Uitspraak
7 januari 2015 in de zaak tegen:
Rechtbank Noord-Holland
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 januari 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 14 oktober 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk ongeveer 3992,6 gram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd tijdens de terechtzitting, en de rechtbank heeft verschillende bewijsmiddelen in overweging genomen, waaronder proces-verbaal van de douane en laboratoriumrapporten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezenverklaarde feit strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank heeft de aard en ernst van het feit, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in overweging genomen bij het bepalen van de strafmaat. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, maar de rechtbank heeft besloten om een gevangenisstraf van 30 maanden op te leggen, rekening houdend met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar gemaakt. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de opgelegde gevangenisstraf.