ECLI:NL:RBNHO:2015:11488

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 december 2015
Publicatiedatum
23 december 2015
Zaaknummer
C/15/235529/JU RK 15-2154
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van gezinsbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 december 2015 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [kind 1], geboren op [geboortedatum 1] te Hoorn. De gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI) had op 26 november 2015 een verzoekschrift ingediend tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, die oorspronkelijk was verleend bij beschikking van 9 december 2014. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, vader, pleegouders en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het in het belang van [kind 1] is om de plaatsing bij de pleegouders voort te zetten, gezien de problematiek van de ouders en de ontwikkeling van [kind 1]. De ouders hebben het gezag over [kind 1], maar hij woont bij de pleegouders. De kinderrechter heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van twaalf maanden toegewezen, tot 8 januari 2017. De moeder heeft bezwaar gemaakt tegen de afbouw van de omgangsregeling, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat de GI haar wettelijke taak niet veronachtzaamt en dat de huidige omgangsregeling in het belang van [kind 1] is.

De kinderrechter heeft de moeder niet ontvankelijk verklaard in haar subsidiaire verzoek om wijziging van de omgangsregeling, omdat de GI geen verzoek tot wijziging had ingediend. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
Zittingsplaats: Alkmaar
LG
zaakgegevens : C/15/235529 / JU RK 15-2154
datum uitspraak: 17 december 2015

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,hierna te noemen de GI,
gevestigd te Alkmaar.
Betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] te Hoorn, hierna te noemen [kind 1] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats 1] ,

[naam vader] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats] ,

[pleegouders] , hierna te noemen de pleegouders,

wonende te [woonplaats]

Het procesverloop

Op 26 november 2015 heeft de GI een verzoekschrift met bijlagen, gedateerd 15 november 2015, ingediend strekkende tot verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] .
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van:
- het verweerschrift van mr. De Boer namens de moeder van 14 december 2015,
- het schrijven van de vader van 15 december 2015.
Op 17 december 2015 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mw. mr. R.D. de Boer, advocaat te Berkhout,
- de vader,
- de pleegouders,
- mw. [naam 1] , vertegenwoordigster van de GI,
- mw. [naam 2] , de pleegzorgbegeleidster.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [kind 1] wordt uitgeoefend door de ouders.
[kind 1] woont bij de pleegouders.
Bij beschikking van 9 december 2014 is de ondertoezichtstelling van [kind 1] verlengd tot 8 januari 2016. Bij beschikking van eveneens 9 december 2014 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] verleend in een netwerkpleeggezin tot 8 januari 2016.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [kind 1] te verlengen voor de duur van twaalf maanden.Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] te verlengen in een netwerkpleeggezin voor de duur van de ondertoezichtstelling.

Het standpunt van verzoeker

Alle partijen zijn het erover eens dat het op dit moment in het belang van [kind 1] is wanneer de plaatsing bij zijn pleegouders voortduurt. Het perspectief van [kind 1] ligt bij zijn pleegouders. Dit neemt niet weg dat de ouders ook een rol in het leven van [kind 1] spelen. Door de persoonlijke problematiek van de ouders en de kindeigen problematiek van [kind 1] is het lastig en voor [kind 1] belastend om uitvoering te geven aan de door deze rechtbank bij beschiking van 17 december 2014 vastgelegde omgangsregeling. Na de omgang met zijn ouders vertoont [kind 1] meer probleemgedrag. In overleg met alle partijen is dan ook – in het belang van [kind 1] – besloten de omgang te verminderen en te laten plaatsvinden bij de pleegouders. Deze vorm van omgang heeft een positief effect op [kind 1] . Komende periode dient onderzocht te worden of een verderstrekkende maatregel zal moeten worden aangevraagd om duidelijkheid en rust te kunnen bieden of te kijken of andere opties passender zijn.

