ECLI:NL:RBNHO:2015:11542

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 december 2015
Publicatiedatum
28 december 2015
Zaaknummer
C/15/235626 / HA RK 15/199
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in hoedanigheid van voorzitter van de wrakingskamer

In deze zaak heeft verzoeker op 29 november 2015 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter, A.F. van Hoorn, in zijn hoedanigheid als voorzitter van de wrakingskamer. Dit verzoek volgde op de afwijzing van een aanhoudingsverzoek, dat verzoeker had ingediend om rechtsbijstand van een advocaat te verkrijgen. Verzoeker was van mening dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek blijk gaf van partijdigheid van de rechter, wat volgens hem een eerlijk proces in de weg stond. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking behandeld op 1 december 2015, waarbij zowel verzoeker als de rechter de gelegenheid kregen om hun standpunten toe te lichten, maar beiden niet aanwezig waren.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer gaat uit van de veronderstelling dat een rechter onpartijdig is, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval heeft de wrakingskamer geconcludeerd dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek een procedurele beslissing was, die niet op zichzelf voldoende grond biedt voor wraking. De rechter heeft zijn beslissing duidelijk gemotiveerd en er zijn geen aanwijzingen dat de rechter jegens verzoeker enige vooringenomenheid koestert.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking dan ook afgewezen, met de beslissing dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zal worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 1 december 2015 door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/235626 / HA RK 15/199
Beslissing van 1 december 2015
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
Het verzoek is gericht tegen:
A.F. van Hoorn,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft op 29 (oktober lees:) november 2015, bij de rechtbank ontvangen op 30 november 2015, schriftelijk de wraking verzocht van de rechter in zijn hoedanigheid van voorzitter van de wrakingskamer in de zaak met zaaknummer C/15/234373 / HA RK 15/178.
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 1 december 2015 te 13.30 uur. Verzoeker en de rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoeker en de rechter hebben van de geboden gelegenheid, met bericht van afwezigheid, geen gebruik gemaakt.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek – samengevat –
het volgende aangevoerd.
Het verzoek tot uitstel om rechtsbijstand van een advocaat te verkrijgen is ten onrechte geweigerd. De rechter heeft dit opzettelijk en bewust geweigerd om te voorkomen dat sprake zou zijn van een gelijkheid van middelen, namelijk een eerlijk proces met juristen tegenover elkaar. Hiermee heeft de rechter blijk gegeven van partijdigheid.
2.2
De rechter heeft ter onderbouwing van zijn standpunt – samengevat – het volgende aangevoerd.
De afwijzing van het aanhoudingsverzoek betreft een processuele beslissing die op een heldere wijze is omschreven.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (zogenaamde objectieve toets). Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
3.2
De wrakingskamer gaat uit van de volgende feiten.
Op 12 november 2015 is verzoeker meegedeeld dat zijn verzoek tot wraking van mr. P.G. Vroom, kantonrechter, is ingekomen bij de rechtbank en dat het verzoek zal worden behandeld op 1 december 2015 te 14.00 uur. Bij schrijven, gedateerd 26 november 2015 en ontvangen op 24 november 2015, heeft verzoeker een aanhoudingsverzoek ingediend. Verzoeker zal op 16 december 2015 met een advocaat spreken en hem verzoeken rechtsbijstand te verlenen. Op 25 november 2015 is verzoeker de beslissing van de rechter meegedeeld, te weten dat het wrakingsverzoek op 1 december 2015 te 14.00 uur doorgang zal vinden. Nu de datum van 1 december 2015 al lang te voren was vastgesteld ziet de rechter, mede gelet op de aangevoerde redenen voor aanhouding, op dat moment geen aanleiding om het aanhoudingsverzoek in te willigen. De rechter heeft er aan toegevoegd dat het verzoeker natuurlijk vrij staat om op 1 december 2015 te 14.00 uur ter zitting van de wrakingskamer het verzoek gemotiveerd te herhalen.
3.3
Uit het wrakingsverzoek en de schriftelijke toelichting kan niet worden afgeleid dat er aanwijzingen zijn voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker enige vooringenomenheid koestert dan wel dat zijn beslissing op het aanhoudingsverzoek grond heeft gegeven voor de vrees dat het hem aan onpartijdigheid ontbreekt. Daartoe wordt het volgende overwogen.
3.4
De grondslag van het wrakingsverzoek is gelegen in onvrede over het afgewezen aanhoudingsverzoek. Dit betreft een processuele beslissing. De juistheid of onjuistheid van deze beslissing staat, gelet op het gesloten systeem van rechtsmiddelen, niet ter beoordeling van de wrakingskamer. Verder biedt een als negatief of teleurstellend ervaren processuele beslissing op zich onvoldoende grond voor wraking, tenzij die beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de vrees dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is. Daarvoor ziet de rechtbank echter geen aanknopingspunten. De rechter heeft zijn beslissing duidelijk en begrijpelijk gemotiveerd.
De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af,
4.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker en de rechter een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
4.3
beveelt dat het proces in het in de hoofdzaak aanhangig gemaakte wrakingsincident wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.H.B. Littooy, voorzitter, mr. S.M. Jongkind-Jonker en mr. M.A.J. Berkers, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Naeije, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2015.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.