Uitspraak
Rechtbank noord-holland
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 december 2015 in de zaak tussen
[X] , wonende te [Z] , eiser,
de heffingsambtenaar van de gemeente Uitgeest, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
vervalt de bevoegdheid tot het invorderen van rechtenterzake van na dat tijdstip door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten die verband houden met het bestemmingsplan.”, nadruk aangebracht door de rechtbank) voor de vraag gesteld ziet of in een procedure voor de belastingrechter, die bevoegd is inzake de heffing van belastingen maar in het algemeen niet inzake de invordering van belastingen, toetsing aan de bedoelde bepaling kan plaatsvinden. De rechtbank veronderstelt dat de wetgever met het gebruik van de term ‘invorderen’ niet heeft bedoeld om de belastingplichtige de mogelijkheid te ontnemen om een geschil over de uitlegging van bedoelde bepaling aan de belastingrechter voor te leggen. Het zou uitermate onbevredigend zijn en een aantasting betekenen van de rechtsbescherming van de belastingplichtige, indien hij een dergelijke kwestie in een invorderingsgeschil zou moeten voorleggen aan de burgerlijke rechter. De rechtbank zal daarom geen gevolgen verbinden aan de term ‘invorderen’ en artikel 3.1, vierde lid, van de Wro uitleggen alsof deze bepaling ziet op een geschil inzake de heffing van leges.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot € 6.183,56;
- draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht van € 45 te vergoeden.
R. van der Vecht, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
4 december 2015.