In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een politieambtenaar (eiser) en de korpschef van politie (verweerder) over de toekenning van een functie uit het Landelijk Functiegebouw Politie (LFNP). Eiser was het niet eens met de beslissing van verweerder om hem op 1 januari 2012 over te plaatsen naar de LFNP-functie Operationeel Expert Intelligence, schaal 9. Eiser stelde dat de transponeringstabel, die als bijlage bij de Regeling overgang naar een LFNP functie was gevoegd, niet als een algemeen verbindend voorschrift kon worden aangemerkt en dat de matching van zijn functie onjuist was. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd was, maar dat eiser door dit motiveringsgebrek niet in zijn belangen was geschaad, en passeerde het gebrek op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank overwoog verder dat de korpsfunctie van eiser, die taken met operationele sturing en leidinggeven omvatte, niet onbegrijpelijk was gematcht met de LFNP-functie Operationeel Expert. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat de matching niet overeenkomstig de Regeling had plaatsgevonden. De rechtbank verwierp ook het beroep van eiser op de hardheidsclausule, omdat hij niet had aangetoond dat hem cruciale informatie was onthouden die zijn rechtsmiddelen had beïnvloed. De rechtbank concludeerde dat er geen omstandigheden waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees een proceskostenveroordeling af.