ECLI:NL:RBNHO:2014:9074

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 september 2014
Publicatiedatum
29 september 2014
Zaaknummer
C-14-155790-KG ZA 14-222
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van bescheiden en staken exequaturprocedure in de Verenigde Staten afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 september 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Holland America Bulb Farms Incorporated (HABF) en Midbrook Flower Bulbs Holland B.V. (Midbrook). HABF vorderde afgifte van onderliggende bescheiden en het staken van een exequaturprocedure die door Midbrook was aangespannen in de Verenigde Staten. De rechtszaak is ontstaan uit een langdurige zakelijke relatie tussen de partijen, die in het verleden met elkaar hebben gehandeld. De directeuren van beide bedrijven zijn broers, wat de zaak extra complicaties geeft.

HABF stelde dat Midbrook niet had voldaan aan een eerder bevel van de rechtbank om bepaalde bescheiden over te leggen, wat volgens HABF onrechtmatig was. Midbrook daarentegen betwistte deze claim en stelde dat zij voldoende informatie had verstrekt. De rechtbank oordeelde dat Midbrook in eerdere procedures al voldoende had voldaan aan de eisen en dat de vorderingen van HABF in eerdere instanties grotendeels waren afgewezen.

De rechtbank weigerde de gevorderde voorzieningen van HABF en oordeelde dat de vordering tot afgifte van bescheiden niet kon worden toegewezen, omdat Midbrook al had voldaan aan de verplichtingen die in eerdere uitspraken waren opgelegd. Daarnaast werd de claim van HABF dat Midbrook een vertaling van een arrest had vervalst, afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de verschillen in schrijfwijze van de naam van Midbrook in de verschillende uitspraken niet van zodanige aard waren dat dit de rechtsgeldigheid van de procedure in de Verenigde Staten zou aantasten.

Uiteindelijk werd HABF als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding. Dit vonnis kan binnen vier weken na de uitspraak in hoger beroep worden aangevochten bij het Gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
CVZ/AS
KG nummer: C/14/155790/KG ZA 14/222
datum: 29 september 2014
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
in de zaak van:
de rechtspersoon naar het recht van de staat Washington (Verenigde Staten van Amerika)
HOLLAND AMERICA BULB FARMS INCORPORATED,
gevestigd te Woodland, Washington (USA),
EISERES IN KORT GEDING,
advocaat mr. R. Skála te Groningen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MIDBROOK FLOWERBULBS HOLLAND B.V.,
statutair gevestigd te Den Helder en kantoor houdende te Julianadorp,
gemeente Den Helder,
GEDAAGDE IN KORT GEDING,
advocaat mr. H.B. de Regt te Alkmaar.
Partijen zullen verder worden genoemd “HABF” respectievelijk “Midbrook”.

1.HET VERLOOP VAN HET GEDING

Ter terechtzitting van 15 september 2014 zijn verschenen namens HABF de [naam directeur] (directeur) en de [naam persoon 1] vergezeld van mr. R.J. Skála (gemachtigde) en bijgestaan door mr. R. Skála voornoemd en namens Midbrook de heer [naam directeur] (directeur) vergezeld van de [naam persoon 2] en [naam persoon 3] van de Rabobank (pandhouder) en bijgestaan door mr. De Regt voornoemd.
HABF heeft gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
Midbrook heeft de vordering bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van HABF de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.

