Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
(…) Gedurende de tijdstippen dat de Vervoerder zich daadwerkelijk bezig houdt met de uitvoering van de vervoersovereenkomst is te allen tijde duidelijk dat de Vervoerder in opdracht van PostNl handelt, o.a. door(dat):
- het voertuig dat wordt ingezet voldoet aan alle wagenparkvoorwaarden zoals vermeld op www.subconet.nl
- zich op representatieve wijze te presenteren bij de klant door o.a. het herkenbaar dragen van kleding die voldoet aan de huisstijl van PostNL (te bestellen via www.subconet.nl)
- dat het voertuig wit en representatief is
- PostNL kan de opdracht verstrekken om het voertuig te voorzien van een sticker. (…)
- de uiting van de naam van de Vervoerder is uitsluitend aangebracht op de voorportieren, welke maximaal 60 x 60 cm groot is.(…)”.
3.Het verzoek en het verweer
4.4. De beoordeling
MP-er was, een zelfstandige mét personeel. Anders dan in de onderhavige zaak factureerde de koerier ook zelf. Tenslotte was tussen deze koerier en Mikropakket reeds in een eerder stadium gesproken over indiensttreding, en had Mikropakket dit geweigerd omdat zij, anders dan PostNL in het geheel geen koeriers in loondienst had.
het aangaanvan de overeenkomst niet op grond van zijn maatschappelijke of sociaal economische positie gedwongen was in te stemmen met de contractvoorwaarden (zie overwegingen Hof in de zaak Mikropakket). Wel betwijfelt zij ten zeerste of [verzoeker] zich bij het aangaan van de overeenkomst heeft gerealiseerd – en of dat van hem gelet op zijn maatschappelijke positie verwacht kan en mag worden – in welke mate hij
vanaf dat momenteconomisch afhankelijk zou worden van PostNL mede gelet op de door hem gedane investering ten behoeve van de bus. it gegeven, in combinatie met de aard van de arbeid, namelijk ongeschoolde en laag betaalde arbeid met een hoog “productiegehalte”, nodigt uit tot toepassing van de beschermingsgedachte van het arbeidsrecht, en tot terughoudendheid waar het betreft het toekennen van gewicht aan de (op schrift geformuleerde) partijbedoeling.
de inhoudvan het werk weinig inhoudelijke instructie valt te geven (het bezorgen van een pakje is immers niet iets wat op tien verschillende wijzen gedaan kan worden, anders dan bijvoorbeeld het geven van een muziekles of de taak van een verzorgster). De stelling van PostNL dat geen voorbeelden zijn genoemd van instructies die aan [verzoeker] zijn gegeven buiten na te noemen op papier beschreven instructies, overtuigt dan ook niet omdat dergelijke instructies moeilijk denkbaar zijn.
de uitvoeringvan het werk samenhangt, zoals de bedrijfskleding, het schoeisel en de wijze waarop de scanner voor pakjes bevestigd dient te worden aan de broekriem, gedetailleerde instructies gegeven. Hetzelfde geldt ten aanzien van de kleur en de maatvoering waaraan de bus van [verzoeker] dient te voldoen. Er zijn Werkinstructies en Huisregels van toepassing verklaard die ook gelden voor de werknemers van PostNL. PostNL stelt in dit verband dat sprake is van Servicekaders die beogen te waarborgen dat voor klanten herkenbaar is dat [verzoeker] werkt in opdracht van PostNL, en die voorts voortvloeien uit de Postwet en het consumentenrecht. Ook indien dit juist is, doet dit niet af aan het gegeven dat het aan de subcontractors opleggen van dergelijke Servicekaders afbreuk doet aan hun ondernemingsvrijheid. Terecht stelt de gemachtigde van PostNL dat in vele vormen van zelfstandige dienstverlening kaders worden opgelegd aan de opdrachtnemer, het gaat evenwel om de mate waarin dit gebeurt, in samenhang met de overige feiten en omstandigheden.
Tot die vrijheid behoort ook het in elk geval ten dele naar eigen inzicht kunnen uitvoeren van de werkzaamheden en invloed kunnen uitoefenen op de te behalen resultaten. Die mogelijkheid is er niet of nauwelijks. De stelling van PostNL dat op een aantal onderdelen wél onderhandelingsruimte bestaat (bijvoorbeeld ten aanzien van de tariefstelling en de route), is onvoldoende onderbouwd. Gesteld noch gebleken is bijvoorbeeld dat enige vorm van onderhandeling heeft plaatsgevonden tussen PostNL en [verzoeker] over tariefstelling, routes of andere onderdelen van de overeenkomst. Het enkele feit dat het tarief per stop in de loop der jaren is gestegen vormt geen bewijs voor de gestelde onderhandelingsvrijheid aan de zijde van [verzoeker].
toegestaanom op andere dagen voor andere opdrachtgevers te werken (daarover verschillen partijen van mening), zijn er voldoende aanwijzingen dat het feitelijk moeilijk, zo niet onmogelijk was om dat te doen.
5.De beslissing
15 januari 2016een akte te nemen ten aanzien van het gevorderde onder c en d;
1 december 2015, een bedrag van € 1.000,-- netto te betalen aan [verzoeker] ten titel van voorschot op salaris;