ECLI:NL:RBNHO:2015:10857

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 december 2015
Publicatiedatum
9 december 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 1203
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en overgang naar LFNP-functie Operationeel Expert Intelligence binnen de politie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een politieambtenaar (eiser) en de korpschef van politie (verweerder) over de toekenning van een functie uit het Landelijk Functiegebouw Politie (LFNP). Eiser was het niet eens met de beslissing van verweerder om hem op 1 januari 2012 over te plaatsen naar de LFNP-functie Operationeel Expert Intelligence, schaal 9. Eiser stelde dat de transponeringstabel, die als bijlage bij de Regeling overgang naar een LFNP functie was gevoegd, niet als een algemeen verbindend voorschrift kon worden aangemerkt en dat de matching van zijn functie onjuist was. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd was, maar dat eiser door dit motiveringsgebrek niet in zijn belangen was geschaad, en passeerde het gebrek op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.

De rechtbank overwoog verder dat de korpsfunctie van eiser, die taken met operationele sturing en leidinggeven omvatte, niet onbegrijpelijk was gematcht met de LFNP-functie Operationeel Expert. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat de matching niet overeenkomstig de Regeling had plaatsgevonden. De rechtbank verwierp ook het beroep van eiser op de hardheidsclausule, omdat hij niet had aangetoond dat hem cruciale informatie was onthouden die zijn rechtsmiddelen had beïnvloed. De rechtbank concludeerde dat er geen omstandigheden waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees een proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: ALK 14/1203

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2015 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. W.J. Dammingh),
en

korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser een functie uit het LFNP toegekend en bepaald dat eiser op 1 januari 2012 overgaat naar de LFNP-functie Operationeel Expert Intelligence (schaal 9).
Bij besluit van 14 mei 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. F. IJsendoorn, kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.H. Horst, mr. M.J. de Vries en L.M. van den Hil.