2.DE UITGANGSPUNTEN

2.1
HABF heeft in het verleden, vanaf 1985 tot en met 1994, zaken gedaan met de vennootschap onder firma [naam V.O.F.] Daarna heeft HABF zaken gedaan met Midbrook vanaf 1994 tot en met 2000.
2.2
De directeuren van HABF en Midbrook zijn broers van elkaar.
2.3
Tussen partijen zijn geschillen ontstaan over betalingen van facturen. Bij dagvaarding van 17 mei 2002 heeft Midbrook HABF ter zake betrokken in een procedure voor de rechtbank te Alkmaar. In een tusssenvonnis van 13 april 2005 heeft deze rechtbank onder meer het volgende overwogen:
In conventie
2.8
De rechtbank beveelt Midbrook (als bedoeld in artikel 22 Rv) bij akte inzicht te verschaffen in de wijze waarop de facturen die zij aan haar vordering ten grondslag legt, zijn opgesteld en de onderliggende bescheiden te overleggen.
(…)
3. DE BESLISSING
De rechtbank:
in conventie
Verwijst de zaak naar de rolzitting van (…) en beveelt Midbrook zich dan bij akte uit te laten over hetgeen is bedoeld in rechtsoverweging 2.8 en de aldaar bedoelde bescheiden over te leggen.”
2.4
De rechtbank heeft hetgeen door Midbrook vervolgens is overgelegd voldoende geoordeeld en de vordering van Midbrook in conventie grotendeels toegewezen. Van die beslissing is door HABF hoger beroep ingesteld. Ook bij het gerechtshof heeft zij gevorderd dat de onderliggende bescheiden door Midbrook worden overgelegd.
2.5
In zijn tussenarrest van 21 april 2009 heeft het Hof hieromtrent het volgende overwogen:
“3.14 HABF Inc. heeft, gezien het hiervoor overwogene, in beginsel recht op een volledig overzicht van de dollarrekening en de rekening-courantverhouding. In het midden latend of HABF Inc. in het verleden al is geïnformeerd over de stand van de dollarrekening en de rekening-courant – het hof leidt uit door Midbrook in hoger beroep overgelegde correspondentie af dat HABF Inc. in elk geval met regelmaat om toezending van “dollar- en gulden balans” heeft gevraagd en in elk geval over de maand september 1997 een overzicht van de stand op de rekening-courant heeft ontvangen (…) - zal het hof Midbrook in de gelegenheid stellen in het geding te brengen:
A.
een volledig overzicht van de tussen partijen bijgehouden rekening-courant tussen partijen vanaf 1 januari 1994 tot 1 januari 2000 (vanaf 2000 is, zoals overwogen, al een overzicht in het geding gebracht), en
B.
een complete en sluitende reeks afschriften van de dollarrekening bij de Rabobank (…) over de jaren 1994 tot en met 1998 (de bankafschriften over 1999, zijn met uitzondering van de – ontbrekende – volgnummers 1 en 10, bij memorie van antwoord overgelegd en de afschriften over 2000 tot en met 2005 heeft Midbrook, met uitzondering van het – ontbrekende – volgnummer 1 in het jaar 2000 – bij akte na tussenvonnis van 5 april 2006 in het geding gebracht). Midbrook wordt verzocht de hiervoor genoemde ontbrekende volgnummers eveneens alsnog in het geding te brengen.
(…)
3.20.
Midbrook voert verder aan dat partijen op 22 oktober 1999 tot een regeling tegen finale kwijting zijn gekomen, inhoudende dat Midbrook HABF Inc. zou crediteren voor een bedrag van f. 100.000,- waartegenover HABF Inc. haar bezwaren tegen de facturering door Midbrook over de oogstjaren tot en met 1998 zou intrekken.
3.21.
Dit verweer slaag wel. (…)
3.23.
Het voorgaande brengt mee dat de vordering van HABF Inc. om Midbrook te veroordelen aan haar dan wel een door haar aan te wijzen registeraccountant de administratieve bescheiden met betrekking tot de aankoop, verwerking en export van de aan HABF Inc. geleverde bloembollen over de oogsten van 1994 tot en met 1998 te verstrekken dan wel hierin inzage te geven, zal moeten worden afgewezen. Deze vordering van HABF Inc. dient immers geen ander doel dan om te kunnen vaststellen of Midbrook in het verleden niet te veel aan haar heeft gefactureerd. Op grond van de overeengekomen finale kwijting zal een daarop gebaseerde vordering geen succes kunnen hebben.
3.24.
