ECLI:NL:RBNHO:2015:11341

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 december 2015
Publicatiedatum
21 december 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 1422
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en overgang naar een LFNP-functie voor politieambtenaar met geschil over functiewaardering en matching

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een politieambtenaar, en de korpschef van politie. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de korpschef waarin haar een functie in het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) was toegekend. Het primaire besluit, genomen op 16 december 2013, kende eiseres de functie van Assistent Intake & Service B toe, gewaardeerd in salarisschaal 5, met ingang van 1 januari 2012. Eiseres was het niet eens met deze toekenning en stelde dat de transponeringstabel, die als basis voor de functiewaardering diende, niet als een algemeen verbindend voorschrift kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de transponeringstabel geen algemeen verbindend voorschrift is, maar dat dit motiveringsgebrek niet tot schending van de belangen van eiseres heeft geleid. De rechtbank concludeerde dat de korpschef de Regeling onjuist had toegepast door eiseres in het vakgebied Intake & Service te plaatsen, terwijl het zwaartepunt van haar functie meer lag op toezicht en handhaving. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de korpschef op om een nieuw besluit te nemen, waarbij het betaalde griffierecht en de proceskosten aan eiseres vergoed moesten worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: ALK 14/1422

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 december 2015 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P. de Casparis),
en

De korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een functie in het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) toegekend en bepaald dat zij op 1 januari 2012 overgaat naar de LFNP-functie Assistent Intake & Service B, gewaardeerd in salarisschaal 5.
Bij besluit van 12 juni 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2015. Namens eiser is mr. R. Achttienribben verschenen, kantoorgenoot van de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J. de Vries, mr. M.H. Horst en R.M.M. Paulssen.

Overwegingen

1.1
In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008-2010 is onder meer afgesproken dat voor de sector Politie landelijk een nieuw functiegebouw zal gaan gelden. Er is vervolgens een stelsel van 92 organieke functies met daarbij behorende functiebeschrijvingen ontwikkeld, voorzien van een waardering per organieke functie. Aan de functies zijn, daar waar nodig geacht, werkterreinen, aandachtsgebieden en specifieke functionaliteiten gekoppeld. Dit geheel wordt aangeduid als het LFNP en is door de Minister van Veiligheid en Justitie (hierna: de Minister) op 7 mei 2013 vastgelegd in de Regeling vaststelling LFNP (Stcrt. 2013, 13079). Invoering van het LFNP geschiedt in stappen, hetgeen is beschreven in de ‘Regeling overgang naar een LFNP functie’ (hierna: de Regeling), vastgesteld door de Minister op 8 mei 2013 (Stcrt. 2013, 13141).
1.2
De eerste stap betreft de vaststelling van de uitgangsposities van de politieambtenaren in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011. Met het oog op het bepalen van de uitgangspositie is aan alle politieambtenaren eerst een voorgenomen besluit uitgangspositie gezonden. Daarin is onder meer gewezen op de mogelijkheid om uiterlijk op 23 mei 2011 eenmalig functieonderhoud aan te vragen op de wijze zoals omschreven in artikel 3 van de op 9 februari 2012 vastgestelde Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp) (Stcrt. 2012, 3097). In de periode vanaf 1 april 2011 tot en met 31 december 2011 zijn alle individuele functiewijzigingen en de daarmee samenhangende gewijzigde uitgangsposities bij besluit vastgelegd. Vervolgens is op de peildatum 31 december 2011 voor iedere politieambtenaar vastgesteld in hoeverre sprake is van specifieke werkzaamheden door middel van een aanvullend besluit uitgangspositie.
1.3
De tweede stap is het bepalen van een zogenaamde ‘match’ met de LFNP-functies door een daartoe in het leven geroepen werkgroep matching. Bij het matchingsproces zijn de Regeling, het reglement voor de werkwijze van de werkgroep matching en de beleidsregel Instructie organieke matching bepalend. De Regeling schrijft voor dat op basis van de functiebeschrijvingen het meest vergelijkbare LFNP-domein wordt vastgesteld: Leiding, Uitvoering of Ondersteuning. Hierna worden de functiebeschrijvingen die zijn ingedeeld in de domeinen Uitvoering en Ondersteuning verder ingedeeld in het meest vergelijkbare vakgebied. Vervolgens wordt binnen het vakgebied de meest vergelijkbare LFNP-functie vastgesteld, waarbij een LFNP-functie met een overeenkomstige salarisschaal zonder meer als de meest vergelijkbare functie heeft te gelden (‘matching op schaal’). De resultaten van deze matching zijn vastgelegd in een transponeringstabel, die als bijlage bij de Regeling is gevoegd en gelijktijdig is gepubliceerd. De bijlage is sindsdien een aantal keer vervangen door een gewijzigde transponeringstabel, welke wijzigingen eveneens zijn gepubliceerd in de Staatscourant.
1.4
Het bestreden besluit ziet op de derde stap: de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie aan alle politieambtenaren, waarbij op grond van de Regeling (artikel 5, tweede en derde lid) de uitgangspositie en de transponeringstabel bepalend zijn. Verweerder is daarbij de mogelijkheid gegeven om - na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie - van voornoemde uitgangspunten af te wijken indien dit in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien sprake is van een bijzondere situatie (artikel 5, vierde lid, van de Regeling, hierna: de hardheidsclausule).
2.1
Bij het besluit uitgangspositie heeft verweerder de uitgangspositie voor eiseres voor de overgang naar een LFNP-functie vastgesteld op de korpsfunctie van Medewerker 5 Buitengewoon Opsporingsambtenaar (schaal 5). Tegen dit besluit heeft eiseres geen rechtsmiddelen aangewend.
2.2
Bij het primaire besluit heeft verweerder aan eiseres een functie uit het LFNP toegekend en bepaald dat eiseres op 1 januari 2012 overgaat naar de LFNP-functie Assistent Intake & Service B met als waardering schaal 5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
3.1
Eiseres heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen.
3.2
De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit in ondermandaat is genomen door de programmadirecteur Human Resource Management (HRM). Naar het oordeel van de rechtbank was de programmadirecteur HRM bevoegd om namens de korpschef te beslissen op het bezwaarschrift van eiser. Voor een motivering van dit oordeel wordt verwezen naar hetgeen de Centrale Raad van Beroep (de Raad) daarover overweegt in – onder meer – zijn uitspraak van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550.
4.1
Voorts stelt eiseres dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de transponeringstabel kan worden aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift.
4.2
Onder verwijzing naar voornoemde uitspraken van de Raad van 1 juni 2015 is de rechtbank thans van oordeel dat de transponeringstabel - anders dan verweerder bij het bestreden besluit heeft gesteld - geen algemeen verbindend voorschrift is. Het bestreden besluit is daarom in zoverre ondeugdelijk gemotiveerd. Dit motiveringsgebrek kan echter worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), nu eiseres door dit gebrek niet in haar belangen is geschaad. Aan dit oordeel ligt het volgende ten grondslag.
5.1
Het feit dat de transponeringstabel geen algemeen verbindend voorschrift is, neemt naar het oordeel van de Raad in de uitspraken van 1 juni 2015 niet weg dat aan deze tabel, mede op grond van de waarborgen waarmee de totstandkoming ervan is omgeven, een zwaarwegende betekenis moet worden gehecht. De transponeringstabel en de wijzigingen daarvan vormen de neerslag van het resultaat van de werkzaamheden van de werkgroep matching. Het betreft hier een breed samengestelde werkgroep, die vanwege zijn specifieke deskundigheid voor de matching in het leven is geroepen en waarvan de leden deels op voordracht van de minister en deels op voordracht van de politievakorganisaties zijn benoemd. Van het resultaat van de werkzaamheden van deze werkgroep kan daarom in beginsel niet worden afgeweken. Dit geldt te minder nu de hierop gebaseerde (wijziging van de) transponeringstabel is voorgelegd aan het Georganiseerd Overleg in Politieambtenarenzaken (GOP) alvorens deze vast te stellen. Dit alles leidt tot de conclusie dat verweerder bij het nemen van besluiten over de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie ervan mag uitgaan dat toepassing van de voor het matchingsproces geldende regels tot de in de tabel vermelde uitkomst leidt. Verweerder mag in beginsel volstaan met een verwijzing naar de transponeringstabel. Het is aan de betrokken politieambtenaar om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied. Het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende. Verder kan de politieambtenaar zich niet beroepen op feiten en omstandigheden die hij reeds in het kader van de vaststelling van de uitgangspositie naar voren had kunnen brengen.
5.2
Eiseres stelt dat sprake is van een onjuiste matching. Allereerst stelt zij dat in haar oude functiebeschrijving het zwaartepunt ligt op toezicht en handhaving. Dit komt overeen met het vakgebied GGP, gericht op de uitvoering van operationele taken, en niet met de omschrijving van het vakgebied Intake & Service. In de Handleiding uitvoering matching LFNP 2013, deel III C, onder 30 is aangegeven dat een korpsfunctiebeschrijving waarbij het zwaartepunt ligt op Toezicht, Handhaving en eventueel Opsporing-VVC, als meest vergelijkbare vakgebied GGP kent. De functie van eiseres had aldus moeten worden ingedeeld in het vakgebied GGP en daarbinnen moeten worden gematcht met de LFNP-functie van Assistent GGP B. Eiseres stelt in dit verband nog dat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel, nu verweerder niet is ingegaan op de argumenten die eiseres met betrekking tot de matching in bezwaar heeft aangevoerd.
5.3
Toepassing van de transponeringstabel heeft er toe geleid dat aan eiseres, die voorheen de functie van Medewerker 5 Buitengewoon Opsporingsambtenaar, gewaardeerd in schaal 5, vervulde, de LFNP-functie van Assistent Intake & Service B, gewaardeerd in schaal 5, is toegekend. Blijkens het functievergelijkingsformulier is voor het vakgebied Intake & Service gekozen omdat dit vakgebied bijdraagt aan de handhaving van de rechtsorde (criminaliteitsbestrijding) en van de openbare orde, en aan de veiligheid en leefbaarheid in de samenleving door intake van burgerverzoeken te verrichten, inzetverzoeken van collega’s te behandelen en service te verlenen door politiële administratieve ondersteuning te verrichten. Intake & Service geeft met name uitvoering aan het proces Intake uit de tak Uitvoeren en aan de processen in de takken Voorbereiden en Verbeteren uit het RBP. Gelet op wervingsnaam van ‘administratief medewerker BOA’ is in casu niet het vakgebied GGP het meest vergelijkbaar geacht, maar het vakgebied Intake & Service.
5.4
Blijkens de functiebeschrijving van Medewerker 5 Buitengewoon Opsporingsambtenaar bestaat de korpsfunctie van eiseres uit vier hoofdbestanddelen, te weten Toezicht/controle, Opsporingsactiviteiten, Administratie en Overige taken. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat de opsporingsactiviteiten samen moeten worden gezien met het hoofdbestandsdeel ‘Toezicht/controle’. Ook als deze onderdelen tezamen worden gezien is de rechtbank, anders dan verweerder, van oordeel dat het zwaartepunt van de korpsfunctie niet is gelegen bij administratieve taken, maar bij het houden van toezicht en controle. Verweerder heeft ter zitting ook niet betwist dat eiseres haar taken grotendeels op straat uitvoert en niet op kantoor. Van de administratieve taken die in de functiebeschrijving staan beschreven kan niet worden uitgesloten dat die slechts ondersteunend zijn aan het houden van toezicht en controle. De rechtbank komt derhalve tot de conclusie dat de Regeling onjuist is toegepast, nu het vakgebied Intake & Service niet kan worden aangemerkt als het meest vergelijkbare vakgebied.
5.5
Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking meer. Omdat het de verwachting is dat verweerder niet zal meewerken aan een bestuurlijke lus, zal de rechtbank volstaan met een vernietiging van het bestreden besluit en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 165,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 980,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 december 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.