ECLI:NL:RBNHO:2015:11541

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 november 2015
Publicatiedatum
28 december 2015
Zaaknummer
C/15/234847 / HA RK 15/186
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter wegens vermeende partijdigheid

In deze zaak hebben verzoekers op 9 november 2015 een wrakingsverzoek ingediend tegen de kantonrechter mr. A.E. Merkus, die betrokken was bij een eerdere procedure tussen verzoekers en de vereniging van eigenaars (vve) van hun appartementen. Verzoekers voerden aan dat de kantonrechter de schijn van vooringenomenheid en partijdigheid wekte door in een eerdere beschikking onterecht te oordelen over de besluitvorming van de vve. De wrakingskamer heeft op 30 november 2015 het verzoek behandeld en vastgesteld dat de kantonrechter niet in de wraking berustte. De wrakingskamer oordeelde dat de bezwaren van verzoekers niet voldoende waren om te concluderen dat de kantonrechter partijdig was. De wrakingskamer benadrukte dat de kantonrechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat de feiten en omstandigheden die door verzoekers naar voren zijn gebracht onvoldoende grond opleverden voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en de procedure in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/234847 / HA RK 15/186 WD
Beslissing van 30 november 2015
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
1. [verzoekster], wonende [adres 1],
2. [verzoeker 1], eigenaar appartement [adres 2],
3. [verzoeker 2], eigenaar appartement [adres 3],
4. [verzoeker 3], eigenaar appartement [adres 4],
v e r z o e k e r s [hierna te noemen: verzoekers],
gemachtigde: [gemachtigde], echtgenoot van verzoekster sub 1.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. A.E. Merkus
,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoekers hebben op 9 november 2015 schriftelijk de wraking verzocht van de kantonrechter in de bij deze rechtbank, afdeling privaatrecht, sectie kanton, locatie Alkmaar aanhangige zaak met als zaaknummer 4396639 EJ-VERZ 15-313, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2
De kantonrechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 30 november 2015. Verzoekers, de vereniging van eigenaars Appartementengebouw [adres 5] (even nummers) te [woonplaats] (hierna: de vve), de besloten vennootschap Noord-Holland Vastgoed Beheer B.V en de kantonrechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Voor verzoekers is verschenen [gemachtigde] voornoemd. Voor de besloten vennootschap Noord-Holland Vastgoed Beheer B.V is verschenen [betrokkene]. Voorts is de kantonrechter verschenen.
1.4.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van de openbare zitting. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de wrakingskamer mondeling uitspraak gedaan.

2.De feiten

2.1.
Tussen verzoekers en de vve zijn verschillende procedures aanhangig geweest, onder meer een procedure met rolnummer EJ 12-161, die is geëindigd met een beschikking van 13 augustus 2012 en een procedure met zaak- en rolnummer 417995 \ EJ VERZ 12-251. In laatstgenoemde procedure, die heeft gediend ten overstaan van de kantonrechter, is bij beschikking van 12 februari 2013 uitspraak gedaan.
2.2.
De beschikking van 12 februari 2013 bevat de volgende passage:
“4.3 Zoals in de beschikking van 13 augustus 2012 (EJ 12-161) reeds is benadrukt is het -
gelet op de ernstig verstoorde verhoudingen tussen de VVE en verzoekers - van belang dat de besluitvorming aan strakke regels dient te voldoen. Deze regels zijn terug te vinden in de akte van splitsing en het Modelreglement. In de onderhavige procedure is niet gebleken dat het bestuur of de vergadering zich niet aan deze regels heeft gehouden. Evenmin is aan de zijde van de VVE in enig opzicht sprake van gedragingen in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Verzoekers stellen onder nummer 23 van hun verzoekschrift gedateerd 24 oktober 2012 dat zij, indien hun gemachtigde de vergadering had kunnen bijwonen en de 28,6% van de stemmen van verzoekers had kunnen uitbrengen, verzoekers er niet in geslaagd zouden zijn de thans aangevochten besluiten tegen te houden, zodat zij sowieso genoopt waren om bij de kantonrechter in verweer te komen tegen de besluiten. De kantonrechter hecht er aan verzoekers erop te wijzen dat de weg naar de kantonrechter niet bedoeld is om alle besluiten waar verzoekers het niet mee eens zijn, en die zij gezien de stemverhoudingen binnen de VVE niet kunnen tegen houden, alsnog aan te vechten. Dit komt in strijd met de eisen van de redelijkheid en billijkheid en creëert een onwerkbare situatie voor het bestuur en de VVE.”

3.Het standpunt van verzoekers

3.1
Verzoekers hebben ter onderbouwing van het verzoek – samengevat –
het volgende aangevoerd. Met de uitspraak in de zaak 417995 \ EJ VERZ 12-251 wekt de kantonrechter de schijn van vooringenomenheid en partijdigheid jegens verzoekers. Dit om twee redenen.
3.2.
In de eerste plaats keert de kantonrechter zich in rechtsoverweging 4.3., middels een duiding van het recht, op manipulatieve wijze met niet ter zake doende en onbewezen aannames op een beledigende wijze tegen verzoekers. De kantonrechter citeert hierbij verzoekers - naar hun indruk bewust -, verkeerd, althans onvolledig. De kantonrechter heeft op grond van de verkeerde citering en aannames aanleiding gezien verzoekers erop te wijzen dat de weg naar de kantonrechter niet bedoeld is om alle besluiten aan te vechten waar verzoekers het niet mee eens zijn, en die zij gezien de stemverhouding binnen de vve niet kunnen tegenhouden. De kantonrechter heeft hiermee ten onrechte de suggestie gewekt dat verzoekers alle besluiten van de vve waar zij het niet mee eens zijn willen aanvechten. Voorts is bij verzoekers het beeld ontstaan dat bij de rechterlijke macht in Alkmaar veel irritatie is ontstaan over de frequentie waarmee verzoekers zich tot de kantonrechter moeten wenden en dat dit door de kantonrechters aan verzoekers verweten wordt.
3.3.
In de tweede plaats heeft de kantonrechter in dezelfde rechtsoverweging overwogen dat niet is gebleken dat de vve zich niet aan procedureregels zou hebben gehouden of zou hebben gehandeld in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Dit oordeel is onjuist en bouwt voort op een tiental op onbegrijpelijke gronden genomen afwijzende beslissingen op door verzoekers gedane verzoeken.

4.De reactie van de kantonrechter

4.1.
De kantonrechter heeft zich op het standpunt gesteld dat het wrakingsverzoek geen feiten of omstandigheden bevat die een aanwijzing opleveren voor (de schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid. Het verzoek bevat bezwaren tegen de destijds gewezen beschikking, die geen grond opleveren voor een wraking doch eventueel wel in hoger beroep aan de orde hadden kunnen worden gesteld, aldus de kantonrechter.

5.De beoordeling

5.1
De wrakingskamer oordeelt als volgt. Een kantonrechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de kantonrechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (de subjectieve toets).
Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de kantonrechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (de objectieve toets).
Het subjectieve oordeel van verzoekers is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
5.2
Niet gebleken is dat de kantonrechter jegens verzoekers een vooringenomenheid koestert, zodat de uitkomst van de subjectieve toets geen grond voor wraking oplevert.
5.3
Derhalve komt het er op aan of sprake is van omstandigheden die grond geven voor het oordeel dat vrees voor onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd is, zodat de uitkomst van de objectieve toets grond voor wraking oplevert. Dit is naar het oordeel van de kantonrechter niet het geval. De wrakingskamer ziet aanleiding om eerst in te gaan op de onder 3.3. weergegeven wrakingsgrond en vervolgens op de wrakingsgrond die onder 3.2. is weergegeven.
5.4
Het onder 3.3. weergegeven betoog van verzoekers leidt niet tot wraking van de kantonrechter. Blijkens hetgeen hierover door verzoekers naar voren is gebracht zijn zij het om meerdere redenen niet eens met de inhoud van de in de zaak 417995 \ EJ VERZ 12-251 gegeven beschikking.
Uitzonderingen daargelaten kan dit niet leiden tot wraking van de kantonrechter, nu onderhavige wrakingsprocedure in beginsel niet ziet op een beoordeling van de inhoudelijke juistheid van de betreffende beschikking. Voor zover verzoekers zich niet met de inhoud hiervan hebben kunnen verenigen, stond voor hun de mogelijkheid open om in hoger beroep te gaan.
Voor een uitzondering als hiervoor bedoeld zou aanleiding kunnen zijn indien uit de inhoud van de betreffende beschikking zou blijken dat de motivering op zichzelf al volstrekt onbegrijpelijk is, maar dat is hier niet het geval.
5.5
Uit de enkele overweging van de kantonrechter in de beschikking in de zaak 417995 \ EJ VERZ 12-251 “
dat de weg naar de kantonrechter niet bedoeld is om alle besluiten waar verzoekers het niet mee eens zijn, en die zij gezien de stemverhouding binnen de vve niet kunnen tegenhouden alsnog aan te vechten”, kan op zichzelf geen schijn van vooringenomenheid of partijdigheid worden afgeleid.
Verzoekers hebben nog naar voren gebracht dat de kantonrechter verzoekers in bedoelde overweging onjuist heeft geciteerd en daartoe aangevoerd dat zij in het verzoekschrift van 24 oktober 2012 hebben aangegeven dat zij zich genoopt voelen de aan de orde gestelde besluiten aan te vechten op grond van het onrechtmatige en onredelijke karakter van deze besluiten. Uitgaande van de juistheid van deze stelling – de wrakingskamer kan dit niet vaststellen – is voorstelbaar dat verzoekers zich door de overweging van de kantonrechter tekort gedaan voelen, maar een grond voor wraking levert dit niet op. Niet gebleken is van een bewuste c.q. opzettelijke onjuiste weergave van de stellingen van verzoekers. Verzoekers hebben dit laatste wel gesteld, maar niet nader onderbouwd zodat hieraan wordt voorbijgegaan.
Dit heeft tot gevolg dat de onder 3.2. weergegeven wrakingsgrond vergeefs is aangevoerd.
5.6
Uit het voorgaande volgt dat de feiten en omstandigheden die verzoekers ter onderbouwing van hun verzoek naar voren hebben gebracht, onvoldoende grond opleveren voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en derhalve geen grond vormen voor wraking. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.

6.Beslissing

De rechtbank
6.1
wijst het verzoek tot wraking van de kantonrechter af,
6.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de kantonrechter, de vve en de besloten vennootschap Noord-Holland Vastgoed Beheer B.V een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
6.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt dat die zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van het team kanton, locatie Alkmaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.H.B. Littooy, voorzitter, mr. H.E.C. de Wit en mr. S.M. Jongkind-Jonker, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van
mr. W.T. Delleman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2015.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.