ECLI:NL:RBNHO:2014:9226

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 oktober 2014
Publicatiedatum
6 oktober 2014
Zaaknummer
15/800255-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige dochter in Wormerveer

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn vijfjarige dochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn dochter, die op het moment van de feiten nog geen twaalf jaar oud was. De feiten vonden plaats in de periode van 1 januari 2013 tot en met 12 februari 2014 in Wormerveer, gemeente Zaanstad.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, die door verschillende getuigen zijn bevestigd, als betrouwbaar beoordeeld. Het slachtoffer had herhaaldelijk verklaard dat haar vader seksuele handelingen met haar verrichtte, waarbij hij zijn penis in haar mond stopte. Deze verklaringen werden ondersteund door getuigenissen van de moeder van het slachtoffer en andere betrokkenen, die opmerkten dat het kind over deze handelingen sprak. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de deskundige rapportage van drs. J. van der Sleen, die de betrouwbaarheid van de verklaringen van het slachtoffer bevestigde.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte schuldig was aan de ten laste gelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft daarbij de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft bepaald dat de verdachte zich gedurende een proeftijd van twee jaar niet opnieuw schuldig mag maken aan strafbare feiten, anders kan het voorwaardelijke deel van de straf alsnog ten uitvoer worden gelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800255-14 (P)
Uitspraakdatum: 2 oktober 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 september 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Haarlem te Haarlem.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Eck en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A. Oass, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2013 tot en met 12 februari 2014 te Wormerveer, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op[geboortedatum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
hebbende verdachte (telkens) zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of vervolgens die penis heen en weer bewogen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 28 januari 2014 [2] is de op 1 februari 2009 geboren en derhalve bijna vijfjarige [3] [slachtoffer] thuis bij klasgenootje [getuige 1]. Als ze met de moeder van [getuige 1] ([getuige 2]) in gesprek raakt over het komende broertje of zusje van [slachtoffer] vertelt ze tegen de moeder van [getuige 1] dat ze denkt dat ze een zusje krijgt omdat haar vader geen pipi op de foto had gezien. Meteen hier achteraan zegt [slachtoffer] “papa doet zijn pipi in mijn mond, zover in mijn keel dat ik bijna moet stikken en dat vind ik niet leuk”. Als [getuige 2] aan [slachtoffer] vraagt wanneer papa dit doet, antwoordt [slachtoffer] “onder de douche of wanneer hij gaat slapen, maar alleen als het schoon is, anders doet hij het niet”. [4] Als [getuige 2] even later aan [slachtoffer] vraagt of ze dit ook aan haar moeder heeft verteld antwoordt [slachtoffer] “ja”, maar omdat [slachtoffer] daarbij naar de grond kijkt zegt [getuige 2] vervolgens tegen [slachtoffer] “zul je me beloven dat je dit aan mama vertelt?”. [slachtoffer] vraagt vervolgens aan [getuige 2] “maar doet [getuige 1] haar papa dit dan niet?”, waarop [getuige 1] antwoordde “nee, dat doet mijn papa niet”. [getuige 2] heeft hierop tegen [slachtoffer] gezegd dat “het niet zo hoort”. [5]
