ECLI:NL:RBNHO:2014:9043

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juli 2014
Publicatiedatum
25 september 2014
Zaaknummer
2926076 WM VERZ 14-866
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete door buitengewoon opsporingsambtenaar voor het oprijden van de Busbrug De Binding Noord/Zuid te Koog aan de Zaan

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een verkeersboete die is opgelegd aan betrokkene door een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) van de gemeente Zaanstad. De boete was opgelegd voor het oprijden van de 'Busbrug De Binding Noord/Zuid' te Koog aan de Zaan op een tijdstip waarop dat niet was toegestaan. Betrokkene heeft tegen de opgelegde sanctie beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De zitting vond plaats op 15 juli 2014, waar zowel de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie als betrokkene aanwezig waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de sanctie is opgelegd, is begaan. De verbalisant had op 22 maart 2013 om 17:58 uur geconstateerd dat de auto van betrokkene de brug was opgereden, terwijl er borden stonden die aangaven dat de brug tussen 16:00 uur en 18:00 uur alleen bestemd was voor bussen. De kantonrechter oordeelde dat betrokkene in strijd had gehandeld met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, dat weggebruikers verplicht om gevolg te geven aan verkeerstekens.

Betrokkene voerde aan dat zij de busbaan pas na 18:00 uur had opgereden, maar de kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant op ambtseed voldoende bewijs bood voor de vaststelling van de overtreding. Ook de verwijzing naar een krantenartikel waarin een eerdere uitspraak van de rechtbank werd besproken, werd door de kantonrechter verworpen, omdat er geen uitspraak was gedaan die de stelling van betrokkene ondersteunde. De kantonrechter concludeerde dat de sanctie terecht was opgelegd, omdat de boa bevoegd was om deze sanctie op te leggen in het kader van de handhaving van de openbare orde. Het beroep van betrokkene werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Zaanstad
Zaaknr.: 2926076 WM VERZ 14-866
CJIBnr: 170008645
Uitspraakdatum: 24 juli 2014
Beslissing op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van:
naam [betrokkene]
adres [adres]
hierna te noemen: betrokkene.

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (een verkeersboete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld ter zitting van 15 juli 2014. Ter zitting is verschenen: de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie. Betrokkene is eveneens verschenen.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de sanctie is opgelegd luidt – kort omschreven – als volgt: “Handelen i.s.m. gesloten verklaring in beide richtingen weg(gedeelte) bestemd voor bep.cat.voertuigen (doelgroepstr.)”.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift – dat zich bij de stukken bevindt – de gronden daarvoor aangevoerd. De vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie heeft het standpunt van de officier van justitie verwoord.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de administratieve sanctie is opgelegd, is begaan. Volgens de verklaring van de verbalisant is op 22 maart 2013 om 17:58 uur geconstateerd dat een personenauto, waarvan het kenteken op naam van betrokkene stond, de zogenoemde ‘Busbrug De Binding Noord/Zuid’ te Koog aan de Zaan is opgereden. Verder staat vