ECLI:NL:RBNHO:2015:11312

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 december 2015
Publicatiedatum
21 december 2015
Zaaknummer
4328663/CV EXPL 15-6977
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten na doorhaling van procedure

In deze zaak heeft Menzis Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor betaling van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering is gebaseerd op een zorgverzekeringsovereenkomst die [gedaagde] had afgesloten. Menzis stelde dat [gedaagde] tekort was geschoten in zijn betalingsverplichtingen, omdat hij een restantbedrag van € 52,61 niet had voldaan, ondanks eerdere aanmaningen. De kantonrechter heeft de procedure op verzoek van Menzis doorgehaald, maar Menzis heeft later opnieuw [gedaagde] gedagvaard voor dezelfde kosten.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de rechtsgevolgen van de doorhaling van de procedure. Volgens artikel 246 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft een doorhaling in beginsel geen rechtsgevolgen, maar in dit geval was er sprake van een nieuwe dagvaarding. [gedaagde] voerde aan dat de zaak definitief was afgedaan en dat hij erop mocht vertrouwen dat hij niet langer in rechte werd betrokken door Menzis. De kantonrechter oordeelde dat Menzis onvoldoende had aangetoond dat de procedure opnieuw kon worden voortgezet en dat het verweer van [gedaagde] slaagde.

De vordering van Menzis werd afgewezen, en de proceskosten werden voor rekening van Menzis gesteld, omdat zij ongelijk kreeg. De kantonrechter heeft Menzis ook veroordeeld tot betaling van € 25,00 aan [gedaagde] voor salaris/kosten verlet. Dit vonnis is op 10 december 2015 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 4328663/CV EXPL 15-6977
Uitspraakdatum: 10 december 2015
Vonnis in de zaak van:
de naamloze vennootschap Menzis Zorgverzekeraar N.V.
te Wageningen
eiseres
hierna te noemen Menzis
gemachtigde GGN Mastering Credit
tegen
[gedaagde],
wonende te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
Menzis heeft bij dagvaarding van 24 juli 2015 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Menzis heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft bij Menzis een zorgverzekeringsovereenkomst afgesloten zoals bedoeld in artikel 3 van de Zorgverzekeringswet. Deze overeenkomst is bij Menzis geregistreerd onder nummer 5719296000. De premie dient bij vooruitbetaling te worden voldaan.
2.2.
Menzis heeft op 21 juni en op 19 juli 2014 nota’s van in totaal € 191,00 (2x € 95,50) aan [gedaagde] gezonden. De nota’s hebben betrekking op de premiemaanden juli en augustus 2014.
2.3.
[gedaagde] heeft op 15 juli en 21 augustus 2015 in totaal € 133,00 aan Menzis voldaan.
2.4.
Menzis heeft [gedaagde] op 2 oktober 2014 aangemaand het restant van de nota’s te voldoen (€ 58,70, zijnde het restantbedrag vermeerderd met € 0,70 aan rente), met aanzegging dat bij gebreke daarvan buitenrechtelijke incassokosten ad € 48,40 zijn verschuldigd.
2.5.
[gedaagde] heeft op 11 december 2014 een bedrag ad € 58,00 aan Menzis voldaan.

3.De vordering

3.1.
Menzis vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 52,61, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2015 en proceskosten. De vordering bestaat uit € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw en € 4,21 aan rente.
3.2.
Menzis legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen uit hoofde van de tussen partijen gesloten zorgverzekeringsovereenkomst door het restant van de nota’s ook na aanmaning aanvankelijk onbetaald te laten. Nu [gedaagde] ondanks aanmaning niet geheel aan zijn betalingsverplichting had voldaan, was Menzis genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven. De hierdoor veroorzaakte kosten en de wettelijke rente is [gedaagde] op grond van de algemene voorwaarden of de wet verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering en voert hiertoe – voor zover relevant – het volgende aan. [gedaagde] heeft met zijn betaling op 11 december 2014 de openstaande vordering voldaan. Vervolgens is Menzis een procedure gestart, welke op verzoek van Menzis en met instemming van [gedaagde] is doorgehaald. Daarmee is deze kwestie afgedaan.
begrijpt niet dat Menzis nogmaals een rechtszaak tegen hem aanspant, er is geen openstaande verplichting meer jegens Menzis. [gedaagde] vraagt zich af of het GGN is die thans jegens hem procedeert.

5.De beoordeling

5.1.
Het moge zo zijn dat Menzis destijds, conform het bepaalde in artikel 6:96 BW, aan de daarin opgenomen vereisten heeft voldaan voor een beroep op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, gelet op het verweer van [gedaagde] heeft volgende te gelden. Deze kwestie draait om de vraag of het Menzis is toegestaan, nadat de eerder aangebrachte procedure op haar verzoek is doorgehaald, om [gedaagde] ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten wederom in rechte te betrekken. De kantonrechter overweegt als volgt.
5.2.
Op grond van artikel 246 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft te gelden dat een doorhaling van een procedure in beginsel geen rechtsgevolgen heeft en dat de zaak weer op de rol gebracht kan worden ter voortzetting van het geding. In de onderhavige kwestie is echter geen sprake van een voortzetting via de rol, maar is [gedaagde] opnieuw gedagvaard. [gedaagde] beroept zich erop dat de zaak was afgedaan en heeft daarop vertrouwd.
5.3.
Menzis heeft bij repliek uitvoerig uiteen gezet waarom zij aanspraak mag maken op de vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten, maar heeft nauwelijks aandacht besteed aan het verweer van [gedaagde] . Letterlijk concludeert Menzis daaromtrent:
´
Menzis stelt zich uitdrukkelijk op het standpunt dat zij [gedaagde] terecht in rechte heeft kunnen betrekken. Dat Menzis in een eerdere procedure om doorhaling heeft verzocht doet hier niets aan af.´
5.4.
Een rechtsgevolg van doorhaling van een procedure kan ook zijn dat de procedure na royement niet kan worden hervat. Dit kan door partijen worden vastgelegd in een overeenkomst, maar kan ook worden verbonden aan omstandigheden. Met toepassing van de vertrouwensleer (art. 3:35 Burgerlijk Wetboek) kan uit gedragingen van partijen een overeenkomst worden afgeleid, dan wel afstand van recht of rechtsverwerking.
De kantonrechter is van oordeel dat van een dergelijke situatie in deze zaak sprake is. Menzis heeft het verweer van [gedaagde] dat de zaak was definitief beëindigd en daarmee dat hij erop mocht vertrouwen dat hij niet langer in rechte werd betrokken door Menzis over deze kwestie, niet althans onvoldoende weersproken. Menzis heeft geen enkele informatie verstrekt over de reden van de eerdere doorhaling, in de dagvaarding is daar zelfs met geen woord over gerept.
5.5.
De conclusie is dat het verweer van [gedaagde] slaagt en de vordering zal worden afgewezen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van Menzis, omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Menzis tot betaling aan [gedaagde] van € 25,00 aan salaris/kosten verlet.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter en op 10 december 2015 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter