ECLI:NL:RBNHO:2015:11388

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 2295
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en overgang naar een LFNP-functie voor politieambtenaar met geschil over matching

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een politieambtenaar (eiser) en de korpschef van politie (verweerder) over de toekenning van een functie in het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). Eiser was het niet eens met de beslissing van verweerder om hem de functie van Medewerker GGP toe te kennen, omdat hij van mening was dat zijn functie had moeten matchen met de LFNP-functie Senior GGP, die in een hogere salarisschaal is gewaardeerd. Eiser stelde dat de werkzaamheden van zijn uitgangspositie niet overeenkwamen met die van de LFNP-functie Medewerker GGP, omdat belangrijke taken ontbraken.

De rechtbank heeft overwogen dat de transponeringstabel, die de basis vormt voor de matching, niet kan worden aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift (avv), maar dat er wel een zwaarwegende betekenis aan moet worden gehecht. De rechtbank oordeelde dat het aan eiser was om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling had plaatsgevonden of dat het resultaat onhoudbaar was. Eiser kon niet aantonen dat de matching niet correct was uitgevoerd, en de rechtbank concludeerde dat de beroepsgrond van eiser faalde.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/2295

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2015 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
De korpschef van politie, de directeur Human Resource Management, Bezwaarorganisatie LFNP, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser een functie in het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) toegekend en bepaald dat hij op 1 januari 2012 overgaat naar de LFNP-functie Medewerker GGP, gewaardeerd in salarisschaal 6.
Bij besluit van 30 april 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2015. Eiser is tezamen met zijn echtgenote verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A.M. Bot en F.J.H. Gunther.