Met betrekking tot de bescheiden betrekking hebbend op het oogstjaar 1999 overweegt het hof voorts het volgende. In de procedure in eerste aanleg heeft Midbrook haar facturen met betrekking tot dat oogstjaar gedetailleerd gespecificeerd bij akte ter rolle van 11 mei 2005. Midbrook heeft aldus in beginsel voldaan aan haar verplichting inzicht te geven in de kosten die zij heeft doorberekend. De rechtbank heeft in haar vonnis van 8 maart 2006 terecht overwogen (…) dat, hoewel van Midbrook mag worden verlangd haar facturen te specificeren en waar nodig te verantwoorden, dat nog niet zonder meer meebrengt dat Midbrook haar volledige administratie ter zake aan HABF Inc. inzichtelijk dient te maken. Nadat Midbrook haar facturen had gespecificeerd, lag het op de weg van HABF Inc. te concretiseren tegen welke specifiek in rekening gebrachte kosten haar bezwaren zich nog richtten. In eerste aanleg heeft HABF Inc. die bezwaren geconcretiseerd en deze bezwaren zijn door de rechtbank stuk voor stuk besproken. In het eindvonnis van 18 oktober 2006 heeft de rechtbank op grond van de bezwaren van HABF Inc. onder 2.8 geconcludeerd “dat Midbrook aan HABF een bedrag van f. 40.403,61 ten onrechte in rekening heeft gebracht” en dat het equivalent van dat bedrag in dollars “derhalve ten onrechte is overgeschreven van de dollar- naar de guldenrekening”. Vervolgens heeft de rechtbank met dit bedrag rekening gehouden bij de bepaling van de omvang van de vordering van Midbrook op HABF Inc. die zij heeft toegewezen. Tegen deze overwegingen en vaststellingen heeft HABF Inc. geen grieven gericht. In hoger beroep klaagt HABF Inc. niet dat bepaalde kosten ten onrechte of tot een te hoog bedrag in rekening zijn gebracht, maar zij herhaalt slechts haar wens dat zij inzage krijgt in alle achterliggende (schriftelijke) bescheiden. Op grond van het hiervoor overwogene kan HABF Inc. in die wens niet tegemoet worden gekomen.”
2.6
In het eindarrest van 13 september 2011 heeft het Hof onder meer het volgende overwogen:
“(…)
In plaats van het door de rechtbank vermelde bedrag van € 1.033.291,19 komt dit bedrag van € 959.324,83 voor vergoeding door HABF Inc. aan Midbrook in aanmerking, welk bedrag, door HABF Inc. niet bestreden, dient te worden vermeerderd met de door de rechtbank in het dictum vermelde rente en rentepercentages.”
In zijn beslissing heeft het hof het vonnis van de rechtbank van 18 oktober 2006 vernietigd en opnieuw rechtgedaan met inachtneming van het vorenstaande.
2.7
HABF heeft cassatie ingesteld tegen de beslissing van het hof, maar in het arrest van de Hoge Raad van 21 december 2012 heeft de Raad geoordeeld dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden en het beroep van HABF met toepassing van artikel 81 RO verworpen.
2.8
In de voormelde procedure is Midbrook niet in alle uitspraken op dezelfde wijze aangeduid. In de twee laatste arresten van het gerechtshof en in het arrest van de Hoge Raad is de aanduiding Midbrook Flower Bulbs Holland B.V. gebruikt. In de andere zes uitspraken de aanduiding Midbrook Flowerbulbs Holland B.V.
De laatste aanduiding komt overeen met de wijze waarop Midbrook in het handelsregister is ingeschreven.
2.9
Tussen partijen is thans een procedure aanhangig bij het District Court te Tacoma (Washington State, USA) strekkende tot het verkrijgen door Midbrook van een verlof tot tenuitvoerlegging van het eindarrest van het gerechtshof (hierna “de exequaturprocedure”). In die procedure is namens Midbrook het eindarrest van het Hof in het geding gebracht (waarin Midbrook als Midbrook Flower Bulbs Holland B.V. is aangeduid) voorzien van een vertaling in de Engelse taal, waarin Midbrook als Midbrook Flowerbulbs Holland B.V. is aangeduid.
2.1
In een kort geding tussen HABF en [naam vertaler], de vertaler van het zojuist genoemde arrest, is ten overstaan van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin onder meer het volgende is opgenomen;
De [naam vertaler] verklaart dat in de brontekst van het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 13 september 2011 tussen de woorden Flower en Bulbs bij de weergave van partijen een spatie is opgenomen en dat deze spatie niet staat in zijn beëdigde vertaling van 15 april 2013.

3.DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
HABF vordert – verkort weergegeven:
(1) dat Midbrook wordt veroordeeld tot afgifte van de onderliggende bescheiden voor het opmaken van de facturen waarvan bij dagvaarding in 2002 betaling werd gevorderd, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom en met machtiging van HABF de afgifte van de bescheiden te doen bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie indien de dwangsommen zijn volgelopen;
(2) dat het Midbrook verboden wordt gebruik te maken van de vervalste Engelse vertaling van het arrest, zoals aangeboden aan het District Court te Tacoma en dat zij wordt veroordeeld de aangevangen executie te schorsen en geschorst te houden totdat zij beschikt over een op haar naam gesteld arrest, op straffe van een dwangsom. Een en ander met veroordeling van Midbrook in de kosten van deze procedure.
3.2
HABF legt aan haar vordering sub (1) ten grondslag dat Midbrook onrechtmatig handelt jegens haar. Zij stelt dat Midbrook niet heeft voldaan aan een bevel van de rechtbank in het tussenvonnis van 13 april 2005 om deze stukken in het geding te brengen, welk niet voldoen aan een bevel als onrechtmatig moet worden aangemerkt, als gevolg van welk onrechtmatig handelen HABF schade heeft geleden.
3.3
De vordering sub (2) is gebaseerd op de stelling dat Midbrook bij het laten opstellen van de sub 2.9 genoemde Engelse vertaling van het arrest van het gerechtshof van 13 september 2011 het arrest heeft doen vervalsen omdat zij in plaats van “Midbrook Flower Bulbs” zoals vermeld in de aanhef van het arrest in de aanhef van de vertaling heeft doen opnemen “Midbrook Flowerbulbs”. HABF stelt dat het arrest in Nederland niet executabel is omdat het is afgegeven op naam van een niet bestaande partij en dat Midbrook, alvorens verlof tot tenuitvoerlegging te vragen in Amerika, het arrest eerst moet laten corrigeren op grond van artikel 31 Rv. Door dit niet te doen maar wel de vervalste Engelse vertaling aan de rechter in Amerika over te leggen heeft Midbrook die rechter verkeerd ingelicht en jaagt zij HABF onnodig op kosten om hiertegen verweer te voeren in Amerika.
3.4
Midbrook heeft verweer gevoerd. Zij heeft tegen de vordering sub (1) onder meer aangevoerd dat zowel de rechtbank als het gerechtshof de vorderingen van HABF tot afgifte van de onderliggende bescheiden reeds hebben behandeld en beoordeeld en dat die vorderingen zowel in eerste aanleg als in hoger beroep grotendeels zijn afgewezen.
3.5
Wat betreft de vordering sub (2) heeft Midbrook betwist dat sprake is van een valse vertaling. Zij heeft ook weersproken dat het arrest van het hof in Nederland niet voor tenuitvoerlegging vatbaar is. Zij stelt dat het verschil tussen de ter aanduiding van haar in de relevante stukken gebruikte woorden ‘Flowerbulbs’ en Flower Bulbs zo gering is dat het niet tot verwarring over de identiteit van de daarmee aangeduide rechtspersoon kan leiden en derhalve moet worden gezien als een kennelijke tikfout. Zij heeft betoogd dat er in een dergelijk geval geen aanleiding bestaat voor herstel op grond van artikel 31 Rv., nu uit de jurisrpudentie blijkt dat een partijaanduiding “verbeterd gelezen” kan worden indien duidelijk is wie met die aanduiding wordt bedoeld, en dat een dergelijk verzoek op grond van de heersende jurisprudentie bij gebrek aan belang zou worden afgewezen. Verbetering is dus niet nodig; het werkt vertragend en ondertussen wordt er niet betaald.
3.6
Mocht het verkrijgen van een exequatur in Amerika toch tot problemen leiden, dan heeft zij een reden om op die grond alsnog om correctie van de schrijfwijze van haar naam te verzoeken, aldus Midbrook.
3.7
Voor zover voor de beslissing van belang zal hierna inhoudelijk worden ingegaan op de verschillende standpunten.

