In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 juli 2014 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, waarbij de zorg voor hun minderjarige kinderen centraal stond. De rechtbank heeft partijen gewezen op de gevolgen van hun onderlinge strijd voor de ontwikkeling van hun kinderen. De man en de vrouw waren het oneens over de hoogte van de bijdrage die de man moest betalen voor de kosten van de minderjarigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man ook een bijdrage moet betalen voor de minderjarige die bij hem woont, en dat er geen wettelijke bepaling is die dit uitsluit. De behoefte van de kinderen is vastgesteld op basis van de inkomensgegevens van de partijen uit 2012, waarbij rekening is gehouden met een huwelijkse schuld van de man. De rechtbank heeft een zorgkorting van 35% vastgesteld, in plaats van de door de man gevraagde 50%. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de man een kinderbijdrage van € 213,- per kind per maand moet betalen, en dat de vrouw verantwoordelijk is voor alle overige kosten voor de kinderen.
Daarnaast heeft de man verzocht om rekening en verantwoording van de vrouw over haar beheer van de gezamenlijke rekeningen, maar dit verzoek is afgewezen. De rechtbank heeft de vrouw enkel verplicht om inzage te geven in de bankafschriften. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen vastgesteld, waarbij de rechtbank ook de zorg- en opvoedingstaken heeft verdeeld. De rechtbank heeft partijen aangespoord om professionele hulp te zoeken voor hun communicatieproblemen, die schadelijk zijn voor de kinderen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de gebruikersvergoeding voor de echtelijke woning.