Overwegingen

1.1.
In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008-2010 is onder meer afgesproken dat voor de sector Politie landelijk een nieuw functiegebouw zal gaan gelden. Er is vervolgens een stelsel van 92 organieke functies met daarbij behorende functiebeschrijvingen ontwikkeld, voorzien van een waardering per organieke functie. Aan de functies zijn, daar waar nodig geacht, werkterreinen, aandachtsgebieden en specifieke functionaliteiten gekoppeld. Dit geheel wordt aangeduid als het LFNP en is door de Minister van Veiligheid en Justitie (hierna: de Minister) op 7 mei 2013 vastgelegd in de Regeling vaststelling LFNP (Stcrt. 2013, 13079). Invoering van het LFNP geschiedt in stappen, hetgeen is beschreven in de ‘Regeling overgang naar een LFNP functie’ (hierna: de Regeling), vastgesteld door de Minister op 8 mei 2013 (Stcrt. 2013, 13141).
1.2.
De eerste stap betreft de vaststelling van de uitgangsposities van de politieambtenaren in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011. Met het oog op het bepalen van de uitgangspositie is aan alle politieambtenaren eerst een voorgenomen besluit uitgangspositie gezonden. Daarin is onder meer gewezen op de mogelijkheid om uiterlijk op 23 mei 2011 eenmalig functieonderhoud aan te vragen op de wijze zoals omschreven in artikel 3 van de op 9 februari 2012 vastgestelde Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp) (Stcrt. 2012, 3097). In de periode vanaf 1 april 2011 tot en met 31 december 2011 zijn alle individuele functiewijzigingen en de daarmee samenhangende gewijzigde uitgangsposities bij besluit vastgelegd. Vervolgens is op de peildatum 31 december 2011 voor iedere politieambtenaar vastgesteld in hoeverre sprake is van specifieke werkzaamheden door middel van een aanvullend besluit uitgangspositie.
1.3.
De tweede stap is het bepalen van een zogenaamde ‘match’ met de LFNP-functies door een daartoe in het leven geroepen werkgroep matching. Bij het matchingsproces zijn de Regeling, het reglement voor de werkwijze van de werkgroep matching en de beleidsregel Instructie organieke matching bepalend. De Regeling schrijft voor dat op basis van de functiebeschrijvingen het meest vergelijkbare LFNP-domein wordt vastgesteld: Leiding, Uitvoering of Ondersteuning. Hierna worden de functiebeschrijvingen die zijn ingedeeld in de domeinen Uitvoering en Ondersteuning verder ingedeeld in het meest vergelijkbare vakgebied. Vervolgens wordt binnen het vakgebied de meest vergelijkbare LFNP-functie vastgesteld, waarbij een LFNP-functie met een overeenkomstige salarisschaal zonder meer als de meest vergelijkbare functie heeft te gelden (‘matching op schaal’). De resultaten van deze matching zijn vastgelegd in een transponeringstabel, die als bijlage bij de Regeling is gevoegd en gelijktijdig is gepubliceerd. De bijlage is sindsdien een aantal keer vervangen door een gewijzigde transponeringstabel, welke wijzigingen eveneens zijn gepubliceerd in de Staatscourant.
1.4
Het bestreden besluit ziet op de derde stap: de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie aan alle politieambtenaren, waarbij op grond van de Regeling (artikel 5, tweede en derde lid) de uitgangspositie en de transponeringstabel bepalend zijn. Verweerder is daarbij de mogelijkheid gegeven om - na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie - van voornoemde uitgangspunten af te wijken indien dit in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien sprake is van een bijzondere situatie (artikel 5, vierde lid, van de Regeling, hierna: de hardheidsclausule).
2.1
Verweerder heeft de uitgangspositie van eiser voor de overgang naar het LFNP vastgesteld op de functie Groepschef regionale inlichtingendienst, gewaardeerd op schaal 9, per peildatum 31 december 2011. Met het besluit van 2 november 2011 is aan de functiebeschrijving toegevoegd een brief van 4 april 2011 van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), waarin een beeld wordt gegeven van de aard en essentie van het AIVD-werk tegen de achtergrond van de aard en essentie van verschillende functies.
2.2
Bij het primaire besluit heeft verweerder aan eiser een functie uit het LFNP toegekend en bepaald dat eiser op 1 januari 2012 overgaat naar de LFNP-functie Operationeel Expert Intelligence, schaal 9. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser zijn beroepsgrond, dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen, ter zitting heeft ingetrokken.
4.1
Eiser stelt zich voorts op het standpunt dat de transponeringstabel die als bijlage bij de Regeling overgang naar een LFNP functie (Regeling) is gevoegd niet gekwalificeerd kan worden als een algemeen verbindend voorschrift (avv).
4.2
De Raad heeft in de uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663) overwogen dat de transponeringstabel niet kan worden aangemerkt als een avv. Het bestreden besluit is in zoverre ondeugdelijk gemotiveerd. Dit motiveringsgebrek passeert de rechtbank met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, nu eiser door dit gebrek niet in zijn belangen is geschaad.
5.1
Eiser heeft voorts aangevoerd dat sprake is van een onjuiste matching. Volgens eiser is de functiebeschrijving van de functie Groepschef regionale inlichtingendienst te algemeen en ontbreekt een specifieke functie-inhoud. Eiser heeft erop gewezen dat hij in de functie van Groepschef regionale inlichtingendienst leiding geeft aan een groep medewerkers belast met de zorg voor het systematisch inwinnen van inlichtingen op het gebied van openbare orde en in het kader van veiligheid en/of leefbaarheid in de samenleving (werkzaamheden op het gebied van AIVD). Voor deze functie is aan eiser een persoonlijke schaal 10 toegekend. Plaatsing van deze functie van operationeel/uitvoerend leidinggevende in het vakgebied Intelligence is volgens eiser onjuist, omdat – anders dan is beschreven voor dit vakgebied – eisers functie juist een directe bijdrage levert aan operationele politietaken en daarmee juist rechtstreeks in verband staat met de handhaving van de rechtsorde, de openbare orde en veiligheid en/of leefbaarheid van de samenleving. Eiser meent dat zijn functie het meest vergelijkbaar is met het vakgebied Operationeel Specialismen en daarbinnen met de functie Operationeel Specialist B. Eiser heeft er nog op gewezen dat er binnen de voormalige regio’s Zaanstreek-Waterland en Kennemerland collega’s zijn die ook een functiebeschrijving van Groepschef hadden en die wel waren ingedeeld in schaal 10.
5.2
Zoals de Raad in voormelde uitspraak van 1 juni 2015 heeft overwogen, neemt het feit dat de transponeringstabel niet kan worden aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift niet weg dat aan deze tabel, mede op grond van de waarborgen waarmee de totstandkoming ervan is omgeven, een zwaarwegende betekenis moet worden gehecht. Verweerder mag in beginsel volstaan met een verwijzing naar de transponeringstabel. Het is aan de betrokken politieambtenaar om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende. Verder kan de politieambtenaar zich niet beroepen op feiten of omstandigheden die hij reeds in het kader van de vaststelling van de uitgangspositie naar voren had kunnen brengen.
5.3
In de Handleiding uitvoering matching (pagina 32) is aangegeven dat het LFNP in het domein Uitvoering twee functies kent in schaal 9, te weten Operationeel Expert (in 11 vakgebieden) en Operationeel Specialist in het vakgebied Operationeel Specialismen. De laatste functie kent geen operationele sturing en is bovendien binnen het vakgebied Operationeel Specialismen als startersfunctie aan te merken. De functiebeschrijvingen met leidinggevende aspecten in schaal 9 ter uitvoering van politietaak zonder eindverantwoordelijkheid dienen altijd te worden gematcht met de LFNP-functie van Operationeel Expert. Deze functie kent operationele sturing, hetgeen het meest vergelijkbaar is met de leidinggevende aspecten in een korpsfunctiebeschrijving.
5.4
De rechtbank stelt vast dat de korpsfunctie van eiser wordt gekenmerkt door taken met betrekking tot operationele sturing en leidinggeven. Eiser heeft dit niet betwist. Gelet op de Handleiding uitvoering matching is derhalve niet onbegrijpelijk dat verweerder eisers korpsfunctie heeft gematcht met de LFNP-functie Operationeel Expert in het vakgebied Intelligence. Voor zover eiser heeft gesteld dat hij feitelijk werkzaamheden uitoefent die in de functiebeschrijving van Groepschef regionale inlichtingendiensten niet naar voren komen, had het op eisers weg gelegen om destijds functieonderhoud aan te vragen. In hetgeen eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de matching niet conform de Regeling heeft plaatsgevonden dan wel anderszins onhoudbaar moet worden geacht.
5.5
De verwijzing van eiser naar andere collega’s binnen de voormalige regio’s Zaanstreek-Waterland en Kennemerland die ook een korpsfunctie van Groepschef hadden en die wel zijn gematcht met een functie in schaal 10 levert geen geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel op. Ten eerste is onvoldoende concreet gemaakt dat sprake is van gelijke gevallen en ten tweede kan, voor zover het gaat om collega’s bij andere voormalige korpsen, worden vastgesteld dat reeds daarom geen sprake is van gelijke gevallen.
6.1
Tot slot doet eiser een beroep op de hardheidsclausule. In dit verband heeft hij aangevoerd dat hem cruciale informatie is onthouden, op grond waarvan hij geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen het besluit tot afwijzing van functieonderhoud en de bedenkingen tegen de uitgangspositie. Eiser doet in dat kader een beroep op het vertrouwensbeginsel. Datzelfde geldt voor de verandering naar matching op schaal, in welk stadium geen functieonderhoud meer gevraagd kon worden. Ten onrechte is verweerder in het bestreden besluit in het geheel niet ingegaan op hetgeen eiser in bezwaar heeft aangevoerd met betrekking tot de hardheidsclausule.
6.2
De in artikel 5, vierde lid, van de Regeling neergelegde hardheidsclausule ziet naar aard en bewoordingen op onbillijkheden van overwegende aard in individuele gevallen en op bijzondere situaties die de regelgever bij het tot stand brengen van de Regeling niet heeft voorzien.
6.3
De Raad heeft in de uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663) geoordeeld dat in het karakter van een hardheidsclausule besloten ligt dat deze restrictief wordt toegepast. Voorts heeft de Raad geoordeeld dat de hardheidsclausule niet bedoeld is om rekening te houden met werkzaamheden waarvoor functieonderhoud had kunnen worden gevraagd of met extra werkzaamheden, specifieke werkzaamheden, bijzondere situaties en afspraken die in de uitgangspositie hadden kunnen zijn vastgelegd. De hardheidsclausule is niet bedoeld om de uitgangspositie te corrigeren.
6.4
Voor zover eiser stelt dat hij door leidinggevenden is ‘afgehouden’ van functieonderhoud onder argumenten dat de schaal niet van toepassing zou zijn bij de matching en dat het LFNP-traject losstaat van het reorganisatietraject, stelt de rechtbank voorop dat politieambtenaren de mogelijkheid hebben gehad om op te komen tegen de uitgangspositie en om in het kader daarvan functieonderhoud te vragen. Dat op dat moment nog onduidelijk was op welke criteria zou worden gematcht, maakt dit niet anders. Voor zover politieambtenaren is ontraden om functieonderhoud aan te vragen, zoals eiseres stelt, rechtvaardigt dit niet de toepassing van de hardheidsclausule, omdat het tot de verantwoordelijkheid van de ambtenaar behoorde om functieonderhoud te vragen zolang dat mogelijk was en het daarvan afzien voor zijn risico dient te blijven. In hetgeen eiser heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding te oordelen dat hem daadwerkelijk de mogelijkheid tot het aanvragen van functieonderhoud is onthouden.
6.5
Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van omstandigheden die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen.
7. Het beroep is ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. Steinhauser, rechter, in aanwezigheid van
R.I. ten Cate, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.