ECLI:NL:RBNHO:2015:11380

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 3485
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen wijzigingsbesluit LFNP-functie en niet-ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam bij de politie, en de korpschef van politie als verweerder. De eiser had beroep ingesteld tegen een wijzigingsbesluit van de korpschef, dat betrekking had op de toekenning van een functie uit het Landelijk Functiegebouw Politie (LFNP). De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 1 januari 2012 was overgegaan naar de LFNP-functie van Sectorhoofd, schaal 14, maar dat er onduidelijkheid was ontstaan over de wijziging van deze functie per 1 september 2012. De korpschef had in het wijzigingsbesluit aangegeven dat de werkzaamheden van de eiser op dat moment niet leidden tot een LFNP-functie, wat de eiser betwistte. Tijdens de zitting bleek echter dat de eiser nog steeds gematcht was met de functie van Sectorhoofd en dat het wijzigingsbesluit geen verandering in zijn functie met zich meebracht. Hierdoor concludeerde de rechtbank dat de eiser geen procesbelang had bij het beroep, aangezien hij de gewenste LFNP-functie had behouden. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en veroordeelde de verweerder tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/3485

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2013 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.P.L.C. Dijkgraaf),
en

de korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een functie uit het LFNP toegekend en bepaald dat eiser op 1 januari 2012 overgaat naar de LFNP-functie Sectorhoofd (schaal 14).
Bij besluit van 20 augustus 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A.M. Bot en F.J.H. Gunther.

Overwegingen

1.1.
In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008-2010 is onder meer afgesproken dat voor de sector Politie landelijk een nieuw functiegebouw zal gaan gelden. Er is vervolgens een stelsel van 92 organieke functies met daarbij behorende functiebeschrijvingen ontwikkeld, voorzien van een waardering per organieke functie. Aan de functies zijn, daar waar nodig geacht, werkterreinen, aandachtsgebieden en specifieke functionaliteiten gekoppeld. Dit geheel wordt aangeduid als het LFNP en is door de Minister van Veiligheid en Justitie (hierna: de Minister) op 7 mei 2013 vastgelegd in de Regeling vaststelling LFNP (Stcrt. 2013, 13079). Invoering van het LFNP geschiedt in stappen, hetgeen is beschreven in de ‘Regeling overgang naar een LFNP functie’ (hierna: de Regeling), vastgesteld door de Minister op 8 mei 2013 (Stcrt. 2013, 13141).
1.2.
De eerste stap betreft de vaststelling van de uitgangsposities van de politieambtenaren in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011. Met het oog op het bepalen van de uitgangspositie is aan alle politieambtenaren eerst een voorgenomen besluit uitgangspositie gezonden. Daarin is onder meer gewezen op de mogelijkheid om uiterlijk op 23 mei 2011 eenmalig functieonderhoud aan te vragen op de wijze zoals omschreven in artikel 3 van de op 9 februari 2012 vastgestelde Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp) (Stcrt. 2012, 3097). In de periode vanaf 1 april 2011 tot en met 31 december 2011 zijn alle individuele functiewijzigingen en de daarmee samenhangende gewijzigde uitgangsposities bij besluit vastgelegd. Vervolgens is op de peildatum 31 december 2011 voor iedere politieambtenaar vastgesteld in hoeverre sprake is van specifieke werkzaamheden door middel van een aanvullend besluit uitgangspositie.
1.3.
De tweede stap is het bepalen van een zogenaamde ‘match’ met de LFNP-functies door een daartoe in het leven geroepen werkgroep matching. Bij het matchingsproces zijn de Regeling, het reglement voor de werkwijze van de werkgroep matching en de beleidsregel Instructie organieke matching bepalend. De Regeling schrijft voor dat op basis van de functiebeschrijvingen het meest vergelijkbare LFNP-domein wordt vastgesteld: Leiding, Uitvoering of Ondersteuning. Hierna worden de functiebeschrijvingen die zijn ingedeeld in de domeinen Uitvoering en Ondersteuning verder ingedeeld in het meest vergelijkbare vakgebied. Vervolgens wordt binnen het vakgebied de meest vergelijkbare LFNP-functie vastgesteld, waarbij een LFNP-functie met een overeenkomstige salarisschaal zonder meer als de meest vergelijkbare functie heeft te gelden (‘matching op schaal’). De resultaten van deze matching zijn vastgelegd in een transponeringstabel, die als bijlage bij de Regeling is gevoegd en gelijktijdig is gepubliceerd. De bijlage is sindsdien een aantal keer vervangen door een gewijzigde transponeringstabel, welke wijzigingen eveneens zijn gepubliceerd in de Staatscourant.
1.4
Het bestreden besluit ziet op de derde stap: de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie aan alle politieambtenaren, waarbij op grond van de Regeling (artikel 5, tweede en derde lid) de uitgangspositie en de transponeringstabel bepalend zijn. Verweerder is daarbij de mogelijkheid gegeven om - na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie - van voornoemde uitgangspunten af te wijken indien dit in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien sprake is van een bijzondere situatie (artikel 5, vierde lid, van de Regeling, hierna: de hardheidsclausule).
2.1
Bij het besluit uitgangspositie heeft verweerder de uitgangspositie van eiser voor de overgang naar het LFNP vastgesteld op Districtschef per peildatum 31 december 2011.
2.2
Bij het primaire besluit heeft verweerder aan eiser een functie uit het LFNP toegekend en bepaald dat eiser op 1 januari 2012 overgaat naar de LFNP-functie Sectorhoofd, schaal 14. Daarbij heeft verweerder een wijzigingsbesluit genomen en de LFNP-uitgangspositie van eiser per 1 september 2012 vastgesteld op ‘ELDERS WERKZAAM EXEC’ en bepaald dat dit volgens de transponeringstabel niet leidt naar een LFNP-functie. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
3.1
Het betoog van eiser is gericht tegen het LFNP-wijzigingsbesluit, waarin is bepaald dat de werkzaamheden die hij per 1 september 2012 op detacheringsbasis uitoefent, door verweerder in dit besluit geduid als ‘elders werkzaam exec’ niet leidt naar een LFNP-functie. Eiser meent dat hij ten onrechte niet (wederom) is gematcht met de LFNP-functie van Sectorhoofd.
3.2
Uit het verweerschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het wijzigingsbesluit aldus moet worden gelezen, dat eisers werkzaamheden op basis van de detacheringsovereenkomst niet leiden tot de toekenning van een
andereLFNP-functie. Eiser is en blijft gematcht met de functie van Sectorhoofd en het wijzigingsbesluit brengt in zoverre geen verandering met zich. Ter zitting heeft eiser te kennen gegeven zich in die functie te kunnen vinden.
3.3
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen procesbelang heeft bij het beroep, nu hij de gewenste LFNP-functie toegewezen heeft gekregen, en deze ook na het “LFNP-wijzigingsbesluit” behoud. Het beroep dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3.4
Omdat verweerder eerst na het instellen van het beroep door eiser opheldering heeft gegeven over de strekking van het LFNP-wijzigingsbesluit, ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten en hem op te dragen het griffierecht te vergoeden. De rechtbank stelt de proceskosten aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 980,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1) voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 165,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 980,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van C.H. Kuiper, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.