ECLI:NL:RBNHO:2015:11923

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 september 2015
Publicatiedatum
11 februari 2016
Zaaknummer
C/15/232950 / HA RK 15/160
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kinderrechter in ondertoezichtstellingzaak

Op 29 september 2015 heeft de Rechtbank Noord-Holland, in de wrakingskamer, een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door verzoekster tegen de kinderrechter, mr. J.J.M. Uitermark. Verzoekster had het verzoek ingediend in het kader van een lopende zaak betreffende de ondertoezichtstelling van haar zoon. Tijdens de zitting werd verzoekster bijgestaan door haar raadsman, mr. R.W. de Gruijl, terwijl de kinderrechter niet aanwezig was. Verzoekster stelde dat zij niet wilde dat dezelfde rechter haar zaak behandelde en dat zij zich geïntimideerd voelde door de medewerkers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam. Ze verzocht om een andere bijzondere curator en wilde wachten op een uitspraak van het Hof en een gesprek met de nationale ombudsman.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de criteria voor onpartijdigheid van de rechter. Het uitgangspunt is dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing vormen voor vooringenomenheid. De wrakingskamer oordeelde dat het enkele feit dat de kinderrechter eerder een zaak in het kader van de ondertoezichtstelling van de zoon van verzoekster had behandeld, op zichzelf geen grond voor wraking vormde. De huidige zaak betrof immers een nieuw verzoek en een andere periode. De wrakingskamer benadrukte dat het niet haar taak was om de inhoudelijke merites van de ondertoezichtstelling te beoordelen, en dat een onwelgevallige uitspraak vatbaar is voor hoger beroep.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot wraking afgewezen, met de beslissing dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zal worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door de voorzitter, mr. M. Mateman, en de leden van de wrakingskamer, mr. A.C. Terwiel en mr. E.C.M. van Mierlo, in aanwezigheid van de griffier, W. van den Bergh. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/15/232950 / HA RK 15/160
Beslissing van 29 september 2015
op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoekster] ,
wonende [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
raadsman mr. R.W. de Gruijl, kantoorhoudende te Rotterdam.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. J.J.M. Uitermark,
hierna te noemen: de kinderrechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoekster heeft op 29 september 2015 ter zitting de wraking verzocht van de kinderrechter in de bij deze rechtbank, afdeling privaatrecht, sectie familie- en jeugdzaken, locatie Haarlem, aanhangige zaak met als zaaknummer C/15/216868 / JU RK 14/844, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2
De kinderrechter heeft niet in de wraking berust.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld ter zitting van de wrakingskamer van 29 september 2015. Verzoekster en de kinderrechter in de hoofdzaak zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar raadsman. De kinderrechter heeft van de geboden gelegenheid, met bericht, geen gebruik gemaakt. Voorts zijn verschenen als toehoorders de bijzondere curator, mr. M.J. Mutsaers en dhr. [A] en mw. [B] namens de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna te noemen; de GI).

2.Het verzoek en de gronden daarvan

2.1
Het verzoek tot wraking is – in de kern weergegeven – gebaseerd op de navolgende gronden.
Ik wil niet dat dezelfde rechter mijn zaak behandelt. Ik wil mr. Donders, maar ik mag ook niet om dezelfde rechter vragen.
Er wordt bovendien niet naar mij geluisterd. Mijn zoon en ik worden geintimideerd door de medewerkers van de GI. Mijn wens om een andere bijzondere curator te krijgen voor mijn zoon is niet gehonoreerd. Bovendien wil ik wachten tot het Hof uitspraak heeft gedaan en het gesprek met de nationale ombudsman heeft plaatsgevonden. Mijn zoon moet het voordeel van de twijfel krijgen en van de ondertoezichtstelling af.
3.
De beoordeling
3.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid. Het subjectieve oordeel van verzoekster is niet doorslaggevend.
3.3
Het enkele feit dat de kinderrechter eerder een zaak in het kader van de ondertoezichtstelling van de zoon van verzoekster heeft behandeld en daarin uitspraak heeft gedaan is op zichzelf genomen geen grond voor wraking. De huidige zaak ziet immers op een nieuw verzoek en een andere periode dan de eerdere zaak.
Anders dan verzoekster kennelijk meent, is het voorts niet de taak van de wrakingskamer de zaak betreffende de ondertoezichtstelling op haar inhoudelijke merites te beoordelen. Een eventueel onwelgevallige uitspraak is immers vatbaar voor hoger beroep en hierin is dan ook geen grond gelegen voor wraking.
3.4
De feiten en omstandigheden die verzoekster ter onderbouwing van haar verzoek naar voren heeft gebracht, leveren geen grond op voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en vormen derhalve geen grond voor wraking. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1
wijst het verzoek tot wraking van de kinderrechter af,
4.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster en de kinderrechter in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
4.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Mateman, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. A.C. Terwiel en mr. E.C.M. van Mierlo, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van W. van den Bergh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2015.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.