In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam bij de politie, en de korpschef van politie als verweerder. De eiser had beroep ingesteld tegen een wijzigingsbesluit van de korpschef, dat betrekking had op de toekenning van een functie uit het Landelijk Functiegebouw Politie (LFNP). De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 1 januari 2012 was overgegaan naar de LFNP-functie van Sectorhoofd, schaal 14, maar dat er onduidelijkheid was ontstaan over de wijziging van deze functie per 1 september 2012. De korpschef had in het wijzigingsbesluit aangegeven dat de werkzaamheden van de eiser op dat moment niet leidden tot een LFNP-functie, wat de eiser betwistte. Tijdens de zitting bleek echter dat de eiser nog steeds gematcht was met de functie van Sectorhoofd en dat het wijzigingsbesluit geen verandering in zijn functie met zich meebracht. Hierdoor concludeerde de rechtbank dat de eiser geen procesbelang had bij het beroep, aangezien hij de gewenste LFNP-functie had behouden. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en veroordeelde de verweerder tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de eiser.