De in contra-enquête aan de zijde van [gedaagde] gehoorde getuige heeft hiertoe onder meer als volgt verklaard:
Getuige [voornamen] [gedaagde]:
“Desgevraagd deel ik u mee, dat ik geen overeenkomst met dhr. [eiser] heb gesloten.
[B] teelde lelies tot 2011 en ik verwerkte in die tijd bollen voor hem. Hij huurde het land van [eiser] . Hij vond dat wat veel en vroeg of ik ook wat grond wilde. De kavel liep van de weg tot achter aan de sloot. Ik heb toen het achterste stuk van [B] gehuurd in februari 2011. Het eerste deel van 2011 heb ik betaald, het tweede deel van dat jaar is verrekend en in het tweede jaar heb ik alles met [B] verrekend. Ik heb daarover alleen contact met [B] gehad.
Omstreeks maart, april 2011 heb ik [eiser] op het veld gezien. Ik heb hem toen dahlia’s zien planten. Ik heb tot eind december 2012 daar zelf planten gehad.
In maart 2013 is dhr. [eiser] met dhr. [(a)] bij mijn woning geweest, onaangekondigd, en hij vertelde dat ze met [B] niet verder kwamen. [B] betaalde niet en ze vonden dat ik zou moeten betalen. Ik heb toen gezegd dat ik geen partij was en dat ik al € 2.000,-- had betaald om een rooiblokkade op te heffen.
In 2010 teelde [B] lelies en ik heb toen een paar miljoen bollen voor hem verwerkt.
Ik weet niet of op 1 januari 2011 er al producten op het land stonden.
Ik weet dat [B] van [eiser] huurde, omdat [B] dat mij heeft verteld. In februari 2011 lag het land nog braak. [B] die vroeg: “Wil je een deel pachten van me”. Ik heb daarover toen geen zakelijk contact gehad met [eiser] .
In 2012 was de markt zodanig dat rooien geen zin had en dat heb ik aan [eiser] meegedeeld. [eiser] zei toen, dat hij het frezen en inzaaien wel zelf zou doen. In die tijd heb ik ook veel voor [B] geregeld, omdat hij het allemaal niet meer zag zitten. Er is dus voor twee jaar gehuurd.
Aangaande [c] kan ik meedelen, dat hij onze lelies spoot. Ik heb in 2013 geen contact meer met hem gehad. In december 2012 heb ik hem nog gevraagd het deel van [B] te spuiten. Hij heeft in februari 2013 echter alles gespoten en daarvoor heb ik hem ook maar betaald.
Omdat [B] krap bij kas zat, hebben wij alles verrekend. De facturen heb ik aangetekend verstuurd en kan ik desgewenst in het geding brengen. Ik hoor mr. Abma zeggen dat hij daar prijs op stelt en ik zeg toe dat ik het zal doen.
Dhr. [(d)] ken ik uit zakelijke contacten over pioenrozen, dat was in 2013. Hij heeft toen in mijn opdracht gekopegd. Het betrof pioenrozen die toebehoorden aan mijn vrouw.
Omdat wij geen nota meer kregen van [eiser] is er van de zijde van mijn vrouw een contra-nota aan [eiser] gestuurd. Betaling van deze contra-nota is door mijn vrouw opgeschort in verband met het aanhangig zijn van dit geding. Mijn overeenkomst met [B] in februari 2011 is mondeling aangegaan.
Het hiervoor genoemde achterste deel van het veld tussen de weg en de sloot betrof 4 ha; 2½ ha werden door mij gehuurd, door [B] werd 1 ha gehuurd en [Y] huurde 0,5 ha.
Voordat [eiser] en dhr. [(a)] onaangekondigd bij mij kwamen, zoals hiervoor vermeld, waren zij eerst langs [B] geweest. [eiser] zei: “Je krijgt toch pioenengeld, dan kun je mij toch betalen?”
Nadat ik het veld met [B] in februari 2011 had bezocht, heb ik hem meegedeeld, dat als ik fijn lelieplantgoed voor 2 jaar kon kopen, ik wel geïnteresseerd zou zijn in 2½ ha.
Ik heb in mei 2013 contact gehad met dhr. [x] van [Y] . Hij is toen niet op mijn verzoek langsgekomen. Ik heb hem toen meegedeeld: “Die lelies staan nog op het veld, misschien heb je er nog wat aan, ik heb er afscheid van genomen”.
Betreffende een ander stuk, helemaal aan het begin van het veld, daar had [B] nog 1½ ha, waarop hij in 2012 lelies had geplant. Voor de helft van dat veld heb ik aan [c] opdracht gegeven om het te bespuiten, omdat de andere helft al was gerooid.”