ECLI:NL:RBNHO:2015:10004

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 november 2015
Publicatiedatum
16 november 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 5405
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om aanvulling ouderdomspensioen en vaststelling partnerpensioen na expiratie sociaal plan

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 november 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een voormalige sociaal raadsvrouw bij de gemeente Alkmaar, en het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar. Eiseres had verzocht om aanvulling van haar ouderdomspensioen en vaststelling van een partnerpensioen, maar dit verzoek werd door verweerder afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen aanspraken meer kan ontlenen aan een sociaal plan dat zijn werking heeft verloren op 1 januari 2005. Eiseres was tot 1 januari 2000 in dienst van de gemeente Alkmaar, maar na een overdracht van taken is haar ambtelijke status vervallen, waardoor zij niet langer pensioen bij het ABP kon opbouwen. Eiseres had in 2008 een aanvulling op haar flexpensioen ontvangen, maar haar verzoek om aanvulling van het ouderdomspensioen werd afgewezen omdat het sociaal plan niet meer van toepassing was. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk was verklaard, maar dat dit gebrek hersteld kon worden. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen, met de bepaling dat het betaalde griffierecht aan eiseres vergoed moest worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/5405

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 november 2015 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar, verweerder

(gemachtigde: mr. B. Schellingerhout).

Procesverloop

Bij besluit van 17 oktober 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres tot aanvulling van haar ouderdomspensioen en vaststelling van een partnerpensioen afgewezen.
Bij besluit van 18 november 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2015. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
1.1
Eiseres was tot 1 januari 2000 sociaal raadsvrouw bij het [werk] in dienst van de gemeente Alkmaar. Per die datum heeft een overdracht van taken van het [werk] naar het algemeen maatschappelijk werk plaatsgevonden en zijn de formatieplaatsen sociaal raadslieden overgegaan naar de Regionale Instelling Maatschappelijke Dienstverlening. Daarmee verviel de ambtelijke status van eiseres, waardoor zij niet langer pensioen bij het ABP kon opbouwen. Eiseres heeft gekozen voor waardeoverdracht van haar ABP-pensioen naar het PGGM (thans Pensioenfonds Zorg en Welzijn).
1.2
Naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van eiseres heeft verweerder haar in 2008 een aanvulling verstrekt van ruim € 27.000,-- op haar flexpensioen. Dit is neergelegd in het besluit van 23 december 2008, waartegen geen rechtsmiddelen zijn aangewend.
Eiseres heeft vervolgens in 2011 verzocht om ook haar ouderdomspensioen aan te vullen omdat dit pensioen lager is dan wanneer zij bij het ABP was gebleven. Eiseres baseert haar verzoek op het Sociaal Statuut, waarin onder meer is neergelegd dat de gemeente Alkmaar een lagere waarde van de pensioenaanspraken zal compenseren.
Verweerder heeft dat verzoek uiteindelijk – nadat eiseres op verzoek van verweerder verschillende pensioenberekeningen had ingebracht – afgewezen.
2. Verweerder heeft het bezwaar tegen deze afwijzing niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres alsnog een beroep doet op toepassing van een sociaal plan dat reeds sinds 1 januari 2005 is geëxpireerd. Hierdoor ontbreekt een rechtsgrond, volgens verweerder.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat zij ervan mocht uitgaan dat, gelet op de voorgeschiedenis, het bezwaar inhoudelijk zou worden behandeld en niet niet-ontvankelijk verklaard zou worden.
4. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het bezwaar van eiseres wel ontvankelijk, maar ongegrond had moeten worden verklaard.
5. De rechtbank ziet evenmin redenen op grond waarvan het bezwaar niet-ontvankelijk zou zijn.
6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat aan het bestreden besluit een gebrek kleeft, doordat het bezwaar niet-ontvankelijk in plaats van ongegrond is verklaard. Nu verweerder het gebrek middels het verweerschrift en hetgeen ter zitting is toegelicht heeft hersteld, zal de rechtbank het gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeren. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat aannemelijk is dat eiseres door dit gebrek niet processueel of materieel in haar belangen is geschaad.
7. Met betrekking tot de weigering van verweerder tot aanvulling van het ouderdomspensioen en vaststelling van partnerpensioen overweegt de rechtbank als volgt.
7.1
Het Sociaal Statuut, dat is opgesteld in verband met de overdracht van taken van het [werk] naar het algemeen maatschappelijk werk te Alkmaar, heeft ingevolge de algemene bepalingen (1.4) een geldigheidsduur van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van de feitelijke overname. Het Sociaal Statuut gold derhalve tot 1 januari 2005. Het standpunt van verweerder dat het Sociaal Statuut per die datum was geëxpireerd, is dan ook juist. Daaruit volgt dat eiseres vanaf 1 januari 2005 geen aanspraken meer kan ontlenen aan het Sociaal Statuut. Uit de omstandigheid dat verweerder bij besluit van 23 december 2008 – toen de geldigheidsduur van het Sociaal Statuut ook reeds was verstreken – een aanvulling op eiseres’ flexpensioen heeft verstrekt, vloeit niet voort dat eiseres daaraan thans rechten kan ontlenen. Het stond verweerder vrij om de gevraagde aanvulling op het flexpensioen te verstrekken, maar verweerder was daartoe niet verplicht.
Verweerder was dan ook niet gehouden een aanvulling op het pensioen van eiseres te verstrekken en verweerder was evenmin gehouden een partnerpensioen vast te stellen. Verweerder heeft daarom het daartoe strekkende verzoek van eiseres kunnen afwijzen.
7.2
De vraag of partijen met het besluit van 23 december 2008 elkaar finale kwijting hebben verleend behoeft, gelet op het voorgaande, niet te worden beantwoord.
8. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog het volgende.
In artikel 11a, derde lid, van het Sociaal Statuut is bepaald dat als de medewerker kiest voor waardeoverdracht van de pensioenreserve van het ABP naar het PGGM en dit resulteert in een lagere waarde van de pensioenaanspraken, de gemeente Alkmaar middelen ter beschikking zal stellen ter volledige compensatie.
Verweerder heeft zich ten aanzien van de uitleg van deze bepaling op het standpunt gesteld dat de term ‘dit’ in de bepaling uitsluitend het moment van de waardeoverdracht betreft. De rechtbank acht deze uitleg juist. Een berekening van de waarde van de pensioenaanspraken zal plaats moeten vinden op het moment dat wordt gekozen voor waardeoverdracht. Een andere uitleg acht de rechtbank ook niet goed denkbaar, nu diverse persoonlijke keuzes na de waardeoverdracht, zoals bijvoorbeeld de keuze voor vervroegd pensioen of voor nabestaandenpensioen, en veranderingen in de verschillende pensioenreglementen na de waardeoverdracht bepalende invloed hebben op de waarde van een pensioen. De gemeente kan niet worden geacht ook daarvoor in te hebben willen staan.
9. Voor toekenning van (rente-)schade is geen grond. Dat verzoek zal de rechtbank afwijzen. In de omstandigheid dat aan het bestreden besluit een gebrek kleefde ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 165,-- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, voorzitter, en mr. I. de Greef en mr. H.M.L. Frons, leden, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.