ECLI:NL:RBNHO:2015:11672

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 december 2015
Publicatiedatum
6 januari 2016
Zaaknummer
15/820870-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak medeplegen opzettelijke invoer cocaïne, veroordeling voor medeplichtigheid aan de invoer van cocaïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 december 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van de opzettelijke invoer van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een ondergeschikte rol vervulde in de organisatie en dat er geen sprake was van een gezamenlijke uitvoering met de twee koeriers. Hierdoor was de rechtbank niet overtuigd van de bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht om te spreken van medeplegen. De verdachte is vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar is wel veroordeeld voor medeplichtigheid aan de opzettelijke invoer van meer dan 10 kilogram cocaïne. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder psychische problemen en een verleden van trauma. De rechtbank overwoog dat de verdachte wel degelijk een rol had gespeeld in de invoer van de drugs, door als contactpersoon voor de koeriers op te treden en hen naar de luchthaven te brengen. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de organisatie meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/820870-15 (P)
Uitspraakdatum: 30 december 2015
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 december 2015 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te Santo Domingo (Dominicaanse Republiek),
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwaag te Zwaag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. Y.M. Eising en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.J. Hes, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 27 september 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander een/of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, althans aanwezig en/of voor handen heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans
bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
een of meer perso(o)n(en) op of omstreeks 27 september 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, althans aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid cocaïne, zijn cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 tot en met 27 september 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Elst en/of te Arnhem, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door:
- de drugs voor vorenbedoelde personen te regelen en/of
- verdere contacten op Curacao met andere betrokkenen te leggen en/of
- een of meer vorenbedoelde perso(o)n(en) als chauffeur van en/of naar de luchthaven Schiphol te vervoeren.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden t.a.v. het subsidiaire feit [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 19 september 2015 gaan medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] samen op reis naar Curaçao. Zij hebben de reis samen gepland. Het doel van hun reis is om cocaïne te gaan halen en in Nederland in te voeren. [2] Verdachte heeft [medeverdachte 1] benaderd om drugs te smokkelen. [3] [medeverdachte 1] heeft van verdachte een envelop ontvangen met daarin een geldbedrag voor de tickets. [4] Met dit geld heeft [medeverdachte 1] onder meer de tickets voor de reis aangeschaft. Bij het boeken van de tickets waren zowel [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als verdachte aanwezig. [5] Verdachte heeft alles omtrent de tickets geregeld [6] en heeft zowel met [medeverdachte 1] als met [medeverdachte 2] telefonisch contact. [7] Met [medeverdachte 2] heeft verdachte besproken hoe het allemaal zou gaan. Na aankomst op Curaçao moest [medeverdachte 2] aan verdachte een bericht sturen dat ze er waren en een kamernummer doorgeven. [8] Verdachte brengt hen op 19 september 2015 met zijn auto naar luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Op Schiphol loopt verdachte met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] mee en nadat zij hebben ingecheckt vertrekt hij. [9] Op 27 september 2015 komen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met het vliegtuig vanuit Curaçao aan op de luchthaven Schiphol. [10] Een speurhond vertoont verhoogde interesse in [medeverdachte 2]. Bij de lijfsvisitatie van [medeverdachte 2] voelt de verbalisant een verdikking om het middel van [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] blijkt een korset te dragen met daarin een gordel inhoudende een witte substantie. [11] Deze substantie is onderzocht door het NFI en uit dat onderzoek blijkt dat de substantie cocaïne bevat. Het totale drooggewicht van de cocaïne betreft 4,79 kilogram. [12] Nadat [medeverdachte 2] door de douane staande is gehouden, geeft zij aan dat zij met haar moeder, [medeverdachte 1], reist. [13] Een verbalisant ziet een vrouw alleen lopen op de G-pier en spreekt haar aan. Het blijkt [medeverdachte 1] te zijn. Een speurhond heeft verhoogde interesse in [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] verklaart tegenover de verbalisant dat zij drugs bij zich heeft. In het korset dat [medeverdachte 1] draagt blijkt een transparant pakket te zitten met daarin een beigekleurige pasta. [14] Deze pasta wordt nader onderzocht door het NFI en blijkt cocaïne te bevatten. Het totaal drooggewicht betreft 5,92 kilogram. [15] [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] wisten van elkaar dat zij cocaïne meevoerden. [16] Verdachte is op 27 september 2015 in aankomsthal 4 te Schiphol aanwezig, met als doel [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op te halen. [17]
3.4. Vrijspraak t.a.v. het primaire feit
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank stelt voorop dat er in het geval van verdachte geen sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering. Verdachte is niet aanwezig geweest bij het moment dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op Curaçao de verdovende middelen in ontvangst namen. Ook heeft hij hen niet begeleid op hun vlucht vanuit Curaçao naar Nederland. Dit hoeft aan een bewezenverklaring van medeplegen echter niet in de weg te staan.
De rechtbank overweegt dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, in het geval er geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, de intellectuele en/of materiële bijdrage van de medepleger van voldoende gewicht dient te zijn om van medeplegen te kunnen spreken. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Verdachte heeft verklaard dat hem door een man is gevraagd een envelop met geld aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te brengen. Verdachte heeft hierin toegestemd en zou hiervoor een beloning ontvangen. Diezelfde man zou verdachte hebben gevraagd om tegen een beloning [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar Schiphol te brengen en hen op 27 september 2015 weer van Schiphol op te halen. Eén van de bij hem aangetroffen mobiele telefoons heeft hij van diezelfde man gekregen, aldus verdachte. Verdachte verklaart voorts dat hij het gevoel had dat er iets niet klopte en dat het iets met drugs te maken zou kunnen hebben, maar hij ontkent dat hij wist dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] cocaïne naar Nederland zouden gaan smokkelen. De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit en heeft hiertoe aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte als intermediair is opgetreden, maar dat zijn rol beperkt is gebleven tot het afgeven van een envelop en het brengen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar Schiphol. Zonder verdachte zou de invoer van cocaïne door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ook zijn geslaagd, aldus de raadsvrouw.
Gelet op al het voorgaande heeft de rechtbank niet de overtuiging dat de rol van verdachte in het geheel dusdanig is geweest dat gesproken kan worden van een bijdrage van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken. Verdachte dient dan ook van het primair ten laste gelegde feit, het medeplegen, te worden vrijgesproken.
3.5. Bewijsoverweging
Ten aanzien van het bewijs van het subsidiair ten laste gelegde feit overweegt de rechtbank het volgende.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde feit, medeplichtigheid, dient te worden vrijgesproken en heeft hiertoe aangevoerd dat er bij verdachte geen sprake was van opzet en dat slechts kan worden vastgesteld dat verdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar Schiphol heeft gebracht. Dit is onvoldoende om van medeplichtigheid te kunnen spreken, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank overweegt dat uit de in het voorgaande besproken feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat verdachte wel degelijk een rol heeft gespeeld bij de invoer van drugs in Nederland. Zoals hiervoor is overwogen is naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende overtuigend komen vast te staan dat de rol van verdachte dusdanig was dat van medeplegen kan worden gesproken. Dit in het bijzonder gezien de persoon van verdachte, zoals blijkt uit het psychologisch rapport van mr. drs. [psycholoog] en zoals verdachte ter zitting naar voren is gekomen. Verdachte lijkt een meer ondergeschikte rol binnen de organisatie te vervullen.
De rechtbank is van oordeel dat zijn handelingen echter wel voldoende zijn voor medeplichtigheid aan de invoer van drugs. Verdachte heeft geopereerd als contactpersoon voor de beide koeriers met de organisatie. In die rol heeft hij [medeverdachte 1] benaderd om te smokkelen, telefonisch contact onderhouden met de koeriers, is hij betrokken geweest bij het kopen van hun tickets en heeft hij de koeriers naar Schiphol gebracht en zou hij hen daar ook ophalen. Het geheel van deze gedragingen duidt erop dat verdachte opzettelijk medeplichtig is geweest aan de invoer van drugs in Nederland.
3.6. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
personen op 27 september 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland hebben gebracht, een hoeveelheid cocaïne, en bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 19 september 2015 tot en met 27 september 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door de drugs voor vorenbedoelde personen te regelen en door vorenbedoelde personen als chauffeur naar de luchthaven Schiphol te vervoeren.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de straf
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestig (60) maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de persoonlijke omstandigheden, aan verdachte een zo kort mogelijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. De raadsvrouw stelt voor dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf.
6.3. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan de opzettelijke invoer van meer dan tien kilogram cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. Het betreft een zeer grote hoeveelheid, welke van dien aard was, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Verdachte heeft een aanzienlijke rol gespeeld in dit geheel door de invoer van de cocaïne in het grondgebied van Nederland te faciliteren. De rechtbank rekent dit verdachte aan en dit dient ook tot uitdrukking te komen in de strafmodaliteit die aan verdachte wordt opgelegd en in de hoogte van die straf.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft zeer nare ervaringen gehad in het verleden, waardoor hij is getraumatiseerd. Dit heeft vandaag de dag nog steeds invloed op hem, blijkens de psychische problemen waar verdachte mee te maken heeft. De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het psychologisch rapport d.d. 16 december 2015, opgemaakt door mr. drs. [psycholoog], psycholoog. Uit dit rapport blijkt onder meer dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van een posttraumatische stress stoornis en een dissociatieve stoornis. De rechtbank heeft ook gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, d.d. 29 september 2015, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van een strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank zal verdachte van het medeplegen vrijspreken en hem veroordelen ter zake medeplichtigheid. Gelet daarop en gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zal de rechtbank in belangrijke mate afwijken van de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 47, 48 en 49 van het Wetboek van Strafrecht;
2 en 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIERENTWINTIG (24) MAANDEN, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot zes (6) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op drie (3) jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J. van Andel, voorzitter,
mr. B.J.G. Leeuw en mr. G.D.M. Hoedemaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.C. Wagter, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 december 2015.
Mr. Hoedemaker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 29 september 2015 (dossierpagina’s 50 en 51).
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 29 september 2015 (dossierpagina’s 53-onder en 54-boven).
4.Eigen verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 18 december 2015.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 29 september 2015 (dossierpagina’s 52-onder en 53-boven).
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 4 oktober 2015 (dossierpagina 63-onder).
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 29 september 2015 (dossierpagina 53-midden).
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 29 september 2015 (dossierpagina’s 97 en 100-midden).
9.Eigen verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 18 december 2015 en proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 29 september 2015 (dossierpagina 53-midden).
10.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 27 september 2015 (dossierpagina’s 28-onder en 29-boven).
11.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 27 september 2015 (dossierpagina 74-midden/onder).
12.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 3 oktober 2015 (dossierpagina’s 175 en 176) en het rapport van het NFI d.d. 30 oktober 2015, zaaknummer 2015.10.12.002 (dossierpagina 197).
13.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 27 september 2015 (dossierpagina 74-midden).
14.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 27 september 2015 (dossierpagina’s 29 en 30-boven).
15.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 3 oktober 2015 (dossierpagina’s 153 en 154) en het rapport van het NFI d.d. 28 oktober 2015, zaaknummer 2015.10.12.001 (los opgenomen).
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 29 september 2015 (dossierpagina’s 99-102) en het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 29 september 2015 (dossierpagina 54-midden).
17.Eigen verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 18 december 2015 en het proces-verbaal van aanhouding d.d. 28 september 2015 (dossierpagina 118-onder).