ECLI:NL:RBNHO:2014:9732

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 september 2014
Publicatiedatum
20 oktober 2014
Zaaknummer
C-15-214571 - HA ZA 14-260 I
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex artikel 843a Rv. inzake nalatenschap en verzoek om inzage in financiële bescheiden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, hebben eisers, wonende te Uden en Schiermonnikoog, een incident aanhangig gemaakt op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De eisers vorderen dat gedaagde, wonende te Monnickendam, wordt veroordeeld om binnen een maand na het vonnis relevante inlichtingen en verificatoire bescheiden te verstrekken over het verloop van het fideï-commissaire vermogen, dat hen toekomt na het overlijden van hun oom [A] en diens vrouw [B]. De eisers stellen dat gedaagde hen niet de noodzakelijke informatie heeft verstrekt, waardoor zij niet in staat zijn om hun recht op de nalatenschap te bepalen.

Gedaagde heeft verweer gevoerd en aangevoerd dat hij alle relevante financiële bescheiden aan de notaris heeft overgedragen en dat de notaris de eisers heeft uitgenodigd om deze stukken in te zien. Gedaagde stelt dat de eisers geen gebruik hebben gemaakt van deze uitnodiging en dat hij niet meer beschikt over de gevraagde stukken van vóór 2001. De rechtbank heeft de vordering van eisers getoetst aan de voorwaarden van artikel 843a Rv en geconcludeerd dat niet aan alle voorwaarden is voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers recht hebben op inzage in de administratie van [B], maar dat dit niet betekent dat zij recht hebben op afgifte van alle gevraagde bescheiden.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van eisers voor een deel te onbepaald is en dat gedaagde niet meer over de gevraagde stukken beschikt. De rechtbank heeft de vordering van eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van het incident. Dit vonnis is uitgesproken op 24 september 2014 door mr. M.P.E. Oomens.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rolnummer: C/15/214571 / HA ZA 14-260
Vonnis in incident van 24 september 2014
in de zaak van

1.[eiser1],

wonende te Uden,
2.
[eiser2],
wonende te Schiermonnikoog,
eisers in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. A.H. van Gerwen,
tegen
[gedaagde],
wonende te Monnickendam,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. C.W.M. Neefjes.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening
  • de incidentele conclusie van antwoord
  • de akte uitlating producties van [eisers]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering in het incident