[getuige 2] neemt contact op met de school waar [slachtoffer] en [getuige 1] naartoe gaan en doet vervolgens op 31 januari 2014 een telefonische anonieme melding bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (hierna: AMK) [6] . In de melding bij het AMK wordt vermeld dat het kind tegen de melder ([getuige 2]) heeft verklaard “papa doet zijn pipi zo ver in mijn mond dat ik moet stikken en dat vind ik niet zo leuk” en toen de melder het kind vroeg wanneer dit gebeurde antwoordde het kind “onder de douche en als hij gaat slapen, maar alleen als hij schoon is, als hij vies is doet hij het niet”. [7]
Het AMK start een onderzoek naar aanleiding van de melding en nodigt [slachtoffer] en haar ouders ([verdachte] en [getuige 3]) uit voor een gesprek op 10 februari 2014 en een onderzoek bij het AMC op 11 februari 2014. Bij dit onderzoek heeft onder meer orthopedagogisch specialist kindermishandeling [getuige 4] een één-op-één gesprek met [slachtoffer]. [8] Tijdens dit gesprek verklaart [slachtoffer] onder meer “Papa is ook lief, maar papa doet ook soms gekke dingen met mij, maar dat mag ik eigenlijk niet zeggen van mama”. Als [slachtoffer] wordt gevraagd wat papa dan doet antwoordt [slachtoffer] “Papa doet zijn piemel in mijn mondje en dan wordt hij langer, kijk zo”, waarbij [slachtoffer] met haar wijsvinger en haar andere hand een afstand tussen beide handen aangeeft, waardoor er een lengte te zien is zoals de piemel was gegroeid. Als [slachtoffer] wordt gevraagd of dit vaak gebeurt antwoordt ze “Ja, altijd als hij klaar is met douchen, dan komt hij uit de douche naar mij toe en doet hij zo mijn mondje open”. [slachtoffer] plaatst hierbij haar handen op haar wangen en drukt zodanig dat haar mond open ging en haar ogen een hangende uitstraling krijgen. [slachtoffer] zegt vervolgens “Ik vind het wel een beetje raar van papa, maar papa zegt dat het normaal is, dat doet pijn in mijn keeltje en ik vind het helemaal niet leuk, maar papa wel”, “ik heb het wel aan mama gezegd, maar dan zegt mama dat papa heel dom is”. De orthopedagoog vraagt [slachtoffer] of het pijn doet, waarop [slachtoffer] antwoordt “soms voelt het dat ik moet overgeven, maar ik heb nog nooit overgegeven”. De orthopedagoog merkt hierbij op dat [slachtoffer] dit met een soort van trots zegt. [9] Als [slachtoffer] wordt gevraagd of ze dit wel eens aan iemand heeft verteld antwoordt [slachtoffer] “ik vroeg aan [getuige 1] of haar papa dit soort dingen ook deed en toen zei [getuige 1] dat haar papa dat nooit doet” en “de mama van [getuige 1] heeft gezegd dat dit helemaal niet mag”. [10]
Als [slachtoffer] op 11 februari 2014 bij de grootouders van haar moeder verblijft, belt [slachtoffer]’s moeder ([getuige 3]) naar haar oma. De telefoon staat dan op de luidspreker en op het moment dat [getuige 3] met haar oma sprak over het vermoeden van seksueel misbruik hoort [getuige 3] [slachtoffer] op de achtergrond zeggen “Ja, papa doet wel zijn pipi in mijn mond”. [getuige 3] is vervolgens gelijk naar [slachtoffer] gegaan. [11]
In het pleeggezin waar [slachtoffer] vanaf 12 februari 2014 verblijft is de eerste dag een oppas aanwezig om op [slachtoffer] te passen. De oppas heeft na het oppassen deze eerste dag in het schrift waarin alle bijzonderheden rond [slachtoffer] worden opgenomen een verslag geschreven van een gesprek met [slachtoffer]. Dit gesprek (tussen oppas [getuige 5] en kleine [slachtoffer]) bevat onder meer de volgende passage:
Kleine [slachtoffer]: en pappa ging wellis douche en dan afdrogen en dan op de bank zitten.
[getuige 5]: O, wat deed die dan?
Kleine [slachtoffer]: Toen deed die ze pipi in me mond.
[getuige 5]: Maar dat mag niet en als je dan zei dat je het niet wou? Wat zei die dan?
Kleine [slachtoffer]: Dan zei die oepsie.
[getuige 5]: Deed die dat vaak?
Kleine [slachtoffer]: Al heel lang. [12]
Op 6 maart 2014 wordt vervolgens het studioverhoor gehouden met [slachtoffer]. Gedurende dit verhoor verklaart [slachtoffer] onder meer dat zij wel eens de pipi van papa heeft gezien onder de douche. [13] Daarnaast verklaart ze dat een pipi in je mond kan, maar dat dat bij niemand is gebeurd. Op de vraag of [slachtoffer] wel eens een pipi in haar mond heeft gehad antwoordt ze ontkennend. [14] Als [slachtoffer] wordt gevraagd hoe je pijn in je keel kan krijgen antwoordt ze “Uh, door een pipi die hier zo doet”. De verbalisant relateert hierbij dat [slachtoffer] met een potlood tegen de onderkant van haar kin duwt. [slachtoffer] vervolgt “Dan gaat het zo hangen in je keel en dat doet ook weer uit en dan doe je het er weer in. En uit, in, uit, in..uit, in, heel door zo. Uit, in, uit, in, en dan krijgt papa het koud, koud. En papa gaat ze wel afdrogen”. [15]
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer]
Naar aanleiding van de verklaringen van [slachtoffer] is door deskundige drs. J van der Sleen een rapportage opgesteld omtrent de betrouwbaarheid van haar verklaringen. De conclusie van Van der Sleen is dat de uitspraken die [slachtoffer] voorafgaand aan het studioverhoor heeft gedaan niet op sturende wijze zijn verkregen en er geen problemen bestaan met de volledigheid of accuraatheid van deze uitspraken. De verklaring van [slachtoffer] tijdens het studioverhoor is niet consistent met de eerdere uitspraken. Van der Sleen geeft aan dat er ondersteuning bestaat voor het scenario dat [slachtoffer] (mogelijk onbewust) is beïnvloed door de reactie van haar moeder op haar uitspraken en als gevolg daarvan haar verklaring tijdens het studioverhoor heeft aangepast. [16]
Bewijsoverweging
In de verklaring van [slachtoffer] bij de meldster, alsmede bij de orthopedagoog en bij haar babysitter, verklaart zij dat de seksuele handelingen plaatsvinden na het douchen van papa. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij iedere avond na het sporten thuis doucht, waarna hij de douche aan laat staan en vervolgens [slachtoffer] – en daarna weer [getuige 3] – onder de douche gaat.
Deze verklaringen stemmen in zoverre overeen dat verdachte degene is die onder de douche gaat voordat [slachtoffer] binnenkomt om te douchen, terwijl het onderzoek ter terechtzitting evenmin enige aanwijzing heeft opgeleverd waaruit kan volgen dat dit temporeel verband zich bij iemand anders dan verdachte (een andere papa) voordoet. Daarmee biedt de verklaring van verdachte steun aan de verklaring van [slachtoffer].
De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat de verklaringen van [slachtoffer] bij de meldster, bij de oppas en bij de orthopedagoog consistent en gedetailleerd zijn. De rechtbank merkt op dat het feit dat [slachtoffer] bij de orthopedagoog met haar handen de grootte van de piemel heeft aangegeven en haar keel heeft aangewezen als pijnlijke plek non verbale signalen zijn te noemen die de betrouwbaarheid van haar verklaringen ondersteunen. De orthopedagoog neemt ook enige trots waar bij [slachtoffer] wanneer zij vertelt dat ze soms voelt dat ze moet overgeven, maar dat ze nog nooit heeft overgegeven.
De rechtbank beschouwt de concrete wijze waarop [slachtoffer] de toenemende lengte van de piemel van papa heeft beschreven een leeftijdsinadequate beschrijving die mede steun biedt aan de conclusie dat zij een dergelijke waarneming heeft gedaan.
De aangifte van het AMK en de afzonderlijk opgenomen verklaring van meldster over het door [slachtoffer] vertelde verhaal zijn door [slachtoffer] bevestigd. Daarbij is opvallend dat [slachtoffer] het verhaal van meldster tot in detail bevestigt aan de orthopedagoog [getuige 4]. Zo geeft zij aan dat zij aan haar vriendinnetje [getuige 1] vroeg of haar vader ook dit soort dingen deed, wat door het vriendinnetje ontkennend werd beantwoord, en dat de moeder van [getuige 1] heeft gezegd dat dat helemaal niet mocht. Hiermee wordt over en weer de exacte wijze waarop de onthulling door [slachtoffer] heeft plaatsgevonden bevestigd. De authenticiteit daarvan komt naar het oordeel van de rechtbank helder naar voren.
Verdachte heeft verklaard dat er een botsing heeft plaatsgevonden tussen [slachtoffer] en verdachte terwijl verdachte zich aan het afdrogen was na het douchen. [slachtoffer] zou hierbij tegen de piemel van verdachte aan zijn gelopen. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig, mede omdat [slachtoffer] zelf hierover niets verklaard. De verklaring van verdachte wordt weliswaar ondersteund door de verklaring van [getuige 3], in die zin dat zij van verdachte over de botsing zou hebben gehoord, maar [slachtoffer] spreekt duidelijk over seksuele handelingen en niet over een eventueel plaatsgevonden botsing in de douche.
Daarbij komt dat die verklaring slechts betrekking heeft op een enkel voorval, terwijl de verklaring van [slachtoffer] ziet op handelingen die vaak hebben plaatsgevonden.
De verdediging heeft bepleit dat het platenonderzoek (SKPI) dat door de orthopedagoog is uitgevoerd geen vermoeden van seksueel misbruik heeft bevestigd en dat dit daarom een ontlastend bewijsmiddel te noemen is. In het verhoor van de orthopedagoog is echter duidelijk gemaakt dat het SKPI slechts een hulpmiddel betreft voor een gesprek en dat [slachtoffer] gedurende dit gesprek met haar eerdere verklaringen over de seksuele handelingen juist heeft herhaald. Gelet hierop acht de rechtbank het resultaat van het SKPI niet ontlastend.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 01 januari 2013 tot en met 12 februari 2014 te Wormerveer, gemeente Zaanstad, met [slachtoffer] (geboren op[geboortedatum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die telkens bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte telkens zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en vervolgens die penis heen en weer bewogen.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd dient te worden gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft ontucht gepleegd met zijn dochter, die destijds vijf jaar oud was. De verdachte heeft hierbij geen enkel oog gehad voor de gevoelens van het slachtoffer en had moeten beseffen dat dit gedrag schadelijk voor de ontwikkeling van een kind is. Dit klemt te meer nu een en ander plaatsvond in de woning van het gezin, een plaats waar een kind geacht mag worden in een veilige omgeving te verkeren. Dergelijke feiten en omstandigheden veroorzaken veelal blijvende psychische schade en kunnen negatieve gevolgen voor de verdere levens van de slachtoffers met zich brengen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 20 augustus 2014, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 17 juni 2014 van S. Zuiderwijk, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, Adviesunit 2 Noord-West.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c en 244 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.E. van Montfrans-Wolters, voorzitter,
mr. P.H.B. Littooy en mr. J.S.A.M. Schokkenbroek, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. de Jong,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
2 oktober 2014.
Mr. Schokkenbroek is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 11 maart 2014, p. 46.
3.Proces-verbaal van aangifte door [aangever] d.d. 12 februari 2014, p. 24.
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 11 maart 2014, p. 45.
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 11 maart 2014, p. 45.
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 11 maart 2014, p. 46 en
7.Proces-verbaal van aangifte door [aangever] d.d. 12 februari 2014, p. 25.
8.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] d.d. 31 maart 2014, p. 48.
9.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] d.d. 31 maart 2014, p. 49.
10.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] d.d. 31 maart 2014, p. 50.
11.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 5 maart 2014, p. 41.
12.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant P. Faber d.d. 5 maart 2014, p. 58.
13.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant P. Faber d.d. 6 maart 2014, p. 72.
14.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant P. Faber d.d. 6 maart 2014, p. 73.
15.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant P. Faber d.d. 6 maart 2014, p. 76.
16.Rapportage opgesteld door drs. J. van der Sleen betreffende de verklaring van [slachtoffer], gedateerd 5 september 2014.