ECLI:NL:RBNHO:2015:11382

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 3232
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en overgang naar LFNP-functie Operationeel Expert GGP en de rechtsgeldigheid van de matching

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een politieambtenaar (eiser) en de korpschef van politie (verweerder) over de toekenning van een functie uit het Landelijk Functiegebouw Politie (LFNP). Eiser was het niet eens met de toekenning van de functie Operationeel Expert GGP, die hij op 1 januari 2012 zou krijgen, en stelde dat zijn feitelijke werkzaamheden meer overeenkwamen met de functie van Projectleider, die een hogere waardering had. Eiser had eerder geen bezwaar gemaakt tegen zijn uitgangspositie en stelde dat de functiebeschrijving niet overeenkwam met zijn werkzaamheden. De rechtbank oordeelde dat de korpschef bij de toekenning van de functie de geldende regels had gevolgd en dat de transponeringstabel, die de basis vormde voor de matching, niet als een algemeen verbindend voorschrift kon worden aangemerkt, maar wel een belangrijke rol speelde in het besluitvormingsproces. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de matching niet correct was uitgevoerd en dat de toekenning van de functie rechtmatig was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/3232

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2015 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.P.L.C. Dijkgraaf),
en

de korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser een functie uit het LFNP toegekend en bepaald dat eiser op 1 januari 2012 overgaat naar de LFNP-functie Operationeel Expert GGP (schaal 9).
Bij besluit van 4 juli 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2015. Gemachtigde van eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A.M. Bot en F.J.H. Gunther.

