ECLI:NL:RBNHO:2014:9640

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 oktober 2014
Publicatiedatum
16 oktober 2014
Zaaknummer
15/703515-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling ontucht met een minderjarige in Alkmaar met TBS en gevangenisstraf

Op 16 oktober 2014 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 74-jarige man, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de moeder van het slachtoffer, een 8-jarig meisje, die op 14 december 2013 in een speelgoedwinkel in Alkmaar zou zijn betast door de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn eerdere veroordelingen en de waarschuwingen die hij had ontvangen, zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ontuchtige handelingen. De verdachte werd verminderd toerekeningsvatbaar geacht vanwege een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en een ziekelijke stoornis, namelijk pedofilie. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte, hoewel niet alle afzonderlijk als pertinent onzedelijk konden worden gekwalificeerd, in de gegeven omstandigheden wel degelijk het karakter van ontuchtige handelingen kregen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van één maand op, met de bijkomende maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging, gezien het hoge recidivegevaar en de noodzaak tot behandeling. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die immateriële schade had geleden door de ontuchtige handelingen. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, en dat de verdachte, gezien zijn leeftijd en eerdere gedragingen, een gevaar voor de maatschappij vormde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/703515-13 (P)
Uitspraakdatum: 16 oktober 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 11 augustus 2014 en 02 oktober 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Visser en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C. Stroobach, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 december 2013 in de gemeente Alkmaar, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het (ontuchtig) betasten (onder de jas en/of over de kleding) van de borst en/of de buik en/of de billen en/of de schouders, althans het lichaam, van die [slachtoffer] en/of het geven van een of meer kus(sen)
op het gezicht, althans het hoofd, van die [slachtoffer].

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft gepleit voor vrijspraak van het ten laste gelegde feit, nu verdachte de minderjarige in ieder geval niet onder haar kleding heeft aangeraakt en hij haar geen kus heeft gegeven. De overige handelingen die verdachte bij de minderjarige zou hebben gepleegd, kunnen niet als ontuchtige handelingen worden aangemerkt.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 23 december 2013 deed de moeder van [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer]), geboren op [geboortedatum slachtoffer], aangifte namens haar dochter. Een man zou haar dochter betast hebben op plekken die niet horen. [2] Dit zou op 14 december 2013 in de speelgoedwinkel Bart Smit in Alkmaar zijn gebeurd. [3] In de Bart Smit hingen ten tijde van het gebeuren twintig camera’s. [4] Een aantal van de beelden zijn getoond tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Verdachte heeft daar erkend dat hij degene is die op de beelden is te zien. [5]
Camerabeelden Entree 1.trk
Op de camerabeelden (gericht op de entree) van de Bart Smit is te zien dat [slachtoffer] om 16:19.21 uur de winkel in komt lopen. Te zien is dat verdachte om 16:19.33 uur de Bart Smit in komt lopen. [6]
Camerabeelden rechts-voor 1.trk
Om 16:19.35 staat [slachtoffer] in een hoek naar speelgoed te kijken. Verdachte komt om 16:19.37 uur op [slachtoffer] afgelopen. Verdachte blijft achter haar staan en buigt zich naar [slachtoffer] toe. Hij legt een hand op haar rug/schouders. Terwijl hij naar haar toebuigt pakt hij met zijn andere hand haar bij haar arm vast (16:19.53 uur). Kort hierna buigt hij zich nogmaals naar [slachtoffer] toe en pakt haar met beide handen bij haar schouders vast (19:20.05 uur). Te zien is dat verdachte met zijn linkerhand ter hoogte van de bovensluiting van de rits van de jas van [slachtoffer] iets doet. Hierbij raakt hij met zijn linkerhand haar linker borst. Hierbij is een korte wrijvende aanraking van verdachte te zien (16:20.10 uur). Hij blijft met zijn handen rommelen ter hoogte van de nek van [slachtoffer] (16:20.20 uur). Verdachte bukt zich wederom naar [slachtoffer] toe en legt daarbij zijn linkerhand op de borst van [slachtoffer] (16:20.24 uur). Om 16:20.55 uur buigt verdachte zich weer richting [slachtoffer]. Hierbij steekt hij zijn linkerarm onder de linkerarm van [slachtoffer] door en legt zijn hand ter hoogte van de borst van [slachtoffer]. [7]
Camerabeelden linksachter 2.trk
Verdachte gaat om 16:21.58 naast [slachtoffer] op de grond zitten en legt zijn rechterhand op haar schouder. [slachtoffer] staat op enig moment op, verdachte pakt haar even vast bij haar heupen (16:22.09). [8]
Camerabeelden links-achter 1.trk
Te zien is dat verdachte om 16:23.14 uur met [slachtoffer] meeloopt, hij begeleidt haar met zijn rechterhand op haar schouder. Verdachte staat op enig moment schuin achter [slachtoffer] en gaat met zijn platte rechterhand over de jas van [slachtoffer] ter hoogte van de rechterzijde van haar borst, verdachte houdt haar vast en heeft tevens een hand op haar rug. Verdachte bukt en komt met zijn gezicht naast het gezicht van [slachtoffer] (16:23.33 uur ). [9]
Om 16:24.45 uur buigt verdachte zich naar [slachtoffer] toe en legt verdachte zijn linker hand plat op de borst van [slachtoffer] over haar jas. Om 16:25.05 legt hij wederom zijn handen op de schouders van [slachtoffer]. Verdachte knielt schuin achter haar en legt zijn linkerhand ter hoogte van de onderkant van de jas van [slachtoffer], ter hoogte van haar billen (16:26.10 uur). [slachtoffer] loopt even weg maar komt weer terug. [10] Om 16:26.33 uur knielt verdachte schuin achter haar. [11] Verdachte houdt [slachtoffer] met zijn rechterhand vast bij haar middel (16:26.43 uur). [12]
Camerabeelden rechtsachter 2.trk
Om 16:26.56 uur bukt verdachte achter [slachtoffer]. Verdachte heeft zijn linkerhand ter hoogte van de billen van [slachtoffer]. Te zien is dat verdachte haar wrijft aan de bovenkant van haar billen. Zijn hand zit onder de jas van [slachtoffer]. De linker onderkant van de jas van [slachtoffer] gaat heen en weer. Ook de rok van het meisje gaat heen en weer. De hand van verdachte komt om 16:27.06 weer in beeld. [13]
Camerabeelden rechts-midden 1.trk
[slachtoffer] gaat om 16:31.36 uur op de grond zitten op haar rechterbil met haar benen links naast haar. Verdachte knielt naast haar en raakt haar met zijn rechter hand aan bij haar bovenbenen en billen over haar maillot en rok. [14]
Camerabeelden Kassa 1.trk
Verdachte legt om 16:33.42 uur zijn rechterhand op de rug van [slachtoffer] en bukt naar haar toe. Verdachte staat om 16:34.17 uur achter [slachtoffer]. Verdachte wrijft kort met zijn rechterhand over de rechter bovenarm van [slachtoffer] (16:34.19 uur). [15] [slachtoffer] loopt verder, verdachte volgt haar en gaat achter haar staan, hij pakt haar schouders/bovenarmen met beide handen vast (16:35.53 uur). [16] Wanneer [slachtoffer] langs de kassa loopt, loopt verdachte op haar af en staat hij tegenover haar. Verdachte legt zijn linkerhand op haar schouder en aait vervolgens over haar haren (16:38.30 uur). [17]
Camerabeelden achter.trk
Om 16:47.00 uur slaat verdachte zijn linkerarm om de schouders van [slachtoffer]. [18] Verdachte gaat tegen [slachtoffer] aan staan (16:47.06 uur). [19]
Camerabeelden linksmidden 1.trk
Om 16:48.38 uur knielt verdachte naast [slachtoffer], hij legt zijn linkerhand op haar rug en slaat zijn rechterhand om haar buik/borst. Verdachte schuift meer naar haar toe en heeft haar met zijn linkerhand bij haar heupen vast (16:49.01 uur). Om 16:49.22 uur, wanneer [slachtoffer] terug komt lopen naar verdachte, pakt verdachte [slachtoffer] met zijn linker hand bij haar linker heup vast. [20] Verdachte zit geknield naast [slachtoffer] en gaat met zijn linkerhand via de onderzijde onder de jas van [slachtoffer]. Hij houdt zijn linkerhand ter hoogte van de billen van [slachtoffer] (16:49.40 uur). [21] Kort nadat [slachtoffer] weer is weggelopen komt verdachte bij haar staan en legt hij zijn linkerarm op de linkerschouder van [slachtoffer] (16:50.19 uur). [22]
