In deze zaak hebben verzoekers op 9 november 2015 een wrakingsverzoek ingediend tegen de kantonrechter mr. A.E. Merkus, die betrokken was bij een eerdere procedure tussen verzoekers en de vereniging van eigenaars (vve) van hun appartementen. Verzoekers voerden aan dat de kantonrechter de schijn van vooringenomenheid en partijdigheid wekte door in een eerdere beschikking onterecht te oordelen over de besluitvorming van de vve. De wrakingskamer heeft op 30 november 2015 het verzoek behandeld en vastgesteld dat de kantonrechter niet in de wraking berustte. De wrakingskamer oordeelde dat de bezwaren van verzoekers niet voldoende waren om te concluderen dat de kantonrechter partijdig was. De wrakingskamer benadrukte dat de kantonrechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat de feiten en omstandigheden die door verzoekers naar voren zijn gebracht onvoldoende grond opleverden voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en de procedure in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.