ECLI:NL:RBNHO:2015:10317

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 november 2015
Publicatiedatum
24 november 2015
Zaaknummer
C/15/224087 / HA ZA 15-219
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van verplichtingen uit samenwerkingsovereenkomst en schadevergoeding

In deze zaak vordert Kennemerland Beheer B.V. dat de gedaagden tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit een samenwerkingsovereenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de samenwerkingsovereenkomst op hoofdlijnen is en dat er geen perfecte overeenkomst tot stand is gekomen. De gedaagden hebben de onderhandelingen over de samenwerkingsovereenkomst stopgezet, wat volgens de rechtbank is toegestaan gezien het gebrek aan vertrouwen in de samenwerking. De rechtbank heeft de vorderingen van Kennemerland Beheer integraal afgewezen en geoordeeld dat gedaagden niet onrechtmatig hebben gehandeld door de onderhandelingen af te breken. Kennemerland Beheer is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rolnummer: C/15/224087 / HA ZA 15-219
Vonnis van 25 november 2015 (bij vervroeging)
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KENNEMERLAND BEHEER B.V.,
gevestigd te Overveen, gemeente Bloemendaal,
eiseres,
advocaat mr. H.J. van der Hauw,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BRAPLAN I B.V.,
gevestigd te Zaandam, gemeente Zaanstad,
2.
[gedaagde2],
wonende te [woonplaats],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PLAMIN I B.V.,
gevestigd te Zaandam, gemeente Zaanstad,
4.
[gedaagde4],
wonende te [woonplaats],
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROTIN I B.V.,
gevestigd te Zaandam, gemeente Zaanstad,
6.
[gedaagde6],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. M.A. le Belle.
Eiseres zal hierna Kennemerland Beheer worden genoemd en gedaagden zullen gezamenlijk worden aangeduid als “gedaagden”. Voorts zullen gedaagden sub 1, 3 en 5 gezamenlijk worden aangeduid als Braplan I c.s. en gedaagden sub 2, 4 en 6 gezamenlijk als [gedaagden(2,4,6)] Gedaagden zullen afzonderlijk worden aangeduid als Braplan I, [gedaagde2], Plamin I, [gedaagde4], Protin I en [gedaagde6].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 mei 2015;
  • het proces-verbaal van comparitie van 20 oktober 2015 met de daarin vermelde stukken;
  • de brief van mr. M. de Waal van 27 oktober 2015 met opmerkingen over het proces- verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Kennemerland Beheer houdt zich bezig met het beheer van, handel in, ontwikkeling en exploitatie van onroerende goederen.
2.2.
[gedaagde2] is (indirect) aandeelhouder en bestuurder van Braplan I, [gedaagde4] van Plamin I en [gedaagde6] van Protin I.
2.3.
Braplan I c.s. zijn gezamenlijk eigenaar van de percelen grond, kadastraal bekend gemeente Heerhugowaard [sectie] (hierna: “de percelen”).
2.4.
Braplan I c.s. hebben de percelen in 1997 gekocht en geleverd gekregen van [A.] B.V., [B.] B.V. en [C.] B.V., destijds de enige vennoten van de vennootschap onder firma [D.] V.O.F., verder te noemen VBM v.o.f.
2.5.
[gedaagden(2,4,6)] waren de uiteindelijke belanghebbenden van de in 2.4 genoemde vennoten van VBM v.o.f.
2.6.
In 2002 heeft de gemeente Heerhugowaard (hierna: “de gemeente”) het “Structuurplan De Draai Heerhugowaard” vastgesteld. Dat plan hield in dat op de locatie “De Draai” in de gemeente Heerhugowaard in de periode 2007-2015 gefaseerd ongeveer 3000 woningen zouden worden gebouwd.
2.7.
De percelen bevinden zich in het plangebied van De Draai.
2.8.
De gemeente en VBM v.o.f., bijgestaan door Kennemerland Beheer, hebben in 2009 overleg gevoerd over inbreng van de percelen door VBM v.o.f. in De Draai en daaropvolgend de uitgifte van de bouwrijpe grond door de gemeente aan VBM v.o.f. De gemeente en VBM v.o.f. hebben op hoofdlijnen overeenstemming bereikt en die overeenstemming vastgelegd in een concept “Overeenkomst tot gronduitgifte tussen Gemeente Heerhugowaard en [gedaagde2]-[gedaagde4]
[de rechtbank: VBM v.o.f.]”, gedateerd 7 december 2009. In dat concept staat onder meer dat de gemeente aan VBM v.o.f. bouwrijpe kavels verkoopt voor de realisatie van woningen in het plangebied De Draai.
2.9.
Kennemerland Beheer en VBM v.o.f. hebben overleg gevoerd over samenwerking bij de ontwikkeling en bouw van een groot aantal woningen, waaronder de woningen in De Draai. Bij brief van 20 april 2010 heeft Kennemerland Beheer de gemaakte aanspraken aan VBM v.o.f., [gedaagde2], [gedaagde4] en [gedaagde6] bevestigd. Die brief houdt – voor zover van belang – het volgende in:
“[…]
Betreft: samenwerking KB/vBM
Mijne Heren,
In het overleg van gisteren inzake onze voorgenomen samenwerking zijn per deelaspect de volgende afspraken gemaakt.
AK
Loenen 8% 87 woningen
71 Chicago BKZ 5% 71 appartementen
Vancouver, appartement 5A en deelplan 6 7% ca 60 woningen/appartementen
Kreekrijk sociaal 5% ca 90 woningen
Kreekrijk vrije sector 7% ca 170 woningen
De Draai alle woningen 7% 340 woningen
ca 820 woningen
[…]
 De woningen zullen pas gebouwd worden nadat deze verkocht zijn onder de voorwaarde van een voor ons redelijk voorkomende gezonde commerciële exploitatie.