4.DE GRONDEN VAN DE BESLISSING

IPR
4.1
Partijen zijn gevestigd op het grondgebied van verschillende staten, HABF is gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika, Midbrook in Nederland. De Nederlandse rechter is op grond van 2 EEX-verordening bevoegd van het onderhavige geschil kennis te nemen. Verder zal het Nederlandse recht worden toegepast, nu HABF haar vorderingen (stilzwijgend) op Nederlands recht heeft gebaseerd en art. 4, derde lid, van Verordening 864/2007 (Rome II) daarvoor voldoende grondslag biedt.
Ten aanzien van de vordering sub (1)
4.2
Door HABF is betoogd dat Midbrook niet heeft voldaan aan het haar door de rechtbank Alkmaar gegeven bevel tot het overleggen van bescheiden en dat zij daardoor onrechtmatig heeft gehandeld.
HABF legt aan haar vordering ten grondslag dat Midbrook niet heeft voldaan aan het bevel van de rechtbank in het tussenvonnis van 13 april 2005. De voorzieningenrechter zal in het midden laten of het HABF überhaupt vrijstaat om buiten en na afloop van de procedure waarin het bedoelde bevel is gegeven zich erover te beklagen dat dit bevel niet is nageleefd. Uit hetgeen sub 2.3 – 2.7 is vermeld volgt dat zowel door de rechtbank als door het gerechtshof is geoordeeld dat Midbrook, voorzover zij daartoe gehouden kon worden, voldoende en naar behoren opgave heeft gedaan. Het door de rechtbank gegeven bevel is daarmee in ieder geval door de latere beslissingen van het Hof achterhaald. Bij die stand van zaken is er geen ruimte meer om te betogen dat Midbrook, door niet alle (door HABF gewenste) bescheiden over te leggen, jegens HABF onrechtmatig heeft gehandeld.
Ten aanzien van de vordering sub (2)
4.3
Door HABF is gesteld dat Midbrook het eindarrest van het hof van 13 september 2011 bij de vertaling heeft laten vervalsen door de foutieve schrijfwijze van haar naam in de kop van het arrest bij de vertaling te laten wijzigen. Vervolgens heeft zij deze vervalste vertaling aangeboden aan de Amerikaanse rechter, teneinde een verlof tot tenuitvoerlegging te verkrijgen op basis van deze vertaling, zonder de rechter te wijzen op deze gang van zaken. HABF heeft aangevoerd dat zij de vertaler heeft verzocht zijn vervalste vertaling in te trekken maar dat hij dit heeft geweigerd en dat zij hem vervolgens heeft gedagvaard in kort geding voor de voorzieningenrechter te Amsterdam. Zij heeft aangevoerd dat de vertaler in die procedure heeft erkend dat hij een fout heeft gemaakt, maar het standpunt heeft ingenomen dat hij dat niet meer kon herstellen, waarna de hiervoor weergegeven vaststellingsovereenkomst is opgemaakt.
4.4
Door Midbrook is betwist dat er sprake is van een vervalsing van het arrest en ook dat de wijziging in de vertaling in opdracht van haar of van haar advocaat is doorgevoerd. Midbrook heeft het eindarrest in de Engelse taal laten vertalen. In de aanhef van het arrest van 13 september 2011 staat Midbrook aangeduid als ‘Midbrook Flower Bulbs Holland B.V.’ terwijl in de vertaling is opgenomen de naam ‘Midbrook Flowerbulbs Holland B.V.’. Naast de vertaling van het arrest van 13 september 2011 heeft Midbrooks een vertaling laten maken van het eindvonnis van de rechtbank van 18 oktober 2006, van het arrest van het hof van 21 april 2009 en van het arrest van de Hoge Raad van 21 december 2012. Zij heeft verklaard dat de vertaler ([naam vertaler]) bij het vertalen had opgemerkt dat de naam van Midbrook in de procedure bij het hof niet als drie maar als vier woorden werd gespeld en dat hij de juiste naam in de vertaling heeft opgenomen. In een voetnoot onder de vertaling van het arrest van de Hoge Raad heeft de vertaler ook een opmerking gemaakt over het verschil in schrijfwijze van de naam van Midbrook. Midbrook heeft erkend dat de vertaling is ingebracht in de exequaturprocedure in Amerika zonder dat specifiek is gewezen op het verschil in schrijfwijze van haar naam in het origineel en in de vertaling. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat het voor alle partijen en derhalve ook voor de Amerikaanse rechter voldoende duidelijk is welke partijen het betreft. Ook heeft zij betoogd dat het juist is dat nog niet alle vertalingen die zij heeft laten maken al zijn overgelegd in de Amerikaanse procedure, maar zij heeft aangevoerd dat deze andere vertalingen wel aan haar Amerikaanse advocaten toegezonden zijn om hen in staat te stellen deze zonodig alsnog over te leggen in de procedure.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4.5
In het midden latend of het de Nederlandse rechter is toegestaan dat deze zich oordelen aanmatigt over de toelaatbaarheid van een bepaalde wijze van procederen in een op zichzelf ordelijk functionerende rechtsorde als de Noord-Amerikaanse, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de hiervoor vermelde gedragslijn, in de context van hetgeen overigens omtrent de rechtsverhouding tussen partijen kan worden vastgesteld, niet onrechtmatig is.
4.6
Uit de eigen stellingen van HABF bij pleidooi volgt dat niet wordt ontkend:
- dat partijen sedert jaren een rechtsverhouding met elkaar hebben;
- dat in de context van die rechtsverhouding tussen partijen sedert een dagvaarding van 17 mei 2002 in drie instanties is geprocedeerd;
- dat in die procedure de volgende rechterlijke uitspraken zijn gewezen
 tussenvonnis rechtbank van 30 juni 2004;
 tussenvonnis rechtbank van 13 april 2005;
 tussenvonnis rechtbank van 21 september 2005;
 tussenvonnis rechtbank van 8 maart 2006;
 eindvonnis rechtbank van 18 oktober 2006;
 tussenarrest gerechtshof van 21 april 2009;
 tussenarrest gerechtshof van 29 juni 2010;
 eindarrest gerechtshof van 13 september 2011;
 arrest in cassatie van 21 december 2012;
- dat in die uitspraken de naam van Midbrook niet altijd op dezelfde wijze is gespeld; in het tussenarrest van het hof van 29 juni 2010, het eindarrest van het hof van 13 september 2011 en het arrest van de Hoge Raad van 21 december 2012 is het woord Flowerbulbs niet als één maar als twee woorden geschreven;
- dat aan alle uitspraken procesinspanningen vooraf zijn gegaan die feitelijk telkens door de ook in dit kort geding tegenover elkaar staande partijen zijn gepleegd.
4.7
Verder is onmiskenbaar dat de bestuurders van HABF (nog steeds) van opvatting zijn dat niet is recht gedaan op alle voor kennis van de verhouding tussen partijen relevante stukken en zich op die grond niet wensen neer te leggen bij het gegeven dat zij na een procedure in drie instanties zijn veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan Midbrook. Zij zijn (nog altijd) van mening zijn dat zij juist geld te vorderen hebben van Midbrook. HABF heeft niet bestreden dat Midbrook voor het verhaal van de haar toegewezen vordering op verhaalsacties in Amerika is aangewezen.
4.8
De voorzieningenrechter acht de omstandigheid dat de eerdergenoemde vertaling in de Verenigde Staten wordt gebruikt in een procedure die er toe strekt een exequatur of anderszins het benodigde verlof tot tenuitvoerlegging te krijgen niet onrechtmatig. Dat gebruik vindt plaats op basis van de op zichzelf begrijpelijke en verdedigbare opvatting dat de hiervoor bedoelde schrijffout in die vertaling in de context van de overige omstandigheden van zo ondergeschikte betekenis is dat daaraan voor de bruikbaarheid van de vertaling geen betekenis mag toekomen. Het is niet onrechtmatig dat Midbrook zich bij haar pogingen om tot tenuitvoerlegging van het arrest van het hof te komen door die gedachte laat leiden.
4.9
Daarbij dient te worden bedacht dat het de taak van de exequatur verlenende rechter is om de authenticiteit en geldigheid van de ter executie aangeboden titel zelfstandig vast te stellen en dat die vaststelling - in ieder geval voor zover het betreft de beantwoording van de vraag tussen welke partijen deze geldt en in een geval waarin de betrokken staten hetzelfde alfabet hanteren - plaatsvindt door de titel zelf (en niet de vertaling) te beoordelen aan de hand van andere relevante documentatie, zoals stukken ter vaststelling van de naam en verdere gegevens van de betrokken vennootschappen. Ook is van belang dat de betrokken procedure een procedure op tegenspraak is. HABF kan verweer voeren en is dat blijkens haar uitlatingen ter zitting ook van plan. De voorzieningenrechter acht de Amerikaanse rechter heel goed in staat -zeker indien door dat verweer daartoe uitgenodigd- de discrepantie tussen titel en vertaling op te merken en daaraan passende gevolgen te verbinden.
4.1
Tenslotte is bij dit alles van belang dat uit de eigen stellingen van HABF (pleitnota sub 11) blijkt dat de verkeerde schrijfwijze van een deel van de naam van Midbrook in de diverse processtukken en uitspraken vanaf de hoger beroep fase is terug te voeren op een schrijffout in de door HABF uitgebrachte dagvaarding in hoger beroep, op welke dagvaarding Midbrook niettemin is verschenen (“waarmee het gebrek in de dagvaarding was geheeld”, aldus HABF). Uit die stellingname vloeit voort dat de aanduiding Midbrook Flower Bulbs voor de vennootschap Midbrook Flowerbulbs destijds kennelijk door beide partijen is beschouwd als een aanduiding die misverstand uitsluit. Het gaat dan ook niet aan dat HABF Midbrook thans verwijt dat zij met een op die naam aan Midbrook toegekende veroordeling verlof tot executie poogt te krijgen.
Slotsom en kosten
4.11
De gevorderde voorzieningen worden geweigerd.
4.12
HABF zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

5.DE BESLISSING

De voorzieningenrechter:
- weigert de gevorderde voorzieningen;
- veroordeelt HABF in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Midbrook begroot op € 608,- aan verschotten en op € 816,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Gewezen door mr. A.H. Schotman, voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 september 2014in tegenwoordigheid van C. Vis-van Zanden, griffier.
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat.
Als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist