ECLI:NL:RBNHO:2015:11021
Rechtbank Noord-Holland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van een geldlening of schenking met betrekking tot echtscheidingskosten en de tijd van nakoming
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door Invorderingsbedrijf B.V., een vordering ingesteld tegen gedaagde, die werd bijgestaan door mr. J.J.C. Engels. De vordering betreft een bedrag van € 4.498,80, dat eiser stelt te hebben geleend aan gedaagde ter bekostiging van haar echtscheidingsprocedure. Eiser heeft verschillende bedragen aan gedaagde verstrekt in de periode van mei tot september 2012, met de afspraak dat gedaagde deze bedragen in termijnen zou terugbetalen. Gedaagde heeft echter niet betaald en eiser heeft haar in een aangetekende brief in de gelegenheid gesteld om een deel van de schuld te voldoen, maar deze brief is retour gezonden en gedaagde heeft niet gereageerd op de sommatie.
Gedaagde betwist de vordering en stelt dat de ontvangen bedragen geen leningen waren, maar schenkingen. Zij heeft de bedragen gebruikt voor mediationkosten en boeken voor haar dochter. Gedaagde heeft aangegeven dat zij niet in staat is om de bedragen terug te betalen, wat eiser niet heeft weersproken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat gedaagde het bedrag van € 250,- heeft ontvangen en dat er onduidelijkheid bestaat over de afspraken omtrent de terugbetaling. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat, indien er al sprake zou zijn van een lening, eiser geen nakoming kan vorderen zolang gedaagde niet in staat is om terug te betalen, zoals bepaald in artikel 6:39 BW.
De kantonrechter heeft de vorderingen van eiser afgewezen en bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt, gezien de aard van de relatie tussen partijen.