Het standpunt van belanghebbenden

De moeder is het in de kern eens met het verzochte en geeft aan goed contact te hebben met de pleegouders. Zij vindt het echter jammer en onnodig dat de omgang tussen haar en [kind 1] wordt afgebouwd. De moeder geeft aan dat zij de mogelijkheid moet behouden om haar band met [kind 1] verder uit te bouwen en zij vindt het niet in het belang van [kind 1] wanneer hier afbreuk aan wordt gedaan. Gelet op de visie van de moeder op het niet uitvoeren van de bij beschikking van 17 december 2014 vastgelegde omgangsregeling heeft mr. De Boer namens de moeder primair verzocht om het verzoek af te wijzen. Subsidiair is verzocht het verzoek toe te wijzen mits de GI (mede) de taak krijgt dat met moeder enerzijds en pleegzorg anderzijds uitvoering wordt gegeven aan de beschikking van 17 december 2014.
Desgevraagd heeft mr. De Boer ter zitting omtrent het subsidiaire verzoek verklaard dat de kinderrechter een aanwijzing aan de GI dient te geven omtrent de uitvoering van de in de beschikking van 17 december 2014 vastgelegde omgangsregeling. Hierin is immers bepaald dat de omgang tussen [kind 1] en zijn moeder om het weekend bij de moeder zou moeten plaatsvinden. De huidige omgang tussen de moeder en [kind 1] staat haaks op wat eerder door de rechtbank is beslist.
De vader is het eens met het verzochte. Ook de vader geeft aan het niet eens te zijn met de door de GI voorgestelde omgangsregeling.
De pleegouders geven aan dat [kind 1] soms extreem gedrag laat zien in de vorm van knauwen aan zijn vingers, heel boos worden of intens verdrietig zijn. Zij proberen hier zo goed mogelijk mee om te gaan en [kind 1] zo goed mogelijk te begeleiden en te ondersteunen.

De beoordeling

Uit de verkregen informatie en het verhandelde ter zitting volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). [kind 1] heeft in zijn nog jonge leven al veel ontwikkelingsbedreigende gebeurtenissen meegemaakt. Hij laat extreem gedrag zien en de kinderrechter is van oordeel dat het in het belang van de ontwikkeling van [kind 1] is wanneer hier de juiste hulpverlening voor wordt gezocht. De GI dient de pleegouders hierin te ondersteunen en te begeleiden. Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [kind 1] noodzakelijk in het belang van zijn verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid van het BW). Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] verlengen voor de duur van twaalf maanden.
Ter zake het subsidiaire verzoek van de moeder overweegt de kinderrechter als volgt.
Door de GI is niet ex. artikel 1: 265g BW verzocht om wijziging van de bij beschikking van 17 december 2014 vastgelegde omgangsregeling. Voorts is er door de GI geen beslissing ex. artikel 1: 265f BW genomen ter beperking van de contacten tussen [kind 1] en zijn ouders. Ter zitting heeft de GI het vorenstaande desgevraagd bevestigd. Gelet hierop stelt de kinderrechter vast dat de omgangsregeling zoals vastgelegd in de beschikking van 17 december 2014 formeel nog rechtskracht heeft. In de praktijk is er evenwel een andere omgangsregeling tot stand gekomen, welke de GI, naar de kinderrechter begrijpt, vooralsnog het meest in het belang van [kind 1] acht.
In het kader van de uitvoering van de ondertoezichtstelling is het onder meer de in artikel 1:262 BW lid 3 neergelegde wettelijke taak van de GI om de gezinsband tussen de met het gezag belaste ouder(s) en de minderjarige te bevorderen. Het is de kinderrechter niet gebleken dat de GI deze wettelijke taak veronachtzaamt, welke taak in de praktijk overigens wordt beperkt door de mogelijkheden van [kind 1] om zonder dat dit zijn ontwikkeling schaadt contact met zijn ouders te onderhouden. Voor zover de moeder meent dat de GI met het beleid ter zake de omgang tussen [kind 1] en zijn ouders op een onjuiste wijze uitvoering geeft aan de ondertoezichtstelling dan biedt artikel 1:262b BW de moeder, voor zover zij geen klacht kan indienen op grond van het interne klachtreglement van de GI, de gelegenheid om dit middels een beroep op de geschillenregeling aan de orde te stellen. De moeder heeft geen verzoek ingediend ex. Artikel 1: 262b BW.
Gelet op al het bovenstaande is de kinderrechter van oordeel dat het subsidiaire verzoek van de moeder niet op de wet is gegrond. De moeder is dan ook niet ontvankelijk in haar verzoek.

De beslissing

De kinderrechter:
- verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] te Hoorn, voor de duur van twaalf maanden, tot 8 januari 2017;
- verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] te Hoorn, in een netwerkpleeggezin, te weten [pleegouders] , voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot uiterlijk 8 januari 2017;
-verklaart de moeder niet ontvankelijk in haar subsidiaire verzoek;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Kleefmann, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2015.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam