In deze zaak vorderde Achmea Schadeverzekeringen N.V. (hierna: Achmea) betaling van achterstallige premie van gedaagde, die een woonverzekering via internet zou hebben afgesloten. Gedaagde betwistte echter de aanvraag van de verzekering en stelde dat zij nooit een overeenkomst met Achmea had gesloten. De kantonrechter oordeelde dat het enkele overleggen van een printscreen door Achmea, waarin de gegevens van gedaagde stonden, onvoldoende bewijs bood voor de totstandkoming van de overeenkomst. Gedaagde had immers betoogd dat de aanvraag mogelijk door een derde was gedaan, zonder haar medeweten. Bovendien ontbrak een handtekening op de aanvraag, wat normaal gesproken een belangrijke aanwijzing is voor het bestaan van een contract. De rechter concludeerde dat Achmea niet had aangetoond dat gedaagde de aanvraag zelf had ingediend en dat er dus geen overeenkomst tot stand was gekomen. Hierdoor werd de vordering van Achmea afgewezen en werd zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op nihil werden begroot aan de kant van gedaagde. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. J.J. Dijk op 29 oktober 2014 in de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem.