ECLI:NL:RBNHO:2015:11336
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van functie in het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie en de toepassing van de hardheidsclausule
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar en de korpschef van politie. De eiser, werkzaam als Juridisch Medewerker, had bezwaar gemaakt tegen de toekenning van een functie in het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) en de bijbehorende salarisschaal. Het primaire besluit, genomen op 16 december 2013, kende de functie Bedrijfsvoeringspecialist A toe aan de eiser, met een waardering in salarisschaal 9, en bepaalde dat hij per 1 januari 2012 naar deze functie zou overgaan. Het bestreden besluit van 23 juli 2014 verklaarde het bezwaar van de eiser ongegrond.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de procedure rondom de invoering van het LFNP en de bijbehorende matching van functies uiteengezet. De eiser voerde aan dat de transponeringstabel, die als bijlage bij de Regeling overgang naar een LFNP functie is gevoegd, niet als een algemeen verbindend voorschrift kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er een motiveringsgebrek was, dit niet leidde tot schending van de belangen van de eiser, en dat de toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht hier van toepassing was.
Daarnaast heeft de rechtbank de argumenten van de eiser met betrekking tot de matching van zijn functie beoordeeld. De eiser stelde dat zijn takenpakket zwaarder was dan dat van de toegekende functie en dat hij ten onrechte niet was gematcht met de functie Bedrijfsvoeringspecialist B. De rechtbank oordeelde dat de matching conform de Regeling had plaatsgevonden en dat de eiser niet had aangetoond dat de uitkomst onhoudbaar was. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd verworpen, omdat de eiser niet kon aantonen dat er sprake was van gelijke gevallen.
Tot slot werd het beroep op de hardheidsclausule afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de verschillen tussen de korpsfunctie en de LFNP-functie inherent waren aan de gekozen systematiek van het LFNP. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.