ECLI:NL:RBNHO:2015:11476

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 december 2015
Publicatiedatum
23 december 2015
Zaaknummer
C/15/227283/FA RK 15-3285
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van omgang met minderjarige in het kader van huiselijk geweld en criminele activiteiten

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 23 december 2015 een beschikking gegeven in een familiekwestie tussen een vrouw en een man, die een affectieve relatie hebben gehad en samen een minderjarige hebben. De vrouw verzocht om de man het recht op contact met hun kind te ontzeggen, omdat zij meende dat de man door zijn criminele activiteiten en een verleden van huiselijk geweld niet geschikt was om contact te hebben met het kind. De man, die in de Filipijnen verbleef, betwistte dit verzoek en stelde dat er geen redenen waren om het contact te ontzeggen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de slechte verstandhouding tussen de partijen en het feit dat het kind sinds oktober 2013 geen contact meer had gehad met de man. De rechtbank oordeelde dat het contact met de man onvoorspelbaar was en dat de vrouw het recht had om te verzoeken om ontzegging van het contact. De rechtbank besloot om de man het recht op omgang met het kind voor de duur van een jaar te ontzeggen, met de mogelijkheid van contactherstel onder professionele begeleiding in de toekomst. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
RvD
zaak-/rekestnr.: C/15/227283 / FA RK 15-3285
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 23 december 2015
in de zaak van:
[naam vrouw],
wonende te Alkmaar,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. E.S. Dirks, kantoorhoudende te Alkmaar,
tegen
[naam man],
wonende te Alkmaar,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.A. Wondaal, kantoorhoudende te Alkmaar.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de man, ingekomen op 4 juni 2015;
- het verweerschrift, tevens houdende een zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 29 juni 2015;
- het bericht van 19 augustus 2015 van de man, waarin hij zijn verzoek intrekt;
- het bericht van 8 september 2015 van de vrouw, met het verzoek de zaak op de rol te plaatsen.
1.2
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 24 november 2015 in aanwezigheid van de vrouw, bijgestaan door mr. E.S. Dirks, en mr. M.A. Wondaal, namens de man. Daarnaast is verschenen mevrouw [naam 1], namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). De man is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Partijen hebben tot en met mei 2013 een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2
Uit deze relatie is geboren de minderjarige [naam minderjarige] (hierna: [het kind]) op [geboortedatum] in de gemeente Alkmaar. De man heeft [het kind] erkend. De vrouw is van rechtswege belast met het gezag over [het kind].
3 Verzoek en verweer
3.1
De vrouw heeft verzocht om de man het recht op contact met [het kind] te ontzeggen. Ter onderbouwing van haar verzoek heeft de vrouw aangevoerd dat de man in verband met zijn criminele activiteiten niet geschikt is om contact met [het kind] te hebben. Partijen kennen een verleden dat zich kenmerkt door huiselijk geweld. De onderlinge spanningen zullen hun weerslag hebben op [het kind]. Contact met de man zal derhalve ernstig nadeel opleveren voor de ontwikkeling van [het kind]. Bovendien kent [het kind] de man eigenlijk niet, zodat zij hem ook niet mist. De man is, net als in oktober 2013, onaangekondigd voor onbepaalde tijd vertrokken. Indien de rechtbank van oordeel is dat er contact tussen [het kind] en de man moet komen, dan is de vrouw bereid om daaraan mee te werken, maar uitsluitend in het geval het contact onder begeleiding van een onafhankelijke instantie (zoals Het Omgangshuis) zal plaatsvinden.
3.2.
De man heeft gevraagd het verzoek van de vrouw af te wijzen. Namens de man is ter zitting betoogd dat wettelijk uitgangspunt is dat er contact tussen een minderjarige en de biologische ouder plaatsvindt. In het onderhavige geval zijn er geen omstandigheden aanwezig die maken dat de man het recht op contact met [het kind] moet worden ontzegd. De man verblijft nu weer voor enige tijd in de Filipijnen, zodat er ook geen noodzaak tot toewijzing van het verzoek van de vrouw bestaat. Het strekt te ver om de man op voorhand ieder contact met [het kind] in de toekomst te ontzeggen.

4.Beoordeling

4.1
Als ouder zonder gezag heeft de man op grond van artikel 377a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op omgang, tenzij er sprake is van één van de in het derde lid opgesomde ontzeggingsgronden. De rechter ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang slechts, indien:
omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
e omgang anderszins in strijd met zwaarwegende belangen van het kind is.
4.2
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de verstandhouding tussen partijen slecht is. Blijkens de door de vrouw overgelegde aangiftes van door de man gepleegd huiselijk geweld bestonden er ook tijdens de relatie van partijen al veel spanningen tussen hen. Vast staat voorts dat [het kind] sinds oktober 2013 geen contact meer heeft gehad met de man. [het kind] was toen anderhalf jaar oud. Partijen hebben herhaaldelijk getracht afspraken te maken over een omgangsregeling, maar daar is geen contact uit voortgekomen. De man is in oktober 2013 onaangekondigd naar de Filipijnen vertrokken, waar hij tot januari 2015 heeft verbleven. Volgens de vrouw informeert de man niet naar [het kind] en zoekt hij alleen contact op de momenten dat hij in Nederland is en het hem uitkomt, hetgeen wordt bevestigd door het feit dat de man zijn verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling heeft ingetrokken en opnieuw naar de Filipijnen is vertrokken. Omdat de man zich niet inzet voor het contact met [het kind], vindt de vrouw het verstandig om hem het recht daarop te ontzeggen tot [het kind] een leeftijd heeft bereikt waarop zij zelf kan bepalen of zij contact met haar vader wil.
Op basis van het vorenstaande constateert de rechtbank, met de Raad, dat de aanwezigheid van de man, alsook het contact met hem, tot op heden onvoorspelbaar is geweest. De motivatie van de man om betrokken te zijn op [het kind] wordt niet helder. De advocaat van de man vermoedt dat de man volgend jaar (tijdelijk) terug zal keren naar Nederland, maar zeker is dat niet. Onduidelijk is wat [het kind] van de man kan verwachten op het moment dat hij weer een beroep op zijn recht tot omgang doet, temeer nu partijen niet in staat zijn om daarover in onderling overleg afspraken te maken. De verwarring die in dat geval zal ontstaan, levert een onaanvaardbaar risico op voor een evenwichtige ontwikkeling van de nog jonge [het kind]. Aangezien er sinds oktober 2013 geen contact meer tussen [het kind] en de man is geweest en de man voor langere tijd in het buitenland verblijft, acht de rechtbank ontzegging van het recht op omgang voor onbepaalde tijd echter evenmin aan de orde. Immers, thans kan niet uitgesloten worden dat het belang van [het kind] op enig moment vergt dat zij contact heeft met de man, nog vóór het moment dat zij daar zelf zeggenschap over krijgt. Dit betekent dat de rechtbank de man het recht op omgang voor de duur van een jaar zal ontzeggen. De rechtbank wenst daarbij nog op te merken dat zij ervan uitgaat dat een eventueel contactherstel in de toekomst, in het belang van [het kind], onder professionele begeleiding zal plaatsvinden en dat de vrouw – conform haar toezegging – haar medewerking daaraan zal verlenen.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
ontzegt de man het recht op omgang met [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] te Alkmaar, voor de duur van een jaar, te weten tot 23 december 2016;
5.2
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Kleefmann, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.M. van Diepen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2015.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.