Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Vonnis in de zaak van:
[eisende partij], wonende te [woonplaats]
[gedaagde partij 2], beiden wonende te [plaats]
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de eigenaar van een pand, [eiser], een vordering ingesteld tegen de huidige bewoners, [gedaagden], tot ontruiming van de begane grond en betaling van achterstallige huur. De vordering is ingesteld na een huurovereenkomst die in 1997 tussen de vorige eigenaar, [B.V. X], en [gedaagde 1] was aangegaan. De bewoners hebben de begane grond van het pand sinds 2008 in gebruik genomen voor opslagdoeleinden, nadat deze eerder als bedrijfsruimte werd gebruikt. De eigenaar vorderde betaling van € 1.106,08 aan achterstallige huur, rente en buitengerechtelijke kosten, en ontruiming van de begane grond, stellende dat de bewoners zonder recht of titel gebruik maakten van het pand.
De gedaagden voerden aan dat de huurachterstand inmiddels grotendeels was voldaan en dat er geen recht was voor de ontruiming, omdat er sprake zou zijn van een bruikleenovereenkomst. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering tot betaling van de huur en kosten toewijsbaar was, omdat de gedaagden in verzuim waren met hun huurbetalingen. De kantonrechter heeft echter de vordering tot ontruiming afgewezen, omdat er geen huurovereenkomst bestond voor de begane grond, maar wel een bruikleenovereenkomst die niet was opgezegd. De rechter oordeelde dat de gedaagden het pand gebruikten met instemming van de vorige eigenaar en dat deze overeenkomst door de nieuwe eigenaar was overgenomen.
De beslissing van de kantonrechter was dat [gedaagden] hoofdelijk moesten betalen aan [eiser], maar dat de ontruiming niet kon worden toegewezen. Beide partijen moesten hun eigen proceskosten dragen. Het vonnis werd uitgesproken op 3 maart 2014 door kantonrechter P.J. Jansen.