[…]
Inbreng gronden De Draai en overdracht bouwclaims aan KB
Met de gemeente is recentelijk de laatste (concept) versie d.d. 7 december 2009 van de overeenkomst tot gronduitgifte tussen Gemeente Heerhugowaard en [gedaagde2] [gedaagde4] met bijlagen besproken, waarin, kortweg, enerzijds u zich verplicht tot inbreng van uw gronden in De Draai en waar anderzijds, als gevolg van genoemde inbreng, 340 bouwclaims terug verkregen worden. Genoemde (concept) overeenkomst incl. de bijlagen moet dan ook als integraal onderdeel beschouwd worden van onze samenwerking welke versie partijen genoegzaam bekend is. De onderhandelingen over de overeenkomst dienen nog wel afgerond te worden.
Voor de inbreng van de gronden verkrijgt u van de gemeente euro 25,-- per m2, zulks onder de veronderstelling dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Voor de overname van de daaruit voortvloeiende bouwclaims verkrijgt u van ons 10,-- per m2. Toto euro 35,-- per m2, af te rekenen naar het exact aantal ingebrachte m2, met prijspeil 1 januari 2008, te indexeren tegen de index die gebruikt wordt in de overeenkomst tot gronduitgifte tussen Gemeente Heerhugowaard en [gedaagde2] [gedaagde4]. Het betreft de percelen gemeente Heerhugowaard [sectie], groot totaal ca 10.89.80 ha.
Zoals reeds gememoreerd in onze brief van 17 maart 2010 en gisteren herhaald zouden wij een aparte project bv willen oprichten via wie de gronden naar de Gemeente geleverd kunnen worden. Alle betalingen te verrichten of door te geven op datum van levering van de gronden. […]
Model overeenkomst
In deze overeenkomst staat onze modus operandi omschreven hoe wij met elkaar bovengenoemde projecten willen realiseren. Van deze wijze van samenwerken kan alleen bij instemming van ons beiden afgeweken worden. De laatste versie met verwerking van alle opmerkingen (in rood aangegeven) is met onze brief van 17 maart in uw bezit gebracht.
Verdere afwikkeling en uitwerking
Ten overvloede merken wij op dat de deelaspecten: AK%, De Draai met overdracht van bouwclaims en de modelovereenkomst onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden.
Wij gaan er van uit dat bovenstaande een juiste weergave geeft van onze afspraken en verzoeken u om een voor accoord getekende copie van deze brief. Wij stellen ons voorts voor om bovenstaande nader uit te werken.”
2.10.
Voormelde brief is voor akkoord ondertekend door Kennemerland Beheer, [gedaagde2] en [gedaagde4]. [gedaagde6] heeft de brief niet ondertekend.
2.11.
Bij e-mail van 25 oktober 2010 heeft [E.] van Kennemerland Beheer twee conceptovereenkomsten aan [gedaagde2] gezonden met het verzoek om een reactie. De ene conceptovereenkomst heeft als titel “Overeenkomst tussen Braplan I B.V, Plamin I B.V., Protin I B.V., Kennemerland Beheer B.V. en De Draai wonen & ontwikkelen B.V.” en behelst De Draai. De andere conceptovereenkomst heeft als titel “Samenwerkingsovereenkomst tussen Kennemerland Beheer B.V. [Newco] [D.] v.o.f.” en ziet op de samenwerking/bouw.
In de concept samenwerkingsovereenkomst is – onder meer – het volgende opgenomen:
“[…]
Artikel 2 Samenwerking
2.1
Kennemerland zal in samenwerking met [gedaagde2]-[gedaagde4] de door Kennemerland en/of [Newco], dan wel door aan hen gelieerde vennootschappen, ontwikkelde woningbouwprogramma’s, welke zijn vermeld in het als Bijlage 1 aan deze overeenkomst gehechte ‘Overzicht Projecten Samenwerking KB/vBM’, realiseren, één en ander op de wijze en voorwaarden als neergelegd in (i) het ‘Overzicht Projecten Samenwerking KB/vBM’, (ii) de door Kennemerland en [gedaagde2]-[gedaagde4] ondertekende brief omtrent de samenwerking d.d. 20 april 2010, waarvan een kopie aan deze overeenkomst is gehecht als Bijlage 2, alsmede (iii) de overeenkomst tot dienstverlening ten behoeve van de realisatie van bouwwerken, [waarvan een definitief concept aan deze overeenkomst is gehecht als Bijlage 3 / zoals in alle wezenlijke opzichten overeenkomend met het concept van de overeenkomst tot dienstverlening ten behoeve van de realisatie van bouwwerken dat aan deze overeenkomst is gehecht als Bijlage 3;]
2.2
Kennemerland en [NewcoJ behouden zich het uitdrukkelijke recht voor om het aantal woningen per individueel woningbouwprogramma als vermeld in het ‘Overzicht Projecten Samenwerking KB/vBM’ naar eigen inzicht te wijzigen, zonder tot schadevergoeding jegens [gedaagde2]-[gedaagde4] gehouden te zijn, indien de omstandigheden daar aanleiding toe geven. Kennemerland en [NewcoJ verplichten zich [gedaagde2]-[gedaagde4] onverwijld op de hoogte te stellen van een voorgenomen wijziging als hiervoor bedoeld.
Artikel 3 Beëindigen Overeenkomst
3.1
Partijen zijn gerechtigd, onverminderd eventuele wettelijke rechten (zoals schadevergoeding en/of opschorting van hun verplichtingen), deze overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen, indien:
a. de andere Partij de op haar rustende verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst niet behoorlijk of niet tijdig nakomt, welke niet, niet behoorlijke of niet tijdige nakoming niet binnen 30 (zegge: dertig) dagen na een daartoe strekkend verzoek van de wederpartij is weggenomen;
b. de andere Partij surseance van betaling aanvraagt, in staat van faillissement is verklaard, vrijwillig overgaat tot liquidatie van de onderneming, haar bedrijfsactiviteiten staakt of een besluit neemt tot juridische fusie, staking of
aanvrage van surseance of faillissement, dan wel indien een akkoord of schuldsaneringsplan aanbiedt aan haar crediteuren;
c. op een aanmerkelijk deel van de bezittingen van de andere Partij executoriaal beslag wordt gelegd dan wel conservatoir beslag en dit beslag niet binnen 14 dagen na beslaglegging wordt opgeheven.