2.1.
[eisers] vordert [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om binnen een maand na het te wijzen vonnis over de gehele periode vanaf de datum van overlijden van [A] tot aan de datum van overlijden van [B] alle relevante inlichtingen en verificatoire bescheiden te verschaffen betreffende het verloop van fideï-commissaire vermogen, waaronder:
- een kopie van de aangifte erfbelasting en de daaropvolgende aanslag;
- alle bankafschriften waaruit blijkt van het verloop van de saldi bij de Rabobank, Mees Pierson, Roparco en de Postbank;
- alle afschriften van mutaties in de waarde van de effecten;
- de onderliggende overeenkomsten c.q. notariële aktes ten aanzien van de schuld bij de Rabobank, mutatieoverzichten van de betreffende schuld alsmede andere relevante stukken waaruit blijkt waaraan de betreffende gelden zijn besteed,
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,--- per dag of dagdeel dat [gedaagde] hiermee na betekening van het vonnis in gebreke blijft.
2.2.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
[eisers] leggen het volgende aan hun vordering ten grondslag.
De oom van [eisers], [A], is op 14 augustus 1990 overleden. [A] heeft bij testament zijn vrouw [B] (hierna: [B]) als enig erfgenaam benoemd, onder de last dat hetgeen zij onvervreemd en onverteerd overlaat, aan zijn broer [C] wordt uitgekeerd. [C] is op 11 mei 2005 overleden, zodat [eisers] thans recht hebben op hetgeen onvervreemd en onverteerd is overgebleven van de nalatenschap van hun oom [A].
In 2008 is [B] een relatie aangegaan met [gedaagde]. Zij heeft [gedaagde] bij testament benoemd tot enig erfgenaam. [B] is op 24 maart 2013 overleden. [gedaagde] heeft de nalatenschap van [B] zuiver aanvaard. Als gevolg van het overlijden van [B] vorderen [eisers] het resterende deel van de bezwaarde nalatenschap van [A]. Om vast te kunnen stellen op welk bedrag zij recht hebben, is het van belang dat zij volledig inzicht hebben in alle relevante financiële stukken die het verloop van het bezwaarde vermogen sinds het overlijden van [A] weergeven. Volgens [eisers] weigert [gedaagde] hieraan de noodzakelijke medewerking te verlenen.
3.2.
[gedaagde] voert hiertegen aan dat hij alle relevante financiële bescheiden betreffende de nalatenschap van [B] ter beschikking heeft gesteld aan notaris Hofstee. [gedaagde] heeft de notaris gevraagd de nalatenschap van [B] af te wikkelen. De notaris heeft zijn bevindingen per brief van 22 augustus 2013 aan [eisers] gestuurd, met daarbij de bijlagen. De bijlagen betreffen onder meer de vermogens- en inkomensopstellingen van de accountant van [B] over de periode 2001-2009 ten behoeve van haar belastingaangiftes. Nu deze opstellingen door een accountantskantoor zijn opgesteld, mag van de juistheid hiervan worden uitgegaan. De onderliggende stukken zoals bankafschriften, mutatie-overzichten en dergelijke zijn niet meer voorhanden. [eisers] zijn derhalve uitputtend geïnformeerd over de waardeontwikkeling van de effectenportefeuille en van de saldi op de bankrekeningen. De hoogte van de hypothecaire geldlening kan worden afgelezen uit de vermogensopstellingen.
Volgens [gedaagde] heeft de notaris de aangifte erfbelasting nog niet ingestuurd, omdat de aangifte nog een zeer voorlopig karakter heeft. Deze aangifte kan pas definitief worden opgesteld als duidelijk wordt wat [eisers] erven. De Belastingdienst heeft er voorlopig vanaf gezien een aanslag op te leggen.
Volgens [gedaagde] is er over de jaren vóór 2001 niets meer voorhanden. Over de jaren na 2009 heeft de notaris de beschikking over de administratie van [B] en ook wat betreft deze cijfers mag van de juistheid van de opstelling van de notaris worden uitgegaan.
De notaris heeft de beschikking over alle nog aanwezige onderliggende stukken. [gedaagde] heeft [eisers] de gelegenheid geboden om deze onderliggende stukken in te zien, maar zij hebben daarvan geen gebruik gemaakt. In dit kader heeft [gedaagde] een e-mail van notaris Hofstee overgelegd waaruit blijkt dat [eisers] hiervoor zijn uitgenodigd. Daarbij geeft [gedaagde] dat [eisers] bij die gelegenheid vanzelfsprekend kopieën hadden kunnen maken van de stukken. Nu het aan henzelf te wijten is dat zij geen kennis hebben genomen van de onderliggende stukken moet de vordering worden afgewezen, aldus [gedaagde].
3.3.
De provisionele vordering van [eisers] ziet op afgifte van stukken. Nu [eisers] niet hebben onderbouwd op welke juridische grondslag deze vordering wordt gebaseerd, zal de rechtbank deze toetsen aan artikel 843a Rv. De rechtbank stelt voorop dat artikel 843a Rv vier cumulatieve voorwaarden verbindt aan de toewijsbaarheid van een vordering tot overlegging van stukken: 1) degene die de vordering doet, moet op het moment dat hij de vordering doet een rechtmatig belang hebben, 2) het moet gaan om bepaalde bescheiden, 3) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is en 4) degene van wie de bescheiden worden gevraagd moet deze te zijner beschikking of onder zijn berusting hebben. Is aan deze voorwaarden voldaan, dan bestaat desalniettemin geen gehoudenheid tot overlegging van bescheiden indien daarvoor gewichtige redenen bestaan of indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd. Van een rechtmatig belang is sprake indien een materieelrechtelijke aanspraak op de gevraagde bescheiden bestaat dan wel sprake is van een bewijsbelang. Van dat laatste is sprake indien de gevraagde bescheiden dienen tot bewijs van feiten en/of rechten waar de eiser de bewijslast van draagt.
3.4.
Uitgangspunt in het erfrecht is dat erfgenamen het recht hebben om kennis te nemen van hetgeen tot de nalatenschap behoort. Dat geldt ook voor de tot de nalatenschap behorende administratie. [eisers] hebben derhalve recht op inzage van de administratie van [B]. Dit betekent echter niet dat zij ook zonder meer recht hebben op een afschrift van de gehele administratie. Het overleggen van bescheiden kan slechts worden gevorderd indien is voldaan aan de hiervoor genoemde cumulatieve voorwaarden van artikel 843a Rv. Niet in geschil is dat [eisers] bescheiden vorderen aangaande een rechtsbetrekking waarbij zij partij zijn. Daarmee is aan de derde voorwaarde voldaan. Voor zover [eisers] afgifte hebben gevorderd van
allerelevante inlichtingen en bescheiden betreffende het verloop van het fideï-commissaire vermogen is de vordering te onbepaald en moet deze worden afgewezen. Ten aanzien van de gevorderde bepaalde bescheiden geldt het volgende.
3.5.
Nu [gedaagde] geen stukken van vóór 2001 tot zijn beschikking heeft, zal het gevorderde in zoverre worden afgewezen. [gedaagde] heeft voorts geen beschikking over de aangifte en aanslag erfbelasting, omdat er tot op heden geen aangifte is gedaan. Ook dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen.
3.6.
De rechtbank zal de vordering van [eisers] ook afwijzen voor wat betreft de stukken betreffende de nalatenschap van [B] die nog wel voorhanden zijn. Hiervoor is redengevend dat [gedaagde] heeft aangegeven zelf niet meer over de stukken te beschikken, maar dat hij alle administratie welke betrekking heeft op de nalatenschap van [B] ter beschikking heeft gesteld aan notaris Hofstee. Dit is door [eisers] niet weersproken. De notaris heeft [eisers] per e-mail van 26 maart 2014 de gelegenheid geboden om alle beschikbare administratie van [B] in te zien. Dat [eisers] hiervan tot op heden geen gebruik hebben gemaakt, moet voor rekening en risico van [eisers] blijven. De rechtbank gaat er vanuit dat het aanbod van de notaris nog altijd geldt en dat [eisers] tijdens de inzage de gelegenheid krijgen om (op hun kosten), indien gewenst, kopieën van de administratie te maken. Nu [eisers] reeds de mogelijkheid hebben om de administratie van [B] in te zien, hebben zij geen rechtmatig belang bij hun vordering en moet deze daarom worden afgewezen.
3.7.
[eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
veroordeelt [eisers] in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 452,00,
4.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
5 november 2014voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2014. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 934