Op 23 september 2015 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zitting houdende in Alkmaar, een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoekster tegen mr. J.S. Reid, kantonrechter. Het verzoek tot wraking was ingediend op 22 september 2015, maar de wrakingskamer heeft besloten geen mondelinge behandeling te plannen. De rechtbank oordeelde dat het verzoek kennelijk niet ontvankelijk was omdat de verzoekster geen enkele onderbouwing had gegeven voor haar vrees dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. Volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) kan een rechter gewraakt worden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid in twijfel trekken. De verzoekster had in haar 14 bladzijden tellende verzoekschrift geen relevante feiten of omstandigheden aangevoerd die deze vrees konden rechtvaardigen. Hierdoor voldeed het verzoek niet aan de eisen van artikel 37 lid 2 Rv., dat vereist dat een wrakingsverzoek gemotiveerd moet zijn. De wrakingskamer heeft, in overeenstemming met het wrakingsprotocol van de rechtbank, besloten het verzoek tot wraking buiten behandeling te stellen. De rechtbank verklaarde het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk en beval dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek. Deze beslissing is genomen door mr. L.J. Saarloos, plaatsvervangend voorzitter, in aanwezigheid van D.M.J. van den Biggelaar, griffier. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.