ECLI:NL:RBNHO:2015:11102

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2015
Publicatiedatum
16 december 2015
Zaaknummer
15-004321 en 15-004322
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek schadevergoeding na voorwaardelijk sepot in strafzaak

Op 5 augustus 2015 diende verzoeker, vertegenwoordigd door mr. K.C. van Hoogmoed, een verzoekschrift in bij de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, met het verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering. Dit verzoek was gericht aan de Staat en betrof een schadevergoeding van in totaal € 2.654,30, bestaande uit kosten voor een raadsman en schade door ten onrechte ondergane verzekering. De behandeling van het verzoek vond plaats op 14 december 2015 in raadkamer, waar ook de officier van justitie, mr. M. van Oosten, aanwezig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 28 juli 2011 in verzekering was gesteld en op 29 juli 2011 weer in vrijheid was gesteld. De strafzaak tegen verzoeker was voorwaardelijk geseponeerd op 21 juni 2013, waarbij een proeftijd van twee jaar was opgelegd. De rechtbank overwoog dat op basis van de artikelen 89, 90 en 591a Sv een gewezen verdachte recht kan hebben op schadevergoeding, mits er gronden van billijkheid aanwezig zijn. De rechtbank concludeerde dat in dit geval geen gronden van billijkheid aanwezig waren om verzoeker een vergoeding toe te kennen.

De rechtbank oordeelde dat de enkele mededeling van de raadsman over een soortgelijke zaak onvoldoende was om tot toewijzing van het verzoek te komen. De rechtbank stelde vast dat de beslissing van het openbaar ministerie om niet verder te vervolgen was genomen op basis van gewijzigde persoonlijke omstandigheden van verzoeker, en niet omdat er geen straf of maatregel opgelegd zou zijn. Daarom werd het verzoek tot schadevergoeding afgewezen, en de rechtbank wees het verzoek af in zijn geheel. De beschikking werd uitgesproken door mr. A.C. Haverkate in tegenwoordigheid van griffier mr. M. van Randeraat op 21 december 2015.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummers: 15-004321 en 15-004322
Parketnummer: 14-037582-12
Uitspraakdatum: 21 december 2015
Beschikking(art. 89 en 591a Sv.)

1.Ontstaan en loop van de procedure

Op 5 augustus 2015 is op de griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, ingekomen een door mr. K.C. van Hoogmoed, advocaat, ingediend verzoekschrift, gedateerd 31 juli 2015, van
[verzoeker], verzoeker,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
domicilie kiezende te (2011 JC) Haarlem, Koudenhorn 8 Rd, ten kantore van mr. K.C. van Hoogmoed, voornoemd.
Het verzoekschrift strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van:
  • € 105,- ter zake van de schade die verzoeker stelt te hebben geleden ten gevolge van ten onrechte ondergane verzekering;
  • € 2.269,30, wegens de kosten van een raadsman voor zijn werkzaamheden ten behoeve van de strafzaak;
  • € 280,- wegens de kosten van bijstand met betrekking tot het opstellen en indienen van het onderhavige verzoekschrift, dan wel € 540,- in geval van een raadkamerbehandeling.
Op 14 december 2015 is dit verzoekschrift in het openbaar in raadkamer behandeld.
Voor verzoeker is verschenen mr. J.F. van Halderen, kantoorgenoot van mr. K.C. van Hoogmoed voornoemd en waarnemend voor deze. Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. M. van Oosten.

2.Beoordeling

In het dossier bevindt zich een brief van de officier van justitie van 21 juni 2013 aan verzoeker waarin deze meedeelt dat de strafzaak voorwaardelijk is geseponeerd wegens gewijzigde omstandigheden met een proeftijd van twee jaren. De strafzaak tegen verzoeker is na ommekomst van deze proeftijd geëindigd.
Het door verzoeker ondertekende verzoekschrift is tijdig ingediend.
Verzoeker is op 28 juli 2011 in verzekering gesteld en op 29 juli 2011 in vrijheid gesteld.
Op de voet van het bepaalde in de artikelen 89, 90 en 591a van het Wetboek van Strafvordering kan de gewezen verdachte – indien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – aanspraak maken op vergoeding van de door deze ten gevolge van ondergane verzekering geleden schade, respectievelijk de gemaakte kosten van een advocaat, zo daartoe althans gronden van billijkheid aanwezig zijn, alle omstandigheden in aanmerking genomen.
Uit het dossier en het onderzoek in raadkamer is het volgende gebleken.
Verzoeker is 28 juli 2011 aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet, te weten handel in cocaïne. Na verhoor is verdachte op 29 juli 2011 heengezonden.
Bij brief van 27 juni 2012 heeft de raadsvrouw aan de officier van justitie verzocht de strafzaak tegen verzoeker te seponeren wegens diens persoonlijke omstandigheden. Verzoeker is in mei 2012 betrokken geweest bij een ernstig verkeersongeluk. Verzoeker heeft enige tijd in coma gelegen en had nog een lang revalidatieproces te ondergaan. Op 5 april 2013 heeft de raadsvrouw het verzoek tot sepot herhaald onder overlegging van onderbouwende stukken met betrekking tot de medische situatie van verzoeker.
Bij brief van 21 juni 2013 heeft de officier van justitie aan verzoeker meegedeeld dat de strafzaak tegen verzoeker voorwaardelijk is geseponeerd vanwege gewijzigde omstandigheden en hieraan een proeftijd van 2 jaar verbonden. De proeftijd is op 21 juni 2015 verstreken zonder dat verzoeker de voorwaarden heeft overtreden. De zaak tegen verzoeker is daarom geëindigd in de zin van artikel 89 en 591a Sv.
In raadkamer heeft de raadsman aangevoerd dat in een soortgelijke zaak, waarbij sprake was van een voorwaardelijk sepot op grond van gewijzigde omstandigheden, de rechtbank te Arnhem een vergoeding op grond van artikel 89 en 591a Sv heeft toegewezen.
De officier van justitie acht de vergoeding ex artikel 89 Sv niet toewijsbaar, omdat achteraf niet is gebleken dat verzoeker onterecht in detentie heeft gezeten, maar sprake is van een sepot op grond van de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van verzoeker.
Ten aanzien van het verzoek tot vergoeding van de kosten van de raadsman stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat haar niet duidelijk is op welke werkzaamheden de gedeclareerde uren betrekking hebben. Daarom kan de officier van justitie niet tot een goede beoordeling van de gedeclareerde kosten komen. Het verzoek dient daarom te worden afgewezen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank acht in dit geval, alle omstandigheden in aanmerking genomen, geen gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoeker enige vergoeding toe te kennen. Anders dan bij een vrijspraak of een technisch sepot geldt dat in geval van een beleidssepot en zeker in geval van een voorwaardelijke sepot de gronden van billijkheid gesteld en onderbouwd dienen te worden. Bij de beoordeling is met name van belang of buiten redelijke twijfel staat dat de strafrechter, later oordelend, tot een veroordeling zou zijn gekomen. De enkele mededeling van de raadsman dat een andere rechtbank in een door hem als soortgelijk gepresenteerd geval een vergoeding zou hebben toegewezen acht de rechtbank onvoldoende grond om tot toewijzing van het thans voorliggende verzoek te komen.
De rechtbank is op grond van de inhoud van het strafdossier van verzoeker van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is van een zaak die onmiskenbaar zou hebben geleid tot het niet opleggen van een straf of maatregel. Immers, slechts op grond van de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van verzoeker heeft het openbaar ministerie besloten verzoeker niet verder te vervolgen, aldus rekening houdend met de belangen van verzoeker, zoals door zijn advocaat naar voren gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er daarom geen gronden van billijkheid voor het toekennen van een vergoeding aan verzoeker met betrekking tot ten onrechte ondergane verzekering en evenmin voor een vergoeding van de kosten van een raadsman.
Het verzoek zal mitsdien worden afgewezen.

3.Beslissing

De rechtbank:
Wijst het verzoek af.
Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Haverkate, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2015.