ECLI:NL:RBNHO:2015:11352
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning en overgang naar een functie in het Landelijke Functiegebouw Nationale Politie (LFNP) en de rechtsgeldigheid van de matching
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een politieambtenaar (eiser) en de korpschef van politie (verweerder) over de toekenning van een functie binnen het Landelijke Functiegebouw Nationale Politie (LFNP). Eiser was het niet eens met het besluit van verweerder, waarin hem een functie als Generalist GGP werd toegekend, en stelde dat de matching niet correct was uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het primaire besluit, waarin eiser met ingang van 1 januari 2012 naar de LFNP-functie Generalist GGP werd overgeplaatst, op een juiste wijze was genomen. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door verweerder. Tijdens de zitting op 29 oktober 2015 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door meerdere raadsheren.
De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep, waarin werd gesteld dat de programmadirecteur HRM bevoegd was om namens verweerder te beslissen. De rechtbank oordeelde dat de transponeringstabel, die als basis diende voor de matching, niet als een algemeen verbindend voorschrift kon worden aangemerkt, maar dat het motiveringsgebrek in het bestreden besluit niet leidde tot schending van de belangen van eiser. De rechtbank concludeerde dat de matching op basis van de formele functiebeschrijving diende te gebeuren en dat eiser niet had aangetoond dat de matching niet overeenkomstig de Regeling was geschied.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.