Uitspraak
7 januari 2015 in de zaak tegen:
Rechtbank Noord-Holland
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 januari 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 18 oktober 2014 te Schiphol opzettelijk een hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd tijdens de terechtzitting. De rechtbank heeft verschillende bewijsmiddelen in overweging genomen, waaronder het proces-verbaal van aanhouding en het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte onder dwang of bedreiging heeft gehandeld en heeft gepleit voor psychische overmacht. De rechtbank heeft dit verweer echter verworpen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte gedwongen was tot het drugstransport. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft de vordering van de officier van justitie om een gevangenisstraf op te leggen, gevolgd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de persoon van de verdachte.