Overwegingen

1.1.
In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008-2010 is onder meer afgesproken dat voor de sector Politie landelijk een nieuw functiegebouw zal gaan gelden. Er is vervolgens een stelsel van 92 organieke functies met daarbij behorende functiebeschrijvingen ontwikkeld, voorzien van een waardering per organieke functie. Aan de functies zijn, daar waar nodig geacht, werkterreinen, aandachtsgebieden en specifieke functionaliteiten gekoppeld. Dit geheel wordt aangeduid als het LFNP en is door de Minister van Veiligheid en Justitie (hierna: de Minister) op 7 mei 2013 vastgelegd in de Regeling vaststelling LFNP (Stcrt. 2013, 13079). Invoering van het LFNP geschiedt in stappen, hetgeen is beschreven in de ‘Regeling overgang naar een LFNP functie’ (hierna: de Regeling), vastgesteld door de Minister op 8 mei 2013 (Stcrt. 2013, 13141).
1.2.
De eerste stap betreft de vaststelling van de uitgangsposities van de politieambtenaren in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011. Met het oog op het bepalen van de uitgangspositie is aan alle politieambtenaren eerst een voorgenomen besluit uitgangspositie gezonden. Daarin is onder meer gewezen op de mogelijkheid om uiterlijk op 23 mei 2011 eenmalig functieonderhoud aan te vragen op de wijze zoals omschreven in artikel 3 van de op 9 februari 2012 vastgestelde Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp) (Stcrt. 2012, 3097). In de periode vanaf 1 april 2011 tot en met 31 december 2011 zijn alle individuele functiewijzigingen en de daarmee samenhangende gewijzigde uitgangsposities bij besluit vastgelegd. Vervolgens is op de peildatum 31 december 2011 voor iedere politieambtenaar vastgesteld in hoeverre sprake is van specifieke werkzaamheden door middel van een aanvullend besluit uitgangspositie.
1.3.
De tweede stap is het bepalen van een zogenaamde ‘match’ met de LFNP-functies door een daartoe in het leven geroepen werkgroep matching. Bij het matchingsproces zijn de Regeling, het reglement voor de werkwijze van de werkgroep matching en de beleidsregel Instructie organieke matching bepalend. De Regeling schrijft voor dat op basis van de functiebeschrijvingen het meest vergelijkbare LFNP-domein wordt vastgesteld: Leiding, Uitvoering of Ondersteuning. Hierna worden de functiebeschrijvingen die zijn ingedeeld in de domeinen Uitvoering en Ondersteuning verder ingedeeld in het meest vergelijkbare vakgebied. Vervolgens wordt binnen het vakgebied de meest vergelijkbare LFNP-functie vastgesteld, waarbij een LFNP-functie met een overeenkomstige salarisschaal zonder meer als de meest vergelijkbare functie heeft te gelden (‘matching op schaal’). De resultaten van deze matching zijn vastgelegd in een transponeringstabel, die als bijlage bij de Regeling is gevoegd en gelijktijdig is gepubliceerd. De bijlage is sindsdien een aantal keer vervangen door een gewijzigde transponeringstabel, welke wijzigingen eveneens zijn gepubliceerd in de Staatscourant.
1.4
Het bestreden besluit ziet op de derde stap: de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie aan alle politieambtenaren, waarbij op grond van de Regeling (artikel 5, tweede en derde lid) de uitgangspositie en de transponeringstabel bepalend zijn. Verweerder is daarbij de mogelijkheid gegeven om - na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie - van voornoemde uitgangspunten af te wijken indien dit in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien sprake is van een bijzondere situatie (artikel 5, vierde lid, van de Regeling, hierna: de hardheidsclausule).
2.1
Bij besluit van 24 oktober 2011 heeft verweerder de uitgangspositie van eiser voor de overgang naar het LFNP vastgesteld op Projectleider/028/09 D4 Team De Pijp, gewaardeerd op schaal 9, per peildatum 31 december 2011. Eiser heeft geen verzoek om functieonderhoud gedaan en geen bezwaar gemaakt tegen de uitgangspositie.
2.2
Bij het primaire besluit heeft verweerder aan eiser een functie uit het LFNP toegekend en bepaald dat eiser op 1 januari 2012 overgaat naar de LFNP-functie Operationeel Expert GGP, schaal 9. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser zijn beroepsgronden, dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen en dat de transponeringstabel niet kan worden aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift, ter zitting heeft ingetrokken.
4.1
Eiser stelt dat de korpsfunctiebeschrijving niet correspondeert met de werkzaamheden die hij feitelijk uitvoert, welke werkzaamheden feitelijk behoorden bij de korpsfunctie van Projectleider, gewaardeerd op schaal 10. De functiebeschrijving had voorafgaand aan de matching geactualiseerd moeten worden. Als dat was gebeurd, dan was eiser gematcht met de meest vergelijkbare functie van Operationeel Specialist. Bovendien komt die functie overeen met het werk- en denkniveau van eisers korpsfunctie, terwijl de functie van Operationeel Expert een lager opleidingsvereiste kent. Daarbij komt dat Operationeel Expert niet de meest vergelijkbare functie kan zijn, nu de korpsfunctiebeschrijving van eiser evident leidinggevende taken kent, terwijl in Handleiding uitvoering matching (de Handleiding) op pagina 32 te lezen valt dat in die gevallen de LFNP-functie van Operationeel Specialist A de meest vergelijkbare functie is. Hoewel het opleidingsniveau niet van doorslaggevende betekenis wordt geacht volgens de Handleiding, is volgens eiser niet zonder betekenis dat voor laatstgenoemde functie HBO-niveau is vereist, zoals ook geldt voor eisers korpsfunctie waarmee is gematcht.
4.2
De rechtbank overweegt dat de Centrale Raad van Beroep (de Raad) in haar uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB: 2015:1663) heeft overwogen dat de transponeringstabel niet kan worden aangemerkt als een avv. Het feit dat de transponeringstabel niet als een avv kan worden aangemerkt, neemt volgens de Raad niet weg dat aan deze tabel, mede op grond van de waarborgen waarmee de totstandkoming ervan is omgeven, een zwaarwegende betekenis moet worden gehecht. Verweerder mag bij het nemen van besluiten over de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie ervan uitgaan dat toepassing van de voor het matchingsproces geldende regels tot de in de tabel vermelde uitkomst leidt en ter motivering mag verweerder in beginsel volstaan met een verwijzing naar de transponeringstabel. Het is aan de betrokken politieambtenaar om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende. Verder kan de politieambtenaar zich in dit verband niet beroepen op feiten of omstandigheden die hij reeds in het kader van de vaststelling van de uitgangspositie naar voren had kunnen brengen.
4.3
Uit de bovengenoemde uitspraken volgt voorts dat het in artikel 3 van de Regeling neergelegde uitgangspunt dat matching plaatsvindt op basis van de formele (schriftelijke) korpsfunctiebeschrijving en dat voor de match met de meest vergelijkbare functie binnen het toegekende vakgebied de salarisschaal van de korpsfunctie in beginsel bepalend is, niet maakt dat aan de inhoud of de wijze van totstandkoming van de Regeling zodanige ernstige feilen kleven dat deze niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten. Het is aan de betrokken politieambtenaar om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende. Verder kan de politieambtenaar zich in dit verband niet beroepen op feiten of omstandigheden die hij reeds in het kader van de vaststelling van de uitgangspositie naar voren had kunnen brengen.
4.4
Voor zover eiser stelt dat zijn korpsfunctie had moeten worden gematcht in het domein Leiding, geldt dat binnen het systeem van het LFNP de leidinggevende functies in de domeinen Leiding, Uitvoering en Ondersteuning voorkomen. Het domein Leiding is in het geval van eiser niet het meest vergelijkbare, omdat hij niet minimaal de daarvoor vereiste salarisschaal 14 heeft.
4.5
Eiser kan zich voorts niet beroepen op feiten en omstandigheden die hij in het kader van de vaststelling van de uitgangspositie naar voren had kunnen brengen. Voor wat betreft eisers betoog dat zijn feitelijke werkzaamheden afwijken van de functiebeschrijving van zijn korpsfunctie geldt dan ook dat het op de weg had gelegen van eiser om functieonderhoud aan te vragen dan wel op te komen tegen de uitgangspositie. De enkele omstandigheid dat een andere uitkomst van de matching ook verdedigbaar zou zijn geweest, is geen reden om het resultaat van de matching onhoudbaar te achten. Ter ondersteuning van dit oordeel verwijst de rechtbank naar overweging 8.5. van de uitspraak van CRvB van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550).
4.6
Mede gelet op het feit dat in eisers functiebeschrijving leidinggevende taken zijn opgenomen die van coördinerende aard zijn, hetgeen eiser ook niet betwist, bezien in relatie tot hetgeen is opgenomen in de Handleiding, deel III, paragraaf 3b, op bladzijde 33, heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat de matching niet conform de Regeling is geschied dan wel dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Eisers stelling omtrent zijn opleidingsniveau maakt dit niet anders, nu niet het werk- en denkniveau maar de kern en/of het doel van de functie de keuze voor het vakgebied en de meest vergelijkbare LFNP-functie bepaalt.
5. Gelet op de vorenstaande overwegingen is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van J. van Roode, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.