig zijn […]”.
3.Het standpunt van verzoeker
4.De reactie van de rechter
5.De beoordeling
6.Beslissing
mr. H.M. van Dam en mr. A. van Dongen, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. H.W.A. Huijzer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op
7 september 2015.