3.2
Kennemerland is gerechtigd, onverminderd eventuele wettelijke rechten (zoals schadevergoeding en/of opschorting van hun verplichtingen), deze overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen, indien de meerderheid van de zeggenschap van [gedaagde2]-[gedaagde4], [A.] B.V, [B.] B.V. of [C.] B.V. wordt overgedragen aan (een) derde(n), niet zijnde één van de Partijen.
3.3
Bij het eindigen van deze overeenkomst, ongeacht de reden of de wijze waarop de overeenkomst is geëindigd, komen alle rechten die aan [gedaagde2]-[gedaagde4] toekomen uit hoofde van Artikel 2 van deze overeenkomst met onmiddellijke ingang te vervallen. […]
[…]”
2.12.
Bij brief van 10 juni 2011 heeft mr. Le Belle, de advocaat van Braplan I c.s. en VBM v.o.f. – onder meer – het volgende aan Kennemerland Beheer geschreven:
“De grondeigenaren (althans hun vennootschappen) en bouwbedrijf VBM hebben zich tot mij gewend. Mij is verzocht de door of namens u opgestelde concept overeenkomsten te beoordelen. Ik heb mijn voorlopige opmerkingen met de drie heren besproken. Dit resulteert in de volgende aanbevelingen.
Overeenkomst oprichting De Draai Wonen & Ontwikkelen BV
In de correspondentie ligt reeds vast dat het uw bedoeling was een nieuwe vennootschap op te richten. Ik laat nog even toetsen of dit fiscaal voor cliënten het meest handig is, op voorhand lijkt mij dit geen probleem.
[…]
5. In artikel 12.1., mede in combinatie met artikel 2.1., is geregeld dat er geen ontbindingsmogelijkheid bestaat, behalve voor KB. Ik zie het graag wederkerig gemaakt, dus in plaats van in 2.1. KB kan ontbinden, “partijen kunnen ontbinden”. […]
6. Artikel 14 begrijp ik niet zo. KB claimt onherroepelijke toestemming voor eventuele overdracht aan een derde, maar verkopers behoeven voorafgaande schriftelijke toestemming van KB. Dit lijkt mij niet gelijkwaardig. Het lijkt mij meer voor de hand liggen dat partijen voor een eventuele overdracht van hun contractuele positie altijd toestemming nodig hebben, maar dat deze toestemming niet zonder redelijk belang mag worden onthouden en dit belang kan dan feitelijk alleen zien op moraliteit, solvabiliteit en vakbekwaamheid van de voorgenomen overnamekandidaat.
[…]
SOK KB / Newco / VBM
8. Dit concept zou de uitwerking moeten zijn van de door partijen ondertekende brief van 20 april 2010. Echter mis ik de uitdrukkelijke link tussen de inbreng van de grond (verkoop aan KB of Project BV voor € 35, per m2) en de 340 bouwclaims die terugverkregen dienen te worden. Dit is met name van belang in verband met het voorgestelde artikel 2.2., dat immers voor VBM erg riskant is.
9. In het door partijen op 12 april 2010 ondertekende “Overzicht Projecten Samenwerking KB/VBM” wordt voor De Draai gerekend op een omzet van circa € 40.000.000,=. Dit zal opleveren een dekking AK van € 1 .700.000,. Het is vanwege dit toegezegde bouwvolume dat de grondeigenaren tot verkoop/inbreng hebben besloten. Indien onverhoopt een belangrijk deel van het bouwvolume zou wegvallen, bijvoorbeeld zoals nu in Saendelft is gebeurd, dan zit VBM met een probleem. Althans dan had men achteraf deze deal niet zo moeten sluiten. Het ligt voor de hand om in het geval van wegvallend
bouwvolume in De Draai, een bepaling op te nemen dat dit bouwvolume tot € 40.000.000, door KB elders wordt gecompenseerd. De aanpassing/inpassing van deze compensatieregeling in de overeenkomst wil ik graag met u bespreken.
10. Artikel 3.1. sub c is erg riskant. Ik zie ook het belang niet. Immers wordt dit reeds gedekt door sub a van artikel 3.1. Een conservatoir beslag dat niet wordt opgeheven, bijvoorbeeld omdat het niet in de weg zit of bijvoorbeeld omdat het bedrag waarvoor beslag is gelegd ontzettend hoog is, zou reeds leiden tot beëindiging van de overeenkomst met onmiddellijke ingang. Nogmaals, ik zie even het belang niet.
11. Artikel 3.2. en artikel 3.3. leiden tot problemen. Immers, gelet op de leeftijden van de heren is het niet ondenkbaar dat gedurende de looptijd van de samenwerking een van hen een opvolger vindt. Dit zou als het concept zou worden gevolgd directe consequenties hebben voor de SOK, zelfs zonder dat er nog aanspraken overblijven, want in 3.3. is opgenomen dat die met onmiddellijke ingang vervallen. Dit lijkt mij absoluut niet de bedoeling. Ik begrijp de wens om grip te hebben op voorgenomen contractsovernames, maar dan wederkerig en verbonden aan een toestemmingsvereiste dat niet zonder
redelijke grond geweigerd kan worden, behoudens op basis van de criteria solvabiliteit, moraliteit en vakbekwaamheid. […]
13. […] Artikel 11 is vanzelfsprekend niet in het belang van VBM.
De overeenkomst tot dienstverlening ten behoeve van de realisatie van bouwwerken
14. Deze overeenkomst bevat, zo begrijp ik, min of meer een beschrijving van de werkwijze zoals deze op dit moment plaatsvindt. Maar de risicoverdeling vind ik niet altijd optimaal. Immers heeft CK zeggenschap op tal van gebied,
namelijk kan zij bouwmethodieken, onderaannemers en leveranciers voorschrijven, maar de aansprakelijkheid hiervoor rust bij VBM. Dit is wat scheef. Ik zou hier gewoon de UAV toepassen. Namelijk bij het voorschrijven door een opdrachtgever, trekt die opdrachtgever ook risico naar zich toe, tenminste als de fout bijvoorbeeld zit in het voorgeschreven materiaal of de voorgeschreven onderaannemer maar niet in de uitvoeringswijze van de aannemer zelf.
15. Op detailniveau valt er misschien over deze overeenkomst ook nog wel het een en ander op te merken, maar het belangrijkste vind ik dat wordt voorgesteld dat VBM afziet van haar retentierecht. Ik begrijp dit verlangen van CK, maar dit zou betekenen dat aan VBM geen enkele zekerheid wordt geboden voor het geval CK in financiële moeilijkheden zou komen, dan wel CK om wat voor reden dan ook grote betalingsachterstand laat ontstaan. Nog minder begrijp ik artikel 9.2., namelijk zelfs in geval van faillissement zou VBM haar retentierecht niet mogen gebruiken. Het belang van CK zie ik dan niet, die is dan toch immers failliet. Hoe dan ook: deze bepaling gaat mijns inziens te ver. Ik zou mij er nog iets bij kunnen voorstellen als in ruil hiervoor per bouwproject een bankgarantie van 10% door CK wordt verstrekt en de
afstand bij voorbaat van het retentierecht vervalt zodra er méér betalingsachterstand is dan de hoogte van de bankgarantie. Maar waar partijen op vertrouwen plegen samen te werken en voornemens zijn dit nog een reeks van jaren te continueren, misstaat denk ik het afdwingen van een bij voorbaat afstand doen van een retentierecht. Dit is immers de enige stok achter de deur voor een aannemer.
16. Van belang is voorts dat slechts CK BV contractant is en niet KB mede contractant. Dit lijkt mij geboden, met name ook omdat de SOK met KB wordt aangegaan en VBM van KB het bouwvolume zal moeten krijgen.
[…]
Conclusie
18. Er is behoefte aan aanpassing van de overeenkomsten op tal van onderwerpen. Wellicht is het verstandig om op korte termijn een bespreking te plannen opdat wij de achtergrond van uw concepten en mijn opmerkingen over en weer kunnen toelichten en nader kunnen bespreken. Ik begrijp dat partijen behoefte hebben aan ondertekening op korte termijn […]”
2.13.
Bij e-mail van 21 juni 2011 heeft [E.] namens Kennemerland Beheer als volgt op de brief van 10 juni 2011 gereageerd:
“[…]
5. Moet ik mij op beraden.
6. Moet ik mij op beraden. Het artikel is wellicht erg ruim geschreven en te weinig toegespitst op ons verhaal.
[…]
8. De brief van 20 april zal ik laten memoreren in de overwegingen waarbij de onderhavige ovk een uitwerking daarvan is. Aan de strekking van 2.2 wil ik niks veranderen. Wij kunnen niet gehouden worden aan het bouwprogramma indien bij de uitwerking in Saendelft, Heerhugowaard enz. naar onze opvatting, al dan niet als gevolg van gemeentelijke wensen of marktomstandigheden, wijzigingen in het bouwprogramma doorgevoerd moeten worden. Vide de discussie over PO kavels in Loenen of het vooralsnog vervallen van de bouw van 71 BKZ flats in Saendelft. Het moge overbodig zijn om te constateren dat wij niet uit zijn op een vermindering van ontwikkelvolumina!
9. Zie reactie onder 8 en is dus onbespreekbaar.
10. De strekking van het artikel zal ik nagaan.
11. en 12. Wij moeten er volledig op kunnen vertrouwen dat onze modus operandi zonder wijziging voortgezet kan worden. Bij een overdracht zal altijd het risico bestaan dat de nieuwe eigenaar het niet begrijpt, anders wil, enz. dat risico willen wij gewoon niet lopen.
14. t/m 16. Na de bespreking van gisteren is volgens helder hoe onze modus operandi is. Van jullie kant krijgen wij nog de bevestiging hoe om te gaan met het uurtarief. De opmerking van La Belle laat ik verder dan buiten beschouwing.
[…]”
Ik stel mij voor om eerst het “nieuwe” contract van de gemeente te bezien om nadien eea integraal met in acht name van bovenstaande waar nodig te herzien. De standpunten zijn jullie overigens al heel lang genoegzaam bekend.”
2.14.
In 2011 hebben de gemeente en VBM v.o.f., bijgestaan door Kennemerland Beheer, verder overleg gevoerd over de inbreng van de percelen en de uitgifte van grond door de gemeente. Dat overleg heeft in november 2011 geresulteerd in een nieuwe conceptovereenkomst tot gronduitgifte tussen de gemeente en VBM v.o.f.
2.15.
Per 2 december 2011 is VBM v.o.f. omgezet in de besloten vennootschap Bouwers [gedaagde2]-[gedaagde4] B.V. (hierna: VBM B.V.) met [gedaagden(2,4,6)] als middellijk bestuurders. De onderneming van VBM v.o.f. is overgedragen aan VBM B.V.
2.16.
In verband met de uitbreiding van het busbanennetwerk “de Oosttangent” zijn de gemeente en Braplan I c.s. in december 2011 overeengekomen om een gedeelte van de percelen reeds voorafgaand aan de ondertekening van de overeenkomst tot gronduitgifte te leveren. De gemeente en Braplan I c.s. hebben daartoe op 2 december 2011 een koopovereenkomst gesloten. De levering van de 1,4 ha grond door Braplan I c.s. aan de gemeente heeft op 7 mei 2012 plaatsgevonden.
2.17.
Bij e-mail van 8 mei 2012 heeft [E.] van Kennemerland Beheer het volgende aan mr. Le Belle geschreven:
“Bijgesloten de laatste versies van de overeenkomsten waarover wij gisteren spraken. Aan de hand van de laatste ontwikkelingen met de gemeente Heerhugowaard zal de afname van gronden nog aangepast moeten worden. Evenzo zal ik de overeenkomsten hier intern ook nog de revue laten passeren.
Ik stel mij voor om aan de hand van uw commentaar eea nadien plenair te bespreken om tot een afronding te komen.”
2.18.
Bij e-mail van 1 juni 2012 heeft mr. Le Belle het volgende aan Kennemerland Beheer geschreven:
“Gisteren mailde ik u reeds dat ik de concepten had bekeken en dat mijn opmerkingen nog zouden volgen. Ik verzocht u mogelijke data op te geven voor een bespreking, zodat wij dit kunnen inplannen in de drukke agenda’s.
Ik ontving van u bij mail van 8 mei 2012 het laatste concept van de samenwerkingsovereenkomst december 2011 tussen Kennemerland Beheer BV, Oosterweg Wonen & Ontwikkelingen BV, [D.] VOF en de heren [gedaagde2], [gedaagde6] en [gedaagde4] privé.
Voorts ontving ik van u de versie december 2011 van de overeenkomst tussen Braplan I BV, Plamin I BV, Protin I BV, Kennemerland Beheer BV, Combinatiebouw Kennemerland BV en Oosterweg Wonen & Ontwikkelen BV i.o.
De namen van partijen in bovengenoemde versies komen niet helemaal overeen. Oosterweg heeft nog geen
vaste naam begrijp ik, is nog i.o maar belangrijker is dat [D.] inmiddels een BV is.
Ik heb slechts enkele opmerkingen.
De overeenkomst met Braplan etc.
1. Ik tref in de overwegingen nog steeds aan dat de partijen gezamenlijk Oosterweg BV wensen op te richten, waar dat volgens mij niet de werkelijke bedoeling is. Dit komt ook terug in artikel 2.1.
2. In artikel 3 is in dit laatste concept opengelaten wie het bestuur zal gaan vertegenwoordigen van de betreffende vennootschap, waar eerst nog de heer [gedaagde2] werd genoemd. Wellicht is dat laatste, tenminste als statutair directeur, ook minder gelukkig. Hierover spreek ik graag met u. Dat geldt dan ook voor de concept managementovereenkomst, zie 3.2
[…]
4. In artikel 7.1. zie ik (nieuw) opgenomen dat het voornemen bestaat om door middel van een Groninger akte over te dragen nadat aan alle opschortende voorwaarden c.q. ontbindende voorwaarden is voldaan. Dit laatste staat dan weer haaks op artikel 8.1., waarin een ontbindende voorwaarde is opgenomen die waarschijnlijk de reden is voor overdracht door middel van een Groninger akte. Ik krijg dit graag verduidelijkt.
5. In artikel 8.1. wordt verwezen naar concept overeenkomsten, bijlage 3 en bijlage 4 en uit de opsomming van de bijlagen blijkt mij nu dat er kennelijk verschil is tussen de koopovereenkomst (die ik niet ken, graag toezending) en de overeenkomst tot gronduitgifte. Dan is mijn opmerking over artikel 6.2. wellicht niet helemaal correct, maar ook dit bespreek ik graag. Zijn deze concepten al uitonderhandeld?
6. In artikel 7.1. sub b is opgenomen dat de percelen in fiscale zin als bouwrijpe grond dienen te worden aangemerkt. Op welk moment is dit zeker? Wat zijn de consequenties als de fiscus anders meent en gedeeltelijk overdracht uit de BTW- sfeer haalt? Verwacht u hier problemen?
7. Artikel 15.1. is in die zin ongelijkwaardig dat Kennemerland onherroepelijke toestemming krijgt om rechten over te dragen, maar de overige partijen schriftelijke toestemming nodig hebben van Kennemerland. Ik begrijp overigens uw wens om die schriftelijke toestemming als voorwaarde te stellen, maar ik zie dan wel graag opgenomen dat deze toestemming niet op onredelijke gronden wordt onthouden, waarbij ik dan bedoel dat deze niet wordt onthouden indien de voorgenomen kandidaat tot overdracht solvabel is en vakbekwaam. Eigenlijk speelt dit minder in deze overeenkomst, maar vooral in de samenwerkingsovereenkomst waarover ik ook enkele opmerkingen zal maken.
Samenwerkingsovereenkomst december 2011
[…]
9. De bijlagen genoemd in deze overeenkomst zijn mij niet helemaal duidelijk, wat is bijvoorbeeld bijlage 4? Is dat de overeenkomst die ik hier voorafgaand heb besproken? Ik loop tijdens ons overleg de bij lagen graag met u na.
10. Artikel 2.3. is rijkelijk vaag, maar gelet op de huidige omstandigheden in het vastgoed, kan ik mij ondertussen wat voorstellen bij de onwenselijkheid voor u om een harde vorm van compensatie vast te leggen indien het bouwprogramma vermindert.
11. Artikel 4.1. sub c vind ik nog steeds onhandig omdat het de mogelijkheid geeft voor onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst, terwijl een conservatoir beslag op zichzelf genomen niet hinderlijk behoeft te zijn, en bovendien een kort geding tot opheffing van zo’n beslag overigens niet binnen 14 dagen is afgerond. Ook dit overleg ik graag met u.
12. Artikel 4.2. kan snijden, vooral ook in verband met de leeftijd van enkele heren. Ik begrijp dat u juist vanwege de personele relatie met de heren grip wil houden op mogelijke opvolging van hen, immers bij rechtsopvolging is het maar weer afwachten of u op dezelfde goede voet kunt samenwerken. Echter artikel 4.2. in combinatie met artikel 5 gaat problemen opleveren indien De Draai (en dit is de verwachting) een zeer langdurig traject gaat worden. Immers kan de
overeenkomst wel eens 10 jaar of langer actief zijn, terwijl dit naar verwachting niet zal gelden voor de heren [gedaagde2] en [gedaagde6]. Met u wil ik graag spreken over een oplossing. Dit mede in verband met artikel 12.1., de concernclausule.
Tot zover mijn opmerkingen, ik verneem graag wanneer wij en de heren [gedaagde2] en [gedaagde6]
eens samen kunnen komen om een afronding te bewerkstelligen.”
2.19.
Bij e-mail van 31 augustus 2012 heeft [E.] de volgende e-mail aan [gedaagde2] gezonden:
“Bijgesloten de laatste concept versies van onze overeenkomsten. Ik zou met jou en [F.]
[de rechtbank: [F.]]snel een afspraak willen maken om eea door te nemen en af te wikkelen. Laat svp weten.”
2.20.
In de daarop volgende maanden heeft [F.] van Kennemerland Beheer aan aantal rappel e-mails aan [gedaagde2] gezonden.
2.21.
Bij e-mail van 12 april 2013 heeft [F.] – onder meer – het volgende aan [gedaagde2] geschreven:
“[…]
Inzake HW: Dit is volgens mij de laatste versie van het contract. Ik haal deze uit het archief van Menzo.
Ik denk gezien jullie voornemen om VBM over te gaan dragen […] dat het handig is als wij voor dat moment dit traject ook nog afronden. […]. Kan jij hier aandacht voor maken?”
2.22.
Op 24 september 2013 en 6 november 2013 hebben besprekingen over de bouwclaim plaatsgevonden tussen de gemeente, VBM B.V., vertegenwoordigd door [gedaagde2], en [F.].
2.23.
Op 29 november 2013 zijn alle geplaatste aandelen in het kapitaal van VBM B.V. aan derden verkocht en geleverd. [gedaagde2], [gedaagde4] en [gedaagde6] zijn vanaf die datum niet langer (indirect) aandeelhouders en bestuurders van VBM B.V.
2.24.
Bij e-mail van 10 december 2013 heeft [gedaagde2] – onder meer – het volgende aan [F.] geschreven:
“In 2011 heeft onze advocaat gereageerd op het contractvoorstel naar Menzo. Er was toen afgesproken dat Menzo met onze advocaat een afspraak zou maken zodat al onze gemaakte opmerkingen en die van de advocaat in overleg verwerkt zouden worden in een nieuw voorstel. Maar omdat het overleg door de gemeente H.H. waard werd stil gelegd, is dit niet doorgegaan. Ik zal jouw laatste mail met contractvoorstellen door sturen naar mr. Le Belle […], maar ik kan me voorstellen dat hij zegt ik wacht nog steeds op die afspraak. Merk is hiervan op de hoogte gesteld tijdens een vergadering afgelopen vrijdag.
[…]”.
2.25.
De nieuwe bestuurders van VBM B.V. hebben aangegeven de samenwerking met Kennemerland Beheer te willen beëindigen. Kennemerland Beheer heeft in reactie daarop aangegeven dat zij daar welwillend tegenover staat, mits de afspraken tussen Kennemerland Beheer en Braplan I c.s. en [gedaagden(2,4,6)] met betrekking tot De Draai in stand zouden blijven en nagekomen zouden worden.
2.26.
Op 2 oktober 2014 heeft de gemeente aan Kennemerland Beheer een voorstel gemaild voor de bouwclaim voor de reeds verkochte en geleverde 1,4 ha grond.
2.27.
Mede als gevolg van gewijzigde marktomstandigheden heeft de gemeente het aantal te bouwen woningen op locatie De Draai teruggebracht tot 2.600 en de bouwperiode verlegd naar 2015-2025. Het aantal op de percelen van VBM te bouwen woningen is teruggebracht tot circa 276.
2.28.
Bij brief van 7 oktober 2015 heeft de gemeente – onder meer – het volgende aan Kennemerland Beheer geschreven:
“Zoals besproken in ons overleg op 28 september jl. maakt de gemeente zich zorgen over de voortgang van de ontwikkeling van de woningen voor [gedaagde2]-[gedaagde4] door Kennemerland Beheer op de locatie bouwveld 1n in De Draai.
Deze ontwikkeling zou invulling moeten geven aan de bouwclaim van [gedaagde2]-[gedaagde4] voortvloeiend uit de aankoop van grond in 2012 door de gemeente ten behoeve van de aanleg van de Oosttangent langs De Draai.
Het feit dat Kennemerland Beheer en [gedaagde2]-[gedaagde4] een juridisch geschil hebben omtrent deze ontwikkeling zorgt bij de gemeente voor onzekerheid over de gewenste voortgang. Deze voortgang is voor de gemeente van groot belang om conform planning grond te kunnen uitgeven in het vierde kwartaal van 2016 aan Kennemerland Beheer/[gedaagde2]-[gedaagde4] en de in de grondexploitatie ingerekende inkomsten tijdig te realiseren. […]”

3.Het geschil

3.1.
Kennemerland Beheer vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
primair:
I. voor recht te verklaren dat gedaagden tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van de tussen eiseres en gedaagden gesloten samenwerkingsovereenkomst;
II. gedaagden te veroordelen om na betekening van het in deze te wijzen vonnis, de op ieder van hen rustende verplichtingen voortvloeiende uit de samenwerkingsovereenkomst met betrekking tot de inbreng van de percelen grond en overdracht van de bouwrijpe gronden onmiddellijk en onvoorwaardelijk na te komen;
III. te bepalen dat gedaagden hoofdelijk een dwangsom verbeuren ter grootte van € 5.000,-- voor iedere dag of dagdeel dat gedaagden geheel of gedeeltelijk met het onder II gevorderde in gebreke blijven;
subsidiair:
IV. gedaagden te veroordelen om te goeder trouw door te onderhandelen over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de percelen grond worden ingebracht en de bouwrijpe gronden worden overgedragen;
V. te bepalen dat gedaagden hoofdelijk een dwangsom verbeuren ter grootte van € 5.000,-- voor iedere dag of dagdeel dat gedaagden met het onder IV gevorderde in gebreke blijven;
meer subsidiair:
VI. voor recht te verklaren dat gedaagden onrechtmatig jegens eiseres hebben gehandeld door de lopende onderhandelingen over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de percelen grond worden ingebracht en de bouwrijpe gronden worden overgedragen, eenzijdig af te breken, zonder Kennemerland beheer een schadevergoeding aan te bieden;
VII. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de door eiseres geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat;
primair en subsidiair:
VIII. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad € 925,00;
IX. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het nasalaris, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Gedaagden voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Kennemerland Beheer beroept zich op de in de brief van 20 april 2010 vastgelegde afspraken (2.9) en stelt zich primair op het standpunt dat die afspraken alle essentialia van de beoogde transactie bevatten, zodat een perfecte overeenkomst tot stand is gekomen. Gedaagden dienen die samenwerkingsovereenkomst na te komen, aldus Kennemerland Beheer.
4.2.
Gedaagden stellen daarentegen dat overeenkomst van 20 april 2010 slechts afspraken op hoofdlijnen bevat en daarom moet worden gekwalificeerd als een intentieovereenkomst die nader moet worden uitgewerkt en waarvan geen nakoming kan worden gevorderd.
4.3.
Uitgangspunt is dat overeenkomsten tot stand komen door het bereiken van wilsovereenstemming over het ontstaan van een of meer verbintenissen (artikel 6:217 BW). Artikel 6:227 BW bepaalt dat de verbintenissen die partijen op zich nemen bepaalbaar moeten zijn. De overeenstemming moet daarom in ieder geval betrekking hebben op de hoofdzaken (essentialia, waaronder de kern van de prestatie die moet worden verricht), maar dient zich ook uit te strekken tot nadere bedingen die voor partijen als essentieel c.q. belangrijk moeten worden aangemerkt. Bij ontbreken van overeenstemming over voor partijen essentiële, belangrijke, gewichtige onderdelen van de beoogde overeenkomst komt geen overeenkomst tot stand.
4.4.
Het antwoord op de vraag of ten aanzien van een overeenkomst, bij de totstandkoming waarvan een aantal onderling samenhangende verbintenissen moet worden geregeld, overeenstemming omtrent een of meer onderdelen een overeenkomst doet ontstaan zolang omtrent andere onderdelen nog geen overeenstemming bestaat, is afhankelijk van de bedoeling van partijen zoals deze op grond van de betekenis van hetgeen wel en niet geregeld is, van het al dan niet bestaan van het voornemen tot verder onderhandelen en van de verdere omstandigheden van het geval moet worden aangenomen (zie HR 26 september 2003, NJ 2004/460).
4.5.
Uit de brief van 20 april 2010 blijkt dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de overname door Kennemerland Beheer van 340 door VBM v.o.f. van de gemeente te verkrijgen bouwclaims tegen betaling van € 10,00 per m². Niet is in geschil is dat die overname onlosmakelijk is verbonden met de door partijen beoogde samenwerking bij het realiseren van 340 woningen in De Draai. Kennemerland Beheer zou als projectontwikkelaar de bouwclaims van VBM v.o.f. overnemen, het bouwproject ontwikkelen en de bouw vervolgens weer uitbesteden aan VBM v.o.f. De overname kan dan ook niet los worden gezien van de samenwerking tussen partijen bij het ontwikkelen en realiseren van de woningen. Over die beoogde samenwerking bevat de brief van 20 april 2010 geen afspraken. Partijen dienden dat onderdeel nader uit te werken en hadden daarover nog geen overeenstemming. In genoemde brief verwijst Kennemerland Beheer tevens naar een door haar gebruikte modelovereenkomst “tot dienstverlening ten behoeve van de realisatie van bouwwerken”, maar uit de overgelegde correspondentie blijkt dat partijen ook over die concept aannemingsovereenkomst op diverse punten – waaronder de risicoverdeling – geen overeenstemming hadden. Gelet op het vorenstaande moeten de in de brief van 20 april 2010 vastgelegde afspraken over de overname van bouwclaims gekwalificeerd worden als een overeenkomst op hoofdlijnen die op voor partijen essentiële onderdelen nader uitgewerkt diende te worden in een samenwerkingsovereenkomst en een aannemingsovereenkomst. De afspraken kunnen dan ook niet worden beschouwd als een “perfecte overeenkomst” waarvan nakoming verlangd kan worden op de wijze zoals primair door Kennemerland Beheer gevorderd. Het primair onder I tot en met III gevorderde zal reeds daarom worden afgewezen.
4.6.
Het vorenstaande laat onverlet dat de overeenkomst op hoofdlijnen partijen over en weer verplicht om verder te onderhandelen teneinde de gemaakte afspraken uit te werken in een of meer nadere overeenkomsten. Bij de verplichting tot verder onderhandelen dienen partijen zich ten aanzien van de overgebleven punten reëel en redelijk op te stellen. De over en weer ter overbrugging van breekpunten uit te brengen voorstellen dienen reëel en redelijk te zijn. Op die nadere voorwaarden dient serieus te worden ingegaan en dient geen afwijzing op onredelijke gronden te volgen.
4.7.
Partijen hebben vanaf 2010 - met name schriftelijk - en met grote tussenpozen onderhandeld over de inhoud van de door Kennemerland Beheer opgestelde concept samenwerkingsovereenkomst en concept aannemingsovereenkomst. In juli 2014 hebben gedaagden de onderhandelingen stopgezet en laten weten dat zij de afspraken zoals vastgelegd in de brief van 20 april 2010 niet verder zullen nakomen.
4.8.
Tussen partijen is in geschil of gedaagden de onderhandelingen met Kennemerland Beheer (nog) mochten afbreken. Als maatstaf daarvoor heeft te gelden dat ieder van de onderhandelende partijen – die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen – vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het tot stand komen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn (vgl. HR 23 oktober 1987, NJ 1988/1017)
.Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij. Hierbij kan ook van belang zijn of zich in de loop van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan, terwijl, in het geval onderhandelingen ondanks gewijzigde omstandigheden worden voortgezet, wat betreft dit vertrouwen doorslaggevend is hoe daaromtrent ten slotte op het moment van afbreken van de onderhandelingen moet worden geoordeeld tegen de achtergrond van het gehele verloop van de onderhandelingen (vgl. HR 14 juni 1996, NJ 1997/481; HR 4 oktober 1996, NJ 1997/65).
4.9.
In de hiervoor vermelde arresten wordt onderkend dat onderhandelen een (juridisch) dynamisch proces is en dat denkbaar is dat, ondanks gerechtvaardigd vertrouwen in het tot stand komen van een overeenkomst dat op enig moment in het onderhandelingsproces is ontstaan, bij voortzetting van de onderhandelingen partijen op een of meer relevante punten stuiten waarover zij – hoewel zij als zich redelijk opstellende partijen met elkaar onderhandelen – toch geen overeenstemming kunnen bereiken. Aldus kan alsnog sprake zijn van een situatie waarin eenzijdig afbreken van onderhandelingen is toegestaan.
4.10.
Partijen hebben in april 2010 afspraken gemaakt in het kader van hun voorgenomen samenwerking bij het ontwikkelen en realiseren van de woningen in (onder meer) De Draai. Over de wijze waarop die samenwerking gestalte zou krijgen, dienden partijen nadere afspraken te maken. Over dat geheel aan (werk)afspraken hebben partijen gedurende een lange periode met grote onderbrekingen onderhandeld. In oktober 2010 heeft Kennemerland Beheer een concept samenwerkingsovereenkomst en een concept aannemingsovereenkomst aan [gedaagde2] gezonden. Daarop is bij brief van 10 juni 2011 gereageerd door de advocaat van gedaagden, waarbij een aantal kanttekeningen is geplaatst, onder meer over de eenzijdigheid van een aantal bepalingen in de overeenkomsten. Bij e-mail van 21 juni 2011 heeft Kennemerland Beheer in reactie op die kritiek laten weten de betrokken bepalingen niet aan te willen wijzigen. De onderhandelingen over de samenwerkingsovereenkomst en de aannemingsovereenkomst hebben daarna lange tijd stilgelegen. Blijkens de overgelegde correspondentie hebben partijen pas in mei 2012 opnieuw over de conceptovereenkomsten gesproken waarna Kennemerland Beheer op 8 mei 2012 aangepaste concepten aan gedaagden heeft gezonden. In de e-mail van 1 juni 2012 heeft de advocaat van gedaagden daar wederom een aantal kritische opmerkingen over gemaakt, onder meer over de wens van Kennemerland Beheer om grip te houden op de rechtsopvolging van [gedaagden(2,4,6)] Nadat Kennemerland Beheer op 31 augustus 2012 twee aangepaste conceptovereenkomst aan gedaagden had doen toegekomen, hebben de onderhandelingen wederom langdurig stilgelegen. Weliswaar heeft Kennemerland Beheer in 2012 en 2013 enkele rappel e-mails aan gedaagden gestuurd, maar tot daadwerkelijk onderhandelen over de conceptovereenkomsten is het niet gekomen. Complicerende factor daarbij was de verkoop van VBM B.V. in november 2013, waarna [gedaagden(2,4,6)] niet langer aandeelhouders en bestuurders van VBM B.V. waren. Kennemerland Beheer heeft onder voorwaarden met die overname ingestemd. Kort na de overname heeft de advocaat van Kennemerland Beheer gedaagden gesommeerd de conceptovereenkomst definitief te maken en te ondertekenen. De advocaat van gedaagden heeft in reactie daarop laten weten dat de onderhandelingen over de conceptovereenkomsten nog niet waren afgerond en partijen het nog niet eens waren over die overeenkomsten. Op 13 juni 2014 heeft vervolgens een bespreking plaatsgevonden tussen partijen in het bijzijn van hun advocaten. Ook dat overleg heeft niet tot overeenstemming geleid. De correspondentie tussen beide advocaten uit 2013/2014 is door partijen niet in het geding gebracht, zodat de rechtbank niet bekend is met de inhoud en toonzetting daarvan.
4.11.
Gedaagden stellen dat Kennemerland Beheer tijdens de onderhandelingen enkel oog had voor haar eigen belangen en niet bereid was rekening te houden met voor gedaagden relevante punten als een eerlijke risicoverdeling en compensatie van het verminderde bouwvolume. Die stelling vindt voor een deel steun in de overgelegde en de onder 2. geciteerde conceptovereenkomsten. Uit de overgelegde correspondentie komt voorts het beeld naar voren dat Kennemerland Beheer niet erg bereidwillig was gedaagden daarin tegemoet te komen en de overeenkomsten op die punten aan te passen. Deze opstelling van Kennemerland Beheer heeft ertoe geleid dat, naar zeggen van gedaagden, gaandeweg het vertrouwen dat nodig is voor een langdurige samenwerking aan hun kant geheel is verdwenen. Ondanks dat op enig moment in het onderhandelingsproces bij Kennemerland Beheer wellicht het gerechtvaardigde vertrouwen is ontstaan in het tot stand komen van een overeenkomst, moet worden vastgesteld dat partijen gewoonweg geen overeenstemming kunnen bereiken, omdat het vertrouwen dat nodig is voor verdere samenwerking ontbreekt. Klaarblijkelijk zijn er in de communicatie vanaf 2013 dingen misgelopen, waardoor men tot succesvolle uitonderhandeling van de aangelegenheden die nog ongeregeld waren niet heeft kunnen komen. Niet aannemelijk is dat dit is toe te schrijven aan onredelijkheid in de opstelling van gedaagden, terwijl tegelijkertijd moet worden vastgesteld dat het nog niet geregelde meer betreft dan ondergeschikte punten.
4.12.
Aldus is sprake van een situatie waarin eenzijdig afbreken van onderhandelingen door gedaagden is toegestaan. Anders dan Kennemerland Beheer stelt, rust op gedaagden dan ook geen verplichting om verder te onderhandelen. De daartoe strekkende subsidiaire vordering van Kennemerland Beheer zal worden afgewezen. Met het stopzetten van de onderhandelingen hebben gedaagden evenmin onrechtmatig gehandeld jegens Kennemerland Beheer, zodat ook de meer subsidiaire vorderingen zullen worden afgewezen. Voor een vergoeding van buitengerechtelijke kosten bestaat bij die stand van zaken ook geen grond.
4.13.
Nu de vorderingen van Kennemerland Beheer integraal worden afgewezen, kan het verweer van Braplan I c.s. en [gedaagde6] dat zij geen partij zijn bij de aan de vorderingen ten grondslag liggende afspraken onbesproken blijven.
4.14.
Kennemerland Beheer zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagden worden begroot op:
- griffierecht 613,00
- salaris advocaat
904,00(2 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.517,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Kennemerland Beheer in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op € 1.517,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2015. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 977