ECLI:NL:RBNHO:2015:11354

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 december 2015
Publicatiedatum
21 december 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 2735
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en overgang naar een functie binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie met betrekking tot de rol van de transponeringstabel en de hardheidsclausule

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een politieambtenaar, en de korpschef van politie. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van de korpschef waarin haar functie binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) was vastgesteld. Het primaire besluit, genomen op 16 december 2013, kende eiseres de functie Gespecialiseerd Medewerker B toe, gewaardeerd in salarisschaal 8, met ingang van 1 januari 2012. Eiseres was het niet eens met deze toekenning en stelde dat de transponeringstabel, die als bijlage bij de Regeling overgang naar een LFNP functie was gevoegd, niet als een algemeen verbindend voorschrift kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit ondeugdelijk was gemotiveerd, maar dat eiseres door dit motiveringsgebrek niet in haar belangen was geschaad, en passeerde het gebrek op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.

Eiseres voerde verder aan dat de matching van haar functie onjuist was, omdat zij ten onrechte was ingedeeld in het domein Ondersteuning in plaats van Uitvoering. De rechtbank volgde de korpschef in zijn standpunt dat de keuze voor het domein Ondersteuning niet onbegrijpelijk was, gezien de functiebeschrijving van eiseres. Eiseres had ook een beroep gedaan op de hardheidsclausule, maar de rechtbank oordeelde dat er geen omstandigheden waren die toepassing van deze clausule rechtvaardigden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en werd er geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/2735

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2015 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. W.J. Dammingh),
en

de korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een functie in het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) toegekend en bepaald dat zij op 1 januari 2012 overgaat naar de LFNP-functie Gespecialiseerd Medewerker B, gewaardeerd in salarisschaal 8.
Bij besluit van 28 mei 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2015. Eiseres is verschenen, bijgestaan door C. Lamuadni, kantoorgenoot van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.H. Horst, mr. M.J. de Vries en L.M. van den Hil.

Overwegingen

1.1.
In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008-2010 is onder meer afgesproken dat voor de sector Politie landelijk een nieuw functiegebouw zal gaan gelden. Er is vervolgens een stelsel van 92 organieke functies met daarbij behorende functiebeschrijvingen ontwikkeld, voorzien van een waardering per organieke functie. Aan de functies zijn, daar waar nodig geacht, werkterreinen, aandachtsgebieden en specifieke functionaliteiten gekoppeld. Dit geheel wordt aangeduid als het LFNP en is door de Minister van Veiligheid en Justitie (hierna: de Minister) op 7 mei 2013 vastgelegd in de Regeling vaststelling LFNP (Stcrt. 2013, 13079). Invoering van het LFNP geschiedt in stappen, hetgeen is beschreven in de ‘Regeling overgang naar een LFNP functie’ (hierna: de Regeling), vastgesteld door de Minister op 8 mei 2013 (Stcrt. 2013, 13141).
1.2.
De eerste stap betreft de vaststelling van de uitgangsposities van de politieambtenaren in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011. Met het oog op het bepalen van de uitgangspositie is aan alle politieambtenaren eerst een voorgenomen besluit uitgangspositie gezonden. Daarin is onder meer gewezen op de mogelijkheid om uiterlijk op 23 mei 2011 eenmalig functieonderhoud aan te vragen op de wijze zoals omschreven in artikel 3 van de op 9 februari 2012 vastgestelde Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp) (Stcrt. 2012, 3097). In de periode vanaf 1 april 2011 tot en met 31 december 2011 zijn alle individuele functiewijzigingen en de daarmee samenhangende gewijzigde uitgangsposities bij besluit vastgelegd. Vervolgens is op de peildatum 31 december 2011 voor iedere politieambtenaar vastgesteld in hoeverre sprake is van specifieke werkzaamheden door middel van een aanvullend besluit uitgangspositie.
1.3.
De tweede stap is het bepalen van een zogenaamde ‘match’ met de LFNP-functies door een daartoe in het leven geroepen werkgroep matching. Bij het matchingsproces zijn de Regeling, het reglement voor de werkwijze van de werkgroep matching en de beleidsregel Instructie organieke matching bepalend. De Regeling schrijft voor dat op basis van de functiebeschrijvingen het meest vergelijkbare LFNP-domein wordt vastgesteld: Leiding, Uitvoering of Ondersteuning. Hierna worden de functiebeschrijvingen die zijn ingedeeld in de domeinen Uitvoering en Ondersteuning verder ingedeeld in het meest vergelijkbare vakgebied. Vervolgens wordt binnen het vakgebied de meest vergelijkbare LFNP-functie vastgesteld, waarbij een LFNP-functie met een overeenkomstige salarisschaal zonder meer als de meest vergelijkbare functie heeft te gelden (‘matching op schaal’). De resultaten van deze matching zijn vastgelegd in een transponeringstabel, die als bijlage bij de Regeling is gevoegd en gelijktijdig is gepubliceerd. De bijlage is sindsdien een aantal keer vervangen door een gewijzigde transponeringstabel, welke wijzigingen eveneens zijn gepubliceerd in de Staatscourant.
1.4
Het bestreden besluit ziet op de derde stap: de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie aan alle politieambtenaren, waarbij op grond van de Regeling (artikel 5, tweede en derde lid) de uitgangspositie en de transponeringstabel bepalend zijn. Verweerder is daarbij de mogelijkheid gegeven om - na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie - van voornoemde uitgangspunten af te wijken indien dit in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien sprake is van een bijzondere situatie (artikel 5, vierde lid, van de Regeling, hierna: de hardheidsclausule).
2.1
Bij het besluit uitgangspositie heeft verweerder de uitgangspositie van eiseres voor de overgang naar het LFNP vastgesteld op de functie Specialist/009/08, gewaardeerd op schaal 8, per de peildatum 31 december 2011. Bij aanvullend besluit is bepaald dat de uitgangspositie van eiseres niet hoeft te worden aangevuld met taakaccenten.
2.2
Bij het primaire besluit heeft verweerder aan eiseres een functie uit het LFNP toegekend en bepaald dat eiseres op 1 januari 2012 overgaat naar de functie Gespecialiseerd Medewerker B, met als waardering schaal 8. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
3. De rechtbank stelt vast dat eiseres haar beroepsgrond, dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen, ter zitting heeft ingetrokken.
4.1
Eiseres heeft aangevoerd dat de transponeringstabel die als bijlage bij de Regeling overgang naar een LFNP functie (Regeling) is gevoegd niet gekwalificeerd kan worden als een algemeen verbindend voorschrift (avv).
4.2
De Raad heeft in de uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663) overwogen dat de transponeringstabel niet kan worden aangemerkt als een avv. Het bestreden besluit is in zoverre ondeugdelijk gemotiveerd. Dit motiveringsgebrek passeert de rechtbank met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, nu eiseres door dit gebrek niet in haar belangen is geschaad.
5.1
Eiseres stelt voorts dat sprake is van een onjuiste matching. Zij stelt dat haar korpsfunctie ten onrechte is ingedeeld in het domein Ondersteuning. Hoewel de beschrijving van haar zogenaamde ‘kapstokfunctie’ algemeen van aard is, blijkt uit diverse taakaspecten dat zij werkzaam is in het operationele proces. Zij wijst op het onderhouden van contacten met aangevers, slachtoffers van delicten, de officier van justitie en de advocatuur, het feit dat zij ingezet kan worden in ME-verband bij grootschalig politieoptreden en dat zij vanuit het specialisme belast is met (ondersteuning van) de wetshandhaving. Ook haar plaats in de organisatie, te weten bij het (Wijk)team/Bureau wijst erop dat zij werkzaam is in het operationele werkveld, aldus eiseres. Zij is tevens uitgerust met geweldsmiddelen. Gelet op de voorgaande aspecten is sprake van een executieve functie en had zij moeten worden ingedeeld in het domein Uitvoering.
5.2
De Raad heeft in voornoemde uitspraken van 1 juni 2015 geoordeeld dat aan de transponeringstabel een zwaarwegende betekenis moet worden gehecht en dat in beginsel niet van deze tabel wordt afgeweken. Verweerder mag bij het nemen van besluiten over de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie ervan uitgaan dat toepassing van de voor het matchingsproces geldende regels tot de in de tabel vermelde uitkomst leidt en ter motivering mag in beginsel worden volstaan met een verwijzing naar de transponeringstabel.
5.3
Voorts volgt uit bovengenoemde uitspraak dat het in artikel 3 van de Regeling neergelegde uitgangspunt dat matching plaatsvindt op basis van de formele (schriftelijke) functiebeschrijving van de korpsfunctie en dat voor de match met de meest vergelijkbare functie binnen het toegekende vakgebied de salarisschaal van de korpsfunctie in beginsel bepalend is, niet maakt dat aan de inhoud of de wijze van totstandkoming van de Regeling zodanige ernstige feilen kleven dat deze niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten. Het is aan de betrokken politieambtenaar om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende. Verder kan de politieambtenaar zich in dit verband niet beroepen op feiten of omstandigheden die hij reeds in het kader van de vaststelling van de uitgangspositie naar voren had kunnen brengen.
5.4
Verweerder heeft verwezen naar het functievergelijkingsformulier, waarin is gemotiveerd dat voor het domein Ondersteuning is gekozen omdat uit de functiebeschrijving van Specialist/009/08 blijkt dat een bijdrage wordt geleverd aan een effectief een efficiënt werkende politieorganisatie, terwijl tegelijkertijd uit deze functiebeschrijving blijkt dat geen of een beperkte bijdrage wordt geleverd aan operationele politietaken en daarmee niet in rechtstreeks of onvoldoende verband staat met de handhaving van de rechtsorde.
5.5
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt. Eiseres heeft een zogenaamde ‘hybride’ functie, waarbij zowel sprake is van ondersteunende taken als taken op het operationele vlak. Gelet op de functiebeschrijving van Specialist/009/08 heeft verweerder in redelijkheid het zwaartepunt kunnen leggen bij de ondersteunende taken, zodat verweerders keuze voor het domein Ondersteuning niet onbegrijpelijk geacht kan worden. Eiseres heeft ter zitting aangegeven dat zij, gezien haar hybride functie, graag de keuze had gehad tussen de domeinen Uitvoering en Ondersteuning. De rechtbank wijst erop dat hiervoor geen ruimte bestaat in het systeem van de LFNP, waarin op grond van de oude functiebeschrijvingen en de daarin objectief beschreven werkzaamheden bij de matching het meest vergelijkbare domein wordt vastgesteld. Zoals ook de Raad in voornoemde uitspraken van 1 juni 2015 heeft overwogen, strekt het nieuwe functiegebouw nu eenmaal tot uniformering en harmonisering, waaraan inherent is dat niet voor iedereen de situatie bij het oude kan blijven. Bij de aanstaande reorganisatie kan mogelijk meer rekening worden gehouden met voorkeuren.
6.1
Tot slot heeft eiseres een beroep gedaan op de hardheidsclausule. In dit verband stelt zij dat zij als gevolg van de matching haar executieve taken zal kwijtraken en geacht wordt een geheel ander soort functie uit te oefenen, op bijvoorbeeld salaris- of personeelsgebied.
6.2
De Raad heeft in voornoemde uitspraken van 1 juni 2015 geoordeeld dat in het karakter van een hardheidsclausule besloten ligt dat deze restrictief wordt toegepast. Voorts heeft de Raad geoordeeld dat de hardheidsclausule niet bedoeld is om rekening te houden met werkzaamheden waarvoor functieonderhoud had kunnen worden gevraagd of met extra werkzaamheden, specifieke werkzaamheden, bijzondere situaties en afspraken die in de uitgangspositie hadden kunnen zijn vastgelegd. De hardheidsclausule is niet bedoeld om de uitgangspositie te corrigeren.
Het gegeven dat een andere LFNP-functie inhoudelijk bezien meer vergelijkbaar is, kan de toepassing van de hardheidsclausule evenmin rechtvaardigen. De omstandigheid dat een politieambtenaar kan overgaan naar een LFNP-functie waarvan de inhoud afwijkt van zijn als uitgangspositie vastgestelde korpsfunctie, is inherent aan de (door de regelgever) bewust gekozen wijze waarop moet worden gematcht en is ook verklaarbaar uit het gegeven dat de werkzaamheden binnen verschillende politieregio’s worden ondergebracht in één nieuw landelijk functiegebouw. Hierbij is van belang dat bij de overgang naar het LFNP feitelijk niets wijzigt aan de opgedragen werkzaamheden tot het moment waarop de ambtenaar in het kader van de vorming van de nationale politie wordt geplaatst of wordt aangewezen als herplaatsingskandidaat.
6.3
Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van omstandigheden die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. Steinhauser, rechter, in aanwezigheid van
R.I. ten Cate, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.