Camerabeelden linksmidden 1.trk en camerabeelden rechts-midden 3.trk
Om 16:50.40 uur gaat verdachte achter [slachtoffer] staan en pakt haar met zowel zijn rechterarm als zijn linkerarm onder de armen van [slachtoffer] door vast. Verdachte leunt over [slachtoffer] heen. [23] Hij wrijft met zijn rechterhand ter hoogte van de buik van [slachtoffer], te zien is dat de jas van [slachtoffer] wat op en neer gaat (16:50.43 uur). [24]
Camerabeelden linksmidden 1.trk
Om 16:52.51 legt verdachte zijn rechter hand op de rechter schouder van [slachtoffer]. Te zien is dat om 16:53.16 uur de linkerarm van verdachte onder de linkerarm van [slachtoffer] zit. Terwijl verdachte haar vastheeft trekt [slachtoffer] zich los (16:53.17 uur). [25]
Camerabeelden Entree 1.trk
Om 16:55.00 uur verlaat [slachtoffer] de winkel. Verdachte verlaat de winkel om 16:55.17 uur. [26] Naderhand zei [slachtoffer] tegen haar moeder: “daar was een meneer en die vond mij wel lief”. [27]
3.4.
Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft namens verdachte bepleit dat de in de tenlastelegging opgenomen handelingen niet als ontuchtig kunnen worden aangemerkt, nu de handelingen niet evident seksueel van aard zijn geweest. Hierbij betrekt de raadsvrouw tevens het ontbreken van een seksuele intentie bij verdachte.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het begrip ‘ontuchtige handelingen’ heeft een andere, meer geladen betekenis dan het begrip ‘seksuele handelingen’. Het gaat om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. De bedoeling van de pleger doet niet terzake, de bepaling van artikel 247 Wetboek van Strafrecht strekt er toe de lichamelijke en geestelijke integriteit van de minderjarige te beschermen. Of een handeling kan worden gekwalificeerd als seksueel en strijdig met de sociaal-ethische norm hangt onder meer af van de omstandigheden van het geval, zoals de context en de verhouding tussen betrokkenen. Hierbij kan de bedoeling van de pleger, in samenhang met de omstandigheden van het geval, toch een rol spelen. Zo kan een handeling die niet noodzakelijkerwijs een ontuchtig karakter heeft, toch ontuchtig zijn.
In onderhavige zaak is in de eerste plaats van belang dat bedoelde handelingen zijn verricht bij een (destijds) achtjarig meisje, terwijl verdachte op dat moment 74 jaar oud was. Er was aldus sprake van een zeer groot leeftijdsverschil. Verdachte en [slachtoffer] kenden elkaar niet. Voorts is van belang dat het voorval zich voordeed ten tijde van verdachtes (vrijwillige) verblijf in de FPA te Heiloo in verband met begeleiding die hij kreeg in het kader van zedenproblematiek. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wist dat hij bemoeienis met kinderen moest vermijden. Hij was zich bewust dat hij voor wat betreft dergelijke situaties "op eieren liep” en was ook door de Reclassering gewaarschuwd contacten met kinderen te mijden. Verdachte was met andere woorden een gewaarschuwd man. Desondanks heeft verdachte tijdens dit traject de vrijheden die hij kreeg vanuit de kliniek ingezet om een speelgoedwinkel binnen te gaan, alwaar hij het ter discussie staande gedrag heeft vertoond.
Op de beelden is te zien dat verdachte zeer kort nadat [slachtoffer] de winkel is binnengekomen, de winkel binnenkomt. Vrijwel direct begeeft verdachte zich in haar nabije omgeving. Vervolgens heeft verdachte gedurende ruim een half uur diverse malen lichamelijk contact met haar. Te zien is dat met name verdachte contact zoekt met haar, hij constant zeer dicht op haar staat en hij nagenoeg voortdurend zijn hand op zowel onschuldige plekken (de schouders en rug), als op de meer gevoelige plekken zoals de borststreek, buik en billen legt. Een enkele keer is er sprake van wrijven, ook zit verdachte op enig moment met zijn hand onder de jas van [slachtoffer]. Wanneer [slachtoffer] na een half uur de speelgoedwinkel verlaat, verlaat ook verdachte vrijwel direct de winkel.
Naar het oordeel van de rechtbank komt uit de camerabeelden een beeld naar voren van een man die gedurende ruim een half uur constant achter een minderjarig en volstrekt onbekend meisje aanloopt en zeer frequent en volstrekt onnodig lichamelijk contact met haar zoekt door nagenoeg elke mogelijkheid om [slachtoffer] op diverse plekken aan te kunnen raken te benutten. De rechtbank is van oordeel dat hoewel niet alle aanrakingen van verdachte alsmede niet alle plekken waar hij [slachtoffer] heeft aangeraakt afzonderlijk kunnen worden aangemerkt als pertinent onzedelijk, het aanraken van de borst, de buik, de billen en de schouders – in onderhavige omstandigheden – naar uiterlijke verschijningsvormen wel degelijk het karakter van ontuchtige handelingen krijgt. Gelet op de duur en de frequentie van het contact met de minderjarige en de aanrakingen die verdachte bij haar heeft verricht, in combinatie met het aanzienlijke leeftijdsverschil, het feit dat verdachte een compleet vreemde is voor het meisje, verdachte met zedenproblematiek kampt, hij hiervoor reeds diverse malen eerder is veroordeeld en hij een gewaarschuwd mens was op het moment dat hij nota bene een speelgoedwinkel binnenloopt, maken dat de aanrakingen van verdachte wel degelijk een seksuele lading krijgen. Onder deze omstandigheden, in onderling verband en in samenhang bezien zijn de gedragingen van verdachte te bestempelen als handelingen van seksuele aard, die niet aan de algemeen aanvaarde sociaal-ethische normen voldoen en daarom een ontuchtig karakter hebben. Dat de seksuele intentie ontbrak, zoals door de raadsvrouw van verdachte gesteld, overtuigt de rechtbank niet. De verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer] wel moest aanraken omdat hij steun nodig had aangezien hij onvast ter been is, is gelet op de beelden immers aantoonbaar onjuist. Alleen al het aanraken van [slachtoffer] onder haar jas biedt geen enkele vorm van steun.
Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 14 december 2013 in de gemeente Alkmaar, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het ontuchtig betasten onder de jas en/of over de
kleding van de borst en de buik en de billen en de schouders, van die [slachtoffer].
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een maand gevangenisstraf, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank een terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal gelasten.
6.2.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat terbeschikkingstelling met dwangverpleging de geringe ernst van het feit niet rechtvaardigt.
Zij verzoekt de rechtbank een taakstraf of eventueel een gevangenisstraf op te leggen. In het uiterste geval verzoekt de raadsvrouw TBS met voorwaarden op te leggen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte, zelf destijds een 74-jarige man, heeft zich in een speelgoedwinkel schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een volstrekt onbekend meisje van 8 jaar oud. Verdachte heeft gedurende ruim een half uur lang het meisje gevolgd, lichamelijk contact met haar gezocht en haar aangeraakt op de buik, billen, borst en schouders zodra de mogelijkheid zich voordeed, waarbij hij tenminste één keer ook onder de jas van het meisje zat. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat verdachte volstrekt geobsedeerd leek het jonge meisje aan te raken.
Dit is een ernstig strafbaar feit. Kennelijk heeft verdachte enkel oog gehad voor de bevrediging van zijn eigen (lust)gevoelens en heeft hij de impact die dit handelen voor het jonge meisje heeft gehad, voor lief genomen. Dergelijke ervaringen vormen een ongewenste beïnvloeding van de seksuele ontwikkeling van een jong meisje en van haar ontwikkeling in het algemeen. Blijkens de onderbouwing van de vordering benadeelde partij is [slachtoffer] na het gebeuren angstiger geworden en hangt zij sindsdien meer aan haar moeder dan normaal. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Ten nadele van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte, blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 juli 2014 in het verleden diverse keren is veroordeeld voor soortgelijke delicten. Ten tijde van onderhavig feit verbleef verdachte – in het kader van een vrijwillig begeleidingstraject – op de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) van de Divisie Forensische Psychiatrie (DFP) te Heiloo. Hij had toestemming om zonder begeleiding het terrein van de forensische GGZ gedurende korte tijd te verlaten en is naar de Bart Smit gegaan, alwaar het feit heeft plaatsgevonden.
Blijkens het psychologisch rapport, gedateerd 21 juni 2014 en opgemaakt door E. Stam, psycholoog, is er bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, te weten een persoonlijkheidsstoornis met obsessief-compulsieve en narcistische trekken. Daarnaast is er sprake van een ziekelijke stoornis, te weten pedofilie. Geadviseerd wordt verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. Ambulante en klinische behandeling hebben niet geleid tot een structurele vermindering van het recidive risico. Verdachte verzet zich hiertegen omdat hij niet in staat is de ernst van zijn problemen onder ogen te zien. De verschillende juridische titels en de dreiging van een TBS met voorwaarden hebben in het verleden geen positief effect gehad op de behandelmotivatie van verdachte. Voor verdachte sloot de behandeling van R. Bullens, die meer was gericht op ‘hoe blijf je uit de problemen’, het beste aan. Deze behandeling heeft echter niet het recidiverisico kunnen verkleinen; verdachte is tijdens deze behandeling gerecidiveerd. De beïnvloedingsmogelijkheden vanuit behandelperspectief lijken inmiddels steeds meer beperkt. De enige mogelijkheid die overblijft is behandeling met libido remmende medicatie.
De psycholoog adviseert om die reden medicamenteuze behandeling om het libido te remmen zodat seksuele impulsen verdwijnen en seksueel gedrag gecontroleerd kan worden. Doordat deze medicamenteuze behandeling een indringende behandeling is, is het belangrijkste aspect dat verdachte hiervoor gemotiveerd moet worden.
Verdachte bleek in het recente verleden niet in staat zich over te geven aan minder indringende behandelingen bij een voorwaardelijk strafdeel en een dreigende TBS met voorwaarden. Deze maatregelen zullen naar mening van de psycholoog dan ook onvoldoende zijn om hem voor deze behandeling te motiveren. Dan blijft een TBS met dwangverpleging als enige maatregel over.
Ook blijkens het psychiatrisch rapport gedateerd 22 juni 2014, opgemaakt door J. Neeleman, psychiater, lijdt verdachte aan een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een ernstige persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven met obsessieve-compulsieve en narcistische trekken en qua ziekelijke stoornis pedofilie. Ter zitting heeft J. Neeleman opgemerkt dat verdachte zich bevindt in het grensgebied van een persoonlijkheidsstoornis en de ziekelijke stoornis pedofilie. Door zijn narcistische trekken is hij eigengereid en niet geneigd zich te conformeren aan regels. Door zijn obsessieve-compulsieve trekken valt hij steeds weer in herhaling. Pedofilie geeft deze herhaling een richting, dat wil zeggen naar kinderen. Geadviseerd wordt verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De veranderbaarheid van verdachte zal minimaal zijn gegeven zijn gevorderde leeftijd. Pogingen tot beïnvloeding van het primaire probleem – de gedragingen samenhangend met de persoonlijkheidsstoornis – en het secundaire probleem – de pedofilie – moeten niet gericht zijn op verandering van inzicht maar puur gedragsmatig en controlerend zijn. Omdat de aard van de gedachtegangen en de intensiteit van het leidende overwaardige denkbeeld soms aan het psychotische/waanachtige grenzen, valt een proefbehandeling met een lage dosis antipsychoticum te overwegen. Hierbij zou ook een antidepressivum ingezet kunnen worden op grond van de dwangmatige trekken; deze middelen zijn ook libido remmend. Uiteindelijk, als dit geen kentering teweeg brengt, valt hormonale testosteron verlagende medicatie te overwegen. Hierover heeft de psychiater ter zitting opgemerkt dat de vraag gesteld kan worden wat het daadwerkelijke effect zal zijn van deze ingrijpende maatregel, gezien de leeftijd van verdachte.
Nadat genoemde behandelstappen zijn doorlopen zou hij geplaatst kunnen worden in een alternatieve setting met toezicht, mogelijk zelfs een bejaardentehuis met ambulant forensisch psychiatrisch toezicht. Ook hij wijst erop dat inmiddels de meeste juridische kaders geprobeerd zijn – bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf, schorsingsvoorwaarden, TBS met voorwaarden – maar verdachte blijft recidiveren en behandeling feitelijk boycotten. Om die reden wordt, mede nu het recidivegevaar als hoog wordt ingeschat, ook door de psychiater TBS met bevel tot verpleging geadviseerd in de verwachting dat genoemd behandelalgoritme binnen dat kader snel doorlopen kan worden en verdachte uiteindelijk terecht komt waar hij hoort: een bejaardentehuis met toezicht.
Blijkens het reclasseringsrapport d.d. 8 juli 2014, opgemaakt door N. Schilder (reclasseringswerker) komt naar voren dat de reclassering zowel in een verplicht als in een vrijwillig kader contact heeft gehad met verdachte. De geboden begeleiding en ondersteuning door de reclassering heeft geen recidive verminderend effect gehad. Hij heeft maar beperkt meegewerkt aan het oplossen van zijn problemen en daardoor zijn de resocialisatie mogelijkheden van verdachte bijna nihil gebleken. Verdachte lijkt onveranderbaar, waarbij zijn hoge leeftijd een rol speelt. Een stevig kader met gedwongen (medicamenteuze) behandeling is nodig om recidive te voorkomen.
De behandeling bij de FPA Heiloo, opgelegd als bijzondere voorwaarde (zowel in het kader van een TBS met voorwaarden, een schorsingstoezicht alsmede bij een voorwaardelijk strafdeel) is in een periode van twee jaar niet van de grond gekomen vanwege de niet meewerkende houding van verdachte. Een reclasseringstoezicht biedt onvoldoende mogelijkheden om de noodzakelijke behandeling te ‘garanderen’ en is derhalve niet geïndiceerd. De reclassering conformeert zich ten aanzien van het strafadvies aan de bevindingen van de voornoemde Pro Justitia rapporteurs.
Met de conclusies van alle drie de rapporten kan de rechtbank zich verenigen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat – gezien de ernst van het feit in combinatie met het feit dat er sprake is van recidive, dat verdachte het laakbare van zijn handelen niet inziet en het in casu gaat om een zeer jong slachtoffer – in ieder geval een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Bij de te bepalen duur hiervan heeft de rechtbank ten voordele van verdachte rekening gehouden met zijn gevorderde leeftijd en zijn staat van gezondheid.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat - gelet op de persoon van verdachte zoals naar voren komt uit de diverse rapportages en het advies van de reclassering - de nadruk moet liggen op het voorkomen van soortgelijke gedragingen in de toekomst en bescherming van de maatschappij. Daarvoor zal met name van belang zijn dat verdachte zo snel mogelijk behandeld gaat worden. Blijkens de diverse rapportages die zich in het dossier bevinden, is er in diverse juridische kaders van alles geprobeerd met verdachte, hetgeen – ook blijkens onderhavig feit – niet mocht baten. Bij gebrek aan alternatieven zitten zowel de psychiater, als de psycholoog en de reclassering om die reden op eenzelfde lijn. De rechtbank is daarom van oordeel dat naast een gevangenisstraf van na te noemen duur, tevens de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast en dat zijn verpleging van overheidswege dient te worden bevolen, nu bij verdachte tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen het opleggen van deze maatregel eist.
Nu de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd terzake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten ontucht met een minderjarig, kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven gaan.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 1.000,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering in haar geheel voor toewijzing vatbaar is. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat daarbij de in artikel 36f van het Wetboek van strafrecht bedoelde schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd en de wettelijke rente wordt toegewezen.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering op het standpunt gesteld dat deze vordering – ook in het geval van een bewezenverklaring – niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Niet kan worden vastgesteld dat de minderjarige als gevolg van het handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Bij toewijzing van de vordering van de benadeelde partij verzoekt de raadsvrouw het schadebedrag te matigen tot een symbolisch bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade tot na te melden bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Vergoeding van dit bedrag komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank heeft bij de vaststelling van deze bedragen gelet op de ernst van het feit en naar hetgeen in vergelijkbare zaken aan immateriële schade wordt opgelegd. In totaal zal een bedrag van € 500,00 worden toegekend, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. Die kosten worden tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: ontucht met een minderjarige] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 37a, 37b en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
een (1) maand.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld, en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan[wettelijk vertegenwoordiger], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
10 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.S. van Leeuwen, voorzitter,
mr. C.A.M. van der Heijden en mr. A.J.M. van Roy, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.E. van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 oktober 2014.
mrs. Van der Heijden en Van Roy zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van aangifte van 23 december 2013 inhoudende de verklaring van [wettelijk vertegenwoordiger], pagina 25
3.Proces-verbaal van aangifte van 23 december 2013 inhoudende de verklaring van [wettelijk vertegenwoordiger], pagina 26
4.Proces-verbaal van bevindingen van 25 januari 2014, pagina 38
5.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 oktober 2014
6.Proces-verbaal van bevindingen van 25 januari 2014, pagina 39
7.De eigen waarneming van de rechtbank ter zitting van 2 oktober 2014 van de cd-rom met beelden van de Bart Smit te Alkmaar, camerabeelden: rechts-voor 1.trk
8.Proces-verbaal van bevindingen van 25 januari 2014, pagina 40
9.Proces-verbaal van bevindingen van 25 januari 2014, pagina 39
10.De eigen waarneming van de rechtbank ter zitting van 2 oktober 2014 van de cd-rom met beelden van de Bart Smit te Alkmaar, camerabeelden: links-achter 1.trk
11.Proces-verbaal van bevindingen van 25 januari 2014, pagina 40
12.De eigen waarneming van de rechtbank ter zitting van 2 oktober 2014 van de cd-rom met beelden van de Bart Smit te Alkmaar, camerabeelden: links-achter 1.trk
13.De eigen waarneming van de rechtbank ter zitting van 2 oktober 2014 van de cd-rom met beelden van de Bart Smit te Alkmaar, camerabeelden: rechtsachter 2.trk
14.Proces-verbaal van bevindingen van 25 januari 2014, pagina 42
15.De eigen waarneming van de rechtbank ter zitting van 2 oktober 2014 van de cd-rom met beelden van de Bart Smit te Alkmaar, camerabeelden: Kassa 1.trk
16.Proces-verbaal van bevindingen van 25 januari 2014, pagina 39
17.Proces-verbaal van bevindingen van 25 januari 2014, pagina 40 en de eigen waarneming van de rechtbank ter zitting van 2 oktober 2014 van de cd-rom met beelden van de Bart Smit te Alkmaar, camerabeelden: Kassa 1.trk
18.Proces-verbaal van bevindingen van 25 januari 2014, pagina 38
19.De eigen waarneming van de rechtbank ter zitting van 2 oktober 2014 van de cd-rom met beelden van de Bart Smit te Alkmaar, camerabeelden: achter.trk
20.Proces-verbaal van bevindingen van 25 januari 2014, pagina 40 en de eigen waarneming van de rechtbank ter zitting van 2 oktober 2014 van de cd-rom met beelden van de Bart Smit te Alkmaar, camerabeelden: linksmidden 1.trk
21.Proces-verbaal van bevindingen van 25 januari 2014, pagina 40
22.De eigen waarneming van de rechtbank ter zitting van 2 oktober 2014 van de cd-rom met beelden van de Bart Smit te Alkmaar, camerabeelden: linksmidden 1.trk
23.De eigen waarneming van de rechtbank ter zitting van 2 oktober 2014 van de cd-rom met beelden van de Bart Smit te Alkmaar, camerabeelden: linksmidden 1.trk en rechts-midden 3.trk
24.De eigen waarneming van de rechtbank ter zitting van 2 oktober 2014 van de cd-rom met beelden van de Bart Smit te Alkmaar, camerabeelden: linksmidden 1.trk
25.De eigen waarneming van de rechtbank ter zitting van 2 oktober 2014 van de cd-rom met beelden van de Bart Smit te Alkmaar, camerabeelden: linksmidden 1.trk
26.Proces-verbaal van bevindingen van 25 januari 2014, pagina 39
27.Proces-verbaal van aangifte van 23 december 2013 inhoudende de verklaring van[wettelijk vertegenwoordiger], pagina 26