Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
verwerende partij in de zaak van het tegenverzoek
1.Het procesverloop
2.De feiten
Vervolgens is de werknemer uitgevallen met spanningsklachten, gerelateerd aan het werk.
De werknemer heeft hiertegen schriftelijk geprotesteerd, welk protest door de werkgever van de hand is gewezen.
3.Het verzoek
In het verleden waren er al problemen met de werknemer, die hebben geleid tot een demotie. De werknemer heeft een volledig gebrek aan motivatie en betrokkenheid getoond en dat vormt een enorm probleem. Hij is niet bereid de efficiëntie te verhogen door zijn pauzes te verschuiven, hij laat zich negatief uit, zit vol wrok over de demotie en geeft een eigen invulling aan zijn werk en opdrachten. Op 2 oktober 2015 heeft hij de aanwijzingen van zijn leidinggevende niet opgevolgd. Op 5 oktober 2015 voldeed zijn spuitwerk niet aan de normen. Zijn reactie, toen hij daarop werd aangesproken, was dat de werkdruk te hoog was, dat hij schoon wilde blijven en hij gaf aan dat ‘waar gewerkt wordt, worden fouten gemaakt.’ De leidinggevende heeft hem voorgehouden dat dit neigt naar opzet, waarop de werknemer boos heeft gereageerd.
In zes maanden tijd heeft de leidinggevende een 20-tal gesprekken met de werknemer gevoerd, teneinde hem te motiveren, te stimuleren en te enthousiasmeren over de weg die de werkgever als onderdeel van de Japanse moedermaatschappij gaat inslaan.
4.Het verweer en het tegenverzoek
Op 2 oktober 2015 was hij met milieu-gevoelige werkzaamheden bezig toen hem werd opgedragen bij te springen bij het spuiten van de kuipen. Dat heeft hij aangegeven alvorens hij de instructie opvolgde. Dat hij bewust meerdere aanwijzingen niet had opgevolgd is dan ook onjuist. Op 5 oktober 2015 moest er in de pauze worden doorgewerkt, dit werd alleen niet aan de andere medewerkers verteld. De werknemer is geen leidinggevende meer en daarnaast was hij op dat moment bezig met andere werkzaamheden. Ook komt het regelmatig voor dat, als er in de pauze doorgewerkt moet worden, dit ten koste gaat van de kwaliteit van het spuitwerk, waarna het werk maandags wordt afgekeurd. Verder moest slechts een deel van de kuipen worden gespoten, terwijl de werknemer zijn leidinggevende erop gewezen had dat die dan in het weekend in de baan blijven hangen en dat er vuil op komt.
Van enige vorm van begeleiding is geen sprake geweest, veeleer van een aansturen op een exit van een oudere werknemer. De werkgever komt in deze procedure met een gecreëerde reden om te kunnen opzeggen. Vervolgens biedt zij een medewerker die 34 jaar werkzaam is geweest bij haar een vaststellingsovereenkomst aan waarbij geen rekening wordt gehouden met de geldende opzegtermijn noch wordt een transitievergoeding toegekend.
5.De beoordeling
De kantonrechter kan zich in de onderhavige situatie niet aan de indruk onttrekken dat de werkgever geen tot weinig oog heeft gehad voor de omstandigheden van haar werknemer, maar zich vooral heeft gericht op het wijzen op de verwachtingen die aan de werknemer werden gesteld. Daarbij valt op dat de werkgever niet schroomt om met ontslag op staande voet te dreigen, ook op een moment dat met de werknemer nota bene een Plan van Aanpak tot re-integratie is getekend. De kantonrechter doelt daarbij op de brief van 13 november 2013. De kantonrechter acht het aannemelijk dat een oudere werknemer, met een dienstverband van meer dan 30 jaar, zich op dat moment onder druk gezet voelt en weer (te) snel aan de slag is gegaan. Kort daarop is de werknemer gedegradeerd, is zijn salaris verlaagd en is hem te kennen gegeven – wederom - dat zijn houding nauwlettend in de gaten wordt gehouden. De werkgever heeft niet, althans onvoldoende betwist dat aan het opgestelde re-integratieplan d.d. 12 november 2013 geen uitvoering is gegeven en dat de werknemer al snel fulltime aan de slag is gegaan. Dat dit uitsluitend op zijn eigen verzoek was, acht de kantonrechter in de gegeven omstandigheden niet erg aannemelijk.
Uit niets blijkt dat de werknemer in die periode dan wel in de volgende periode op enigerlei wijze is begeleid (in de zin van coaching) of ondersteund. De opmerking van de werkgever daarover, dat de werknemer zoiets zelf zal moeten aangeven, is veelzeggend.
persoonlijk verantwoordelijk wordt geacht” voor het feit dat er “
teveel kosten worden gemaakt binnen de organisatie als gevolg van onvoldoende kwaliteit van het werk binnen de afdeling (…), hetgeen tevens geldt voor de verbetering van de afdeling en de werkwijze en ter verbetering van de kwaliteit.”.
De kantonrechter stelt vast dat ook deze waarschuwing niet is gevolgd door een begeleidings- of verbetertraject, hetgeen van een goed werkgever wel verwacht mocht worden.
Over 2014 krijgt de werknemer overigens een voldoende beoordeling van zijn toenmalige leidinggevende.
nadrukkelijk heeft gewaarschuwd geen ‘spelletjes’ te spelen”. In feite moet geconstateerd worden dat deze leidinggevende direct vaststelt dat er een probleem bestaat, maar de aanpak is geheel in de lijn van de wijze waarop de werknemer voordien ook is aangepakt, met een opmerking die in de gegeven omstandigheden niet anders kan worden uitgelegd dan als een dreigement.
Het ontbindingsverzoek is, gelet op de onderbouwing daarvan, vooral gegrond op de ‘negatieve’ houding van de werknemer en dat staat in relatie met de ongeschiktheid van de werknemer. De kantonrechter oordeelt dan ook dat het beroep op het opzegverbod slaagt.
Dat betekent dat het verzoek om ontbinding moet worden afgewezen.