ECLI:NL:RBNHO:2015:11921

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 december 2015
Publicatiedatum
11 februari 2016
Zaaknummer
4203206
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van basisschoolbestuurder wegens schending zorgplicht na melding van seksueel misbruik

In deze zaak heeft [eiseres], in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van [de minderjarige], een vordering ingesteld tegen de stichting [naam stichting], die de basisschool bestuurt waar [de minderjarige] leerling was. De vordering betreft de aansprakelijkstelling van de stichting wegens schending van de zorgplicht na een melding van seksueel misbruik van [de minderjarige] door medeleerlingen op 17 oktober 2013. De rechtbank heeft op 16 december 2015 uitspraak gedaan. Tijdens de procedure heeft [eiseres] gesteld dat de school niet adequaat heeft gereageerd op de meldingen van misbruik en dat dit heeft geleid tot schade voor [de minderjarige]. De stichting heeft de vordering betwist en aangevoerd dat er geen objectief bewijs is voor het misbruik en dat de school passende maatregelen heeft genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stellingen van [eiseres] onvoldoende zijn onderbouwd en dat er geen bewijs is geleverd dat het misbruik daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering ongegrond is en heeft deze afgewezen. Tevens zijn de proceskosten voor rekening van [eiseres] gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 4203206 \ CV EXPL 15-5370
Uitspraakdatum: 16 december 2015
Vonnis in de zaak van:
[eiseres],
verder te noemen: [eiseres]
pro se en in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van
[de minderjarige]
verder te noemen [de minderjarige]
beiden te [woonplaats]
eisers
gemachtigde: mr. S.M. Jurg-Smith
tegen
de stichting [naam stichting],
gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. dr. B.M. Paijmans

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 4 juni 2015 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 12 november 2015 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagde] nog een akte genomen en heeft [eiseres] nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige] is tot de zomervakantie 2014 leerling geweest van [naam basisschool] , een te [plaats] gevestigde openbare basisschool waarvan [gedaagde] bestuurder is.
2.2.
Op 18 oktober 2013 heeft [eiseres] bij de directeur van [de basisschool] geklaagd dat leerlingen [de minderjarige] op 17 oktober 2013 seksueel misbruikt hebben op een toilet van de school.
2.3.
Een kinderarts van het Kennemer Gasthuis heeft [de minderjarige] op 18 oktober 2013 onderzocht en doorverwezen naar de forensische kinderpoli te Utrecht. In de verwijzingsbrief staat het volgende:
"[…]
Anamnese:meisje 6 jaar
Gisteren op school door jongen van groep 4 op toilet betast. hij deed onderbroek naar beneden en de piemel bij haar naar binnen doen. Riep juf die hoorde haar niet. Hierna terug naar de klas. jongetje heeft piemel tegen buik aan gehouden en tegen voorkant vagina aan. eerder mogelijk met vinger. moeder heeft nooit bloed in onderbroek gezien. onderbroek door [de minderjarige] . zelf weggegooid. Dit speelt dus al ruim een jaar, moeder heeft dit op school aangegeven. Aan moeder verteld als ze naar het toilet gaat er altijd jongens mee gaan naar het toilet dat zijn 5 jongens 4 van haar groep en 1 jongen van groep 4. Deze jongens zijn ook allemaal 6-7 jaar. Moeder heeft geen bloed gezien, onderbroek is weggegooid in prullenbak. Er zijn geen andere mensen die dingen met haar doen. […]
Diagnoses:verdenking sexueel misbruik door leeftijdsgenoten bij meisje van 6 jaar […]
Behandelingen:[…] Verwijzing kinder jeugd trauma centrum tel aan moeder meegegeven […]
moeder wil niet naar AMC / forensische poli Utrecht wil dat niemand het weet […]"
2.4.
Op 23 oktober 2013 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen [eiseres] en [naam directeur] , de toenmalige directeur van [de basisschool] . In het gespreksverslag dat [de directeur] hiervan heeft opgesteld, staat het volgende:
"[…] Moeder is na de verwijzing van het Kennemergasthuis in de forensische polikliniek te Utrecht geweest om [de minderjarige] uitgebreid te laten onderzoeken. Zij heeft daar nog geen bericht van gekregen. Aanstaande maandag heeft zij zonder [de minderjarige] een afspraak met het KJTC [kantonrechter: Kinder- en Jeugdtraumacentrum]. Moeder geeft aan dat zij niet wil dat ik contact met het KJTC en de polikliniek opneem omdat zij juridische stappen overweegt. […] Moeder is ook bij de politie geweest maar heeft daar geen aangifte gedaan. Volgens moeder zegt de politie niets te kunnen met het verhaal omdat het slachtoffer jonger dan 12 jaar is. […]"
2.5.
Op 7 november 2013 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiseres] en [de directeur] , in aanwezigheid van vertrouwenspersoon [naam vertrouwenspersoon] . [de directeur] heeft daarvan een verslag gemaakt:
"[…] Op zondag 3 november 2013 hebben wij afgesproken dat moeder nog een keer aan [de minderjarige] vraagt weke leerlingen nu betrokken waren. Zij noemt in dit gesprek de volgende leerlingen: [leerling 1] , [leerling 2] , [leerling 3] een [leerling 4] . Deze leerlingen werden ook in het eerste gesprek (18 oktober) genoemd. […] Volgens [naam eiseres] is er nog geen medische uitslag van de forensische polikliniek in Utrecht. […]"
2.6.
In het verslag dat [de directeur] heeft gemaakt van een gesprek op 19 december 2013 staat:
"[…] Op donderdag 19 december hebben [eiseres] , [de vertrouwenspersoon] , oudste zoon en ik een gesprek gehad naar aanleiding van [de minderjarige] . In dit gesprek hebben wij verteld dat de zaak is onderzocht. Wij hebben met de ouders van de betrokken leerlingen gesproken en onze zorgen neergelegd. De ouders hebben allemaal aangegeven dat de leerlingen thuis er niets over hebben verteld. […]"
2.7.
Directeur [de directeur] namens de school, en [eiseres] , bijgestaan door advocate mr. A.M. Wolf, zijn aanwezig geweest bij een bespreking op 26 maart 2014 in het politiebureau te [woonplaats] . Mr. Wolf heeft daarvan een verslag gemaakt en op 3 april 2014 aan de gespreksdeelnemers gestuurd. In het verslag staat het volgende:
"[…] Gesproken is over het seksueel misbruik, waar [de minderjarige] , naar wij helaas moeten aannemen, het slachtoffer van is geworden. Dit gegeven wordt door alle partijen erkend als ernstig. […]"
2.8.
In mei 2014 is [naam interim directeur] aangesteld als tijdelijk directeur van [de basisschool] . Nadat [eiseres] ruchtbaarheid aan de kwestie had gegeven, heeft [de interim directeur] op 2 juni 2014 de ouders en verzorgers van de leerlingen opgeroepen voor een informatiebijeenkomst op 3 juni 2014 om hen te informeren.
2.9.
Op 25 juni 2014 heeft [de interim directeur] een persbericht doen uitgaan met de volgende inhoud: "[…] Interimdirecteur [naam interim directeur] : 'We hebben fouten gemaakt en hiervan geleerd'
Directie [naam basisschool] informeert ouders over vermeende ontuchtzaakEen aantal verontruste ouders uit van kinderen uit de groepen 3 en 4 van de openbare basisschool [de basisschool] in [plaats] is op dinsdag 3 juni en woensdag 25 juni door de directie op de hoogte gebracht van de gang van zaken rond het vermeende grensoverschrijdende gedrag van enkele leerlingen met een 6‑jarig klasgenootje op het toilet van de school. […] Op basis van de verklaringen van het betrokken meisje en haar moeder heeft de politie destijds de zaak in behandeling genomen. Er kon echter gezien de jeugdige leeftijd van de betrokken kinderen verder geen actie worden ondernomen. Ook de betrokken instanties die direct werden geïnformeerd, zagen geen verdere aanleiding om een nader onderzoek in te stellen. [de interim directeur] gaf in zijn toelichting aan dat op verzoek van de ouders van het meisje destijds geen verdere acties zijn ondernomen om de privacy van het meisje en het gezin te respecteren. "We erkennen nu achteraf dat dit geen goede beslissing is geweest. Temeer omdat de moeder van het meisje er nu zelf voor hebben gekozen om de publiciteit te zoeken. […] Wat het verder lastig maakt is dat uit de verklaringen van de kinderen destijds niet is komen vast te staan wat er precies is voorgevallen. We weten dat er iets is gebeurd, maar niet precies wat, waar en door wie […]"
2.10.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 26 juni 2014 een brief gestuurd waarin zij zich er op beroept dat de school haar zorgplicht ten aanzien van [de minderjarige] heeft geschonden, en [gedaagde] aansprakelijk stelt voor de schade die [de minderjarige] daardoor lijdt, met het voorstel binnen twee weken in gesprek te gaan om tot een minnelijke oplossing te komen.
2.11.
Amlin Claims, schadeverzekeraar van [gedaagde] , heeft bij e‑mailbericht van 17 april 2015 aansprakelijkheid van de hand gewezen omdat niet is komen vast te staan dat grensoverschrijdend gedrag of seksueel misbruik onder schooltijd door één of meerdere leerlingen heeft plaatsgevonden, met het verzoek bewijsmiddelen te sturen indien [eiseres] het daar niet mee eens is.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert (samengevat) dat de kantonrechter:
I voor recht verklaart dat [gedaagde] jegens [eiseres] aansprakelijk is voor de gevolgen van het seksueel misbruik van 17 oktober 2013 en verplicht is de hierdoor veroorzaakte, geleden en nog te lijden, materiële en immateriële schade aan [eiseres] te vergoeden;
II [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van € 11.704,00, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, ter zake van materiële en immateriële schade die [eiseres] ten gevolge van het misbruik lijdt, te vermeerderen met wettelijke rente;
III [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten, te verhogen met wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [de basisschool] de op haar rustende zorgplicht heeft geschonden. In plaats van adequaat op te treden tegen het grensoverschrijdend gedrag dan wel seksueel misbruik dat zowel [de minderjarige] als [eiseres] herhaaldelijk bij haar leerkracht en directeur hebben gemeld, heeft de directeur [eiseres] verordonneerd daarover te zwijgen. Dit terwijl de school in het gesprek van 26 maart 2014 heeft erkend dat van seksueel misbruik sprake is geweest. [gedaagde] is op grond van de artikelen 6:162, 6:170, 6:171 van het Burgerlijk Wetboek aansprakelijk voor de schade die [de minderjarige] door het misbruik lijdt. Deze bestaat uit € 50,00 als vergoeding van materiële schade en € 11.654,00 aan immateriële schade. Uit een rapport van de kinderombudsman blijkt dat [de basisschool] wel vaker steken laat vallen wat betreft de veiligheid van leerlingen op school.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist dat zij de op haar rustende zorgplicht om voor een veilige leeromgeving te zorgen op [de basisschool] heeft geschonden. [gedaagde] voert aan – samengevat – dat de stelling dat [de minderjarige] onder schooltijd in het toilet seksueel is misbruikt, slechts is gebaseerd op de verklaring van [de minderjarige] zelf. Er is niet objectief vastgesteld dat het misbruik ook daadwerkelijk heeft plaats gehad. De leerlingen die [de minderjarige] heeft beschuldigd van het misbruik hebben allen ontkend. [gedaagde] betwist daarom dat het mogelijke misbruik op school, onder schooltijd en door toedoen van een of meer medeleerling(en) is gebeurd. De omstandigheid dat de school maatregelen heeft getroffen om het toezicht op toiletbezoek van leerlingen overzichtelijk te maken, houdt niet de erkenning in dat het misbruik daadwerkelijk is voorgevallen. De school heeft de klacht van [eiseres] serieus genomen, en passende maatregelen getroffen. Op verzoek van [eiseres] heeft [gedaagde] geen ruchtbaarheid aan de klacht gegeven, zodat [eiseres] de school ten onrechte het verwijt maakt dat de school de melding heeft willen verdoezelen.

5.De beoordeling

5.1.
In reactie op het ter zitting gevoerde verweer van [gedaagde] dat [eiseres] geen zelfstandig recht op schadevergoeding heeft, heeft [eiseres] erkend dat zijzelf geen vordering op [gedaagde] heeft. Voor zover de vordering is gericht op veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een schadevergoeding aan [eiseres] , zal deze derhalve worden afgewezen.
5.2.
Voor zover [eiseres] de procedure voert als wettelijke vertegenwoordiger van [de minderjarige] is op grond van het bepaalde in artikel 1:253k juncto 1:349 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een machtiging van de kantonrechter vereist. [eiseres] heeft tijdens deze procedure een verzoek ingediend om haar alsnog de machtiging te verlenen. Aangezien de kantonrechter de machtiging op 9 december 2015 heeft verleend, is [eiseres] ontvankelijk namens [de minderjarige] onderhavige procedure te voeren.
5.3.
Voor wat betreft de vraag of [de minderjarige] recht heeft op schadevergoeding overweegt de kantonrechter als volgt. Vast staat dat [de minderjarige] op 18 oktober 2013 is onderzocht op de afdeling kindergeneeskunde van het Kennemer Gasthuis te Haarlem . Daarbij is door [de minderjarige] en [eiseres] gezegd dat [de minderjarige] op school seksueel is misbruikt, zoals blijkt uit de anamnese die de kinderarts weergeeft in de verwijsbrief naar de Forensische Kinderpoli te Utrecht. In de anamnese is evenwel slechts weergegeven wat [de minderjarige] en [eiseres] de kinderarts bij het onderzoek hebben aangegeven. Waar de kinderarts in de brief onder diagnose schrijft dat sprake is van een verdenking van seksueel misbruik, is de verwijsbrief op zichzelf onvoldoende onderbouwing voor de stelling dat [de minderjarige] daadwerkelijk seksueel is misbruikt.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] haar stellingen tegenover de gemotiveerde betwistingen van [gedaagde] ook voor het overige onvoldoende heeft onderbouwd. Zo heeft [eiseres] tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] geen enkel ander stuk in het geding gebracht waaruit kan volgen dat het misbruik werkelijk heeft plaatsgehad. [eiseres] heeft verzuimd stukken in het geding te brengen waaruit kan worden afgeleid dat [de minderjarige] inderdaad voor onderzoek in de Forensische Kinderpoli te Utrecht is geweest, en wat de artsen van de Forensische Kinderpoli hebben geconstateerd. Dat de school maatregelen heeft getroffen nadat [eiseres] had aangegeven dat [de minderjarige] op school seksueel zou zijn misbruikt, acht de kantonrechter logisch, en valt evenmin aan te merken als een bevestiging of erkenning van het misbruik. Voorts behelst het gespreksverslag van mr. Wolf van de bespreking van 26 maart 2014 op het politiebureau te Haarlem niet de erkenning van [de directeur] dat [de minderjarige] in de school seksueel is misbruikt. Het gespreksverslag van de hand van mr. Wolf is ook nooit door [gedaagde] bevestigd. Met hetgeen [eiseres] overigens naar voren heeft gebracht – en is weersproken door [gedaagde] - , is niet komen vast te staan dat [gedaagde] jegens [de minderjarige] haar zorgplicht heeft geschonden. Immers is niet komen vast te staan dat [de minderjarige] seksueel is misbruikt, of dat in school zou zijn gebeurd, en wie [de minderjarige] dan zou hebben misbruikt.
5.5.
De conclusie is dat de vordering ongegrond is en mitsdien moet worden afgewezen. Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht, hoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van wat in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] , omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 600,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] .
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Röell-Mulder, kantonrechter en op 16 december 2015 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter