In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, hebben eisers, wonende te Uden en Schiermonnikoog, een incident aanhangig gemaakt op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De eisers vorderen dat gedaagde, wonende te Monnickendam, wordt veroordeeld om binnen een maand na het vonnis relevante inlichtingen en verificatoire bescheiden te verstrekken over het verloop van het fideï-commissaire vermogen, dat hen toekomt na het overlijden van hun oom [A] en diens vrouw [B]. De eisers stellen dat gedaagde hen niet de noodzakelijke informatie heeft verstrekt, waardoor zij niet in staat zijn om hun recht op de nalatenschap te bepalen.
Gedaagde heeft verweer gevoerd en aangevoerd dat hij alle relevante financiële bescheiden aan de notaris heeft overgedragen en dat de notaris de eisers heeft uitgenodigd om deze stukken in te zien. Gedaagde stelt dat de eisers geen gebruik hebben gemaakt van deze uitnodiging en dat hij niet meer beschikt over de gevraagde stukken van vóór 2001. De rechtbank heeft de vordering van eisers getoetst aan de voorwaarden van artikel 843a Rv en geconcludeerd dat niet aan alle voorwaarden is voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers recht hebben op inzage in de administratie van [B], maar dat dit niet betekent dat zij recht hebben op afgifte van alle gevraagde bescheiden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van eisers voor een deel te onbepaald is en dat gedaagde niet meer over de gevraagde stukken beschikt. De rechtbank heeft de vordering van eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van het incident. Dit vonnis is uitgesproken op 24 september 2014 door mr. M.P.E. Oomens.