Overwegingen

1.1
In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008-2010 is onder meer afgesproken dat voor de sector Politie landelijk een nieuw functiegebouw zal gaan gelden. Er is vervolgens een stelsel van 92 organieke functies met daarbij behorende functiebeschrijvingen ontwikkeld, voorzien van een waardering per organieke functie. Aan de functies zijn, daar waar nodig geacht, werkterreinen, aandachtsgebieden en specifieke functionaliteiten gekoppeld. Dit geheel wordt aangeduid als het LFNP en is door de Minister van Veiligheid en Justitie (hierna: de Minister) op 7 mei 2013 vastgelegd in de Regeling vaststelling LFNP (Stcrt. 2013, 13079). Invoering van het LFNP geschiedt in stappen, hetgeen is beschreven in de ‘Regeling overgang naar een LFNP functie’ (hierna: de Regeling), vastgesteld door de Minister op 8 mei 2013 (Stcrt. 2013, 13141).
1.2
De eerste stap betreft de vaststelling van de uitgangsposities van de politieambtenaren in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011. Met het oog op het bepalen van de uitgangspositie is aan alle politieambtenaren eerst een voorgenomen besluit uitgangspositie gezonden. Daarin is onder meer gewezen op de mogelijkheid om uiterlijk op 23 mei 2011 eenmalig functieonderhoud aan te vragen op de wijze zoals omschreven in artikel 3 van de op 9 februari 2012 vastgestelde Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp) (Stcrt. 2012, 3097). In de periode vanaf 1 april 2011 tot en met 31 december 2011 zijn alle individuele functiewijzigingen en de daarmee samenhangende gewijzigde uitgangsposities bij besluit vastgelegd. Vervolgens is op de peildatum 31 december 2011 voor iedere politieambtenaar vastgesteld in hoeverre sprake is van specifieke werkzaamheden door middel van een aanvullend besluit uitgangspositie.
1.3
De tweede stap is het bepalen van een zogenaamde ‘match’ met de LFNP-functies door een daartoe in het leven geroepen werkgroep matching. Bij het matchingsproces zijn de Regeling, het reglement voor de werkwijze van de werkgroep matching en de beleidsregel Instructie organieke matching bepalend. De Regeling schrijft voor dat op basis van de functiebeschrijvingen het meest vergelijkbare LFNP-domein wordt vastgesteld: Leiding, Uitvoering of Ondersteuning. Hierna worden de functiebeschrijvingen die zijn ingedeeld in de domeinen Uitvoering en Ondersteuning verder ingedeeld in het meest vergelijkbare vakgebied. Vervolgens wordt binnen het vakgebied de meest vergelijkbare LFNP-functie vastgesteld, waarbij een LFNP-functie met een overeenkomstige salarisschaal zonder meer als de meest vergelijkbare functie heeft te gelden (‘matching op schaal’). De resultaten van deze matching zijn vastgelegd in een transponeringstabel, die als bijlage bij de Regeling is gevoegd en gelijktijdig is gepubliceerd. De bijlage is sindsdien een aantal keer vervangen door een gewijzigde transponeringstabel, welke wijzigingen eveneens zijn gepubliceerd in de Staatscourant.
1.4
Het bestreden besluit ziet op de derde stap: de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie aan alle politieambtenaren, waarbij op grond van de Regeling (artikel 5, tweede en derde lid) de uitgangspositie en de transponeringstabel bepalend zijn. Verweerder is daarbij de mogelijkheid gegeven om - na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie - van voornoemde uitgangspunten af te wijken indien dit in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien sprake is van een bijzondere situatie (artikel 5, vierde lid, van de Regeling, hierna: de hardheidsclausule).
2.1
Bij het besluit uitgangspositie heeft verweerder de uitgangspositie van eiser voor de overgang naar het LFNP vastgesteld op de functie van Coördinator 6 BOA A DFS LD Transport per de peildatum 31 december 2011.
2.2
Bij het primaire besluit heeft verweerder aan eiser een functie uit het LFNP toegekend en bepaald dat eiser op 1 januari 2012 overgaat naar de LFNP-functie Medewerker GGP, met als waardering schaal 6. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
3.1
Eiser stelt dat sprake is van een onjuiste matching. Volgens eiser had zijn functie gematcht moeten worden met de LFNP functie Senior GGP, schaal 8. De daadwerkelijke werkzaamheden van zijn uitgangspositie komen volgens eiser niet overeen met de werkzaamheden en hoofdbestanddelen van de LFNP-functie van Medewerker GGP, omdat daarin het hoofdbestanddeel van Chef van Dienst, dan wel (zaaks)coördinatie ontbreekt.
3.2
De rechtbank overweegt dat de Centrale Raad van Beroep (de Raad) in haar uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB: 2015:1663) heeft overwogen dat de transponeringstabel niet kan worden aangemerkt als een avv. Het feit dat de transponeringstabel niet als een avv kan worden aangemerkt, neemt volgens de Raad niet weg dat aan deze tabel, mede op grond van de waarborgen waarmee de totstandkoming ervan is omgeven, een zwaarwegende betekenis moet worden gehecht. Verweerder mag bij het nemen van besluiten over de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie ervan uitgaan dat toepassing van de voor het matchingsproces geldende regels tot de in de tabel vermelde uitkomst leidt en ter motivering mag verweerder in beginsel volstaan met een verwijzing naar de transponeringstabel. Het is aan de betrokken politieambtenaar om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende. Verder kan de politieambtenaar zich in dit verband niet beroepen op feiten of omstandigheden die hij reeds in het kader van de vaststelling van de uitgangspositie naar voren had kunnen brengen.
3.3
Uit de bovengenoemde uitspraken volgt voorts dat het in artikel 3 van de Regeling neergelegde uitgangspunt dat matching plaatsvindt op basis van de formele (schriftelijke) korpsfunctiebeschrijving en dat voor de match met de meest vergelijkbare functie binnen het toegekende vakgebied de salarisschaal van de korpsfunctie in beginsel bepalend is, niet maakt dat aan de inhoud of de wijze van totstandkoming van de Regeling zodanige ernstige feilen kleven dat deze niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten. Het is aan de betrokken politieambtenaar om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende. Verder kan de politieambtenaar zich in dit verband niet beroepen op feiten of omstandigheden die hij reeds in het kader van de vaststelling van de uitgangspositie naar voren had kunnen brengen.
3.4
Gebleken is dat eiser functieonderhoud heeft aangevraagd en dat dit is geweigerd. Dit heeft geleid tot diverse gerechtelijke procedures. Laatstelijk bij uitspraak van 6 november 2015 is het hoger beroep van eiser door de Raad ongegrond verklaard en is de uitgangspositie daarmee in rechte vast komen te staan. Eiser komt in beroep feitelijk wederom op tegen de uitgangspositie. Eiser kan zich niet beroepen op feiten en omstandigheden die hij in het kader van de vaststelling van de uitgangspositie naar voren had kunnen brengen. De enkele omstandigheid dat een andere uitkomst van de matching ook verdedigbaar zou zijn geweest, is geen reden om het resultaat van de matching onhoudbaar te achten. Ter ondersteuning van dit oordeel verwijst de rechtbank naar overweging 8.5. van de uitspraak van CRvB van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550). Gelet op het voorgaande heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de matching niet conform de Regeling is geschied dan wel dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten.
3.5
Voor zover eiser het systeem van matching op schaal betwist, wijst de rechtbank erop dat de Raad aangaande het matchen op de salarisschaal van de uitgangspositie in de uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB: 2015:1663) het volgende heeft overwogen. De Regeling zelf is niet gewijzigd wat betreft het matchen op schaal. Uitgangspunt bij de matching is steeds de formele functiebeschrijving geweest. In de Regeling staat in artikel 3, vierde lid, beschreven hoe de match vervolgens wordt vastgesteld. Nadat het domein en vakgebied zijn vastgesteld, geldt dat indien de salarisschaal van de functiebeschrijving overeenkomt met de salarisschaal van een LFNP-functie in het gekozen vakgebied, die functie wordt beschouwd als de meest vergelijkbare functie. De Regeling is met terugwerkende kracht ingevoerd tot 31 december 2009. De beleidsregel Instructie organieke matching is wel gewijzigd voor wat betreft het vinden van de meest vergelijkbare functie binnen het vakgebied. Deze wijziging heeft plaatsgevonden omdat gaandeweg bleek dat de Instructie organieke matching niet leidde tot consistentie van het totale matchingsproces, hetgeen bij de aanvang van de matching een uitdrukkelijke voorwaarde was. Deze wijziging van de beleidsregel kan echter niet leiden tot het oordeel dat aan de inhoud of de wijze van totstandkoming van het algemeen verbindend voorschrift ernstige feilen kleven, aldus de Raad. De beroepsgrond van eiser faalt derhalve.
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van J. van Roode, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.