ECLI:NL:RBNHO:2015:11627

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 december 2015
Publicatiedatum
30 december 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 5748
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening bij illegale bewoning van bijgebouw

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 december 2015 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot de illegale bewoning van een bijgebouw. Verzoekers, die de eigenaren zijn van het bijgebouw, hadden bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Medemblik, waarin hen werd gelast de bewoning van de schuur te staken. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een overtreding van het bestemmingsplan, waardoor de gemeente bevoegd was om handhavend op te treden.

De rechtbank oordeelde dat de huurbescherming van de huurster van het bijgebouw niet in de weg staat aan de handhaving. Verzoekers hadden eerder aangegeven dat het bijgebouw niet voor bewoning zou worden gebruikt, maar hadden het desondanks verhuurd. De voorzieningenrechter benadrukte dat de gevolgen van deze beslissing voor rekening van de verzoekers komen en dat de huurovereenkomst niet kan worden ingeroepen om de handhaving te voorkomen.

De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen concreet zicht op legalisatie was en dat het algemeen belang van handhaving zwaarder weegt dan de belangen van de verzoekers. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat er sprake was van gelijke gevallen. De uitspraak werd mondeling gedaan en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 15/5748
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 december 2015 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , te [woonplaats] , verzoekers

en

het college van burgemeester en wethouders van Medemblik, verweerder

(gemachtigde: J.M.M. Vriend).

Procesverloop

Bij besluit van 6 oktober 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoekers, onder oplegging van een last onder dwangsom, gelast de bewoning van de schuur op het perceel [adres] te staken en gestaakt te houden.
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 december 2015. Verzoeker [verzoeker 2] is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Niet in geschil is dat sprake is van een overtreding van het bestemmingsplan ‘Dorpskernen I’, nu sprake is van bewoning van een vrijstaand bijgebouw. Verweerder was derhalve bevoegd om handhavend op te treden.
3. Het standpunt van verzoekers, dat zij niet aan de opgelegde last kunnen voldoen vanwege de huurbescherming die hun huurster geniet, volgt de rechtbank niet. Reeds in de bezwaarprocedure tegen de ter legalisering verleende omgevingsvergunning voor het bijgebouw is het gebruik van de schuur aan de orde gekomen. Door bezwaarmakers werd toen gevreesd voor bewoning van het bijgebouw. Verzoekers hebben destijds uitdrukkelijk aangegeven dat het bijgebouw niet ten behoeve van bewoning zou worden gebruikt. Desalniettemin hebben verzoekers het bijgebouw nadien toch voor bewoning verhuurd. Daarmee hebben zij het risico genomen dat verweerder op enig moment handhavend zou optreden en dat de huurster de woning moet verlaten. De gevolgen daarvan zijn niet op verweerder af te wentelen. Voor zover door verzoekers is gewezen op de huurbescherming die de bewoonster geniet, geldt – mede gelet op de bestaande jurisprudentie op dit punt – dat de met de bewoonster gesloten huurovereenkomst niet in de weg kan staan aan de oplegging van een last onder dwangsom. Het ontbreken van mogelijk voor de uitvoering van de last benodigde privaatrechtelijke toestemming komt in beginsel voor risico van de overtreder. De huurbescherming strekt niet zo ver dat nimmer zou kunnen worden voldaan aan een wegens strijd met het bestemmingsplan opgelegde last. De huurovereenkomst met de bewoonster van het bijgebouw kan gelet op het voorgaande dan ook niet in de weg staan aan handhaving.
4. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
5. Verweerder wenst geen medewerking te verlenen aan het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van de bestaande situatie. Evenmin bestaat er, gelet op de door verweerder gegeven toelichting ter zitting, concreet zicht op legalisatie voor wat betreft het voorstel van verzoekers om het woonhuis en het bijgebouw door middel van een corridor te verbinden. Ook hiervoor is een omgevingsvergunning onder afwijking van het bestemmingplan vereist, waaraan verweerder geen medewerking wenst te verlenen.
6. Het beroep van verzoekers op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Ter zitting zijn de door verzoekers op 28 december 2015 overgelegde foto’s, die dienen ter toelichting van hun beroep op het gelijkheidsbeginsel, besproken. Niet gebleken is dat sprake is van gelijke gevallen, nu in geen van de aangedragen situaties sprake is van een verbinding tussen een zelfstandig bewoond bijgebouw en een hoofdgebouw dat wordt gebruikt wordt voor tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 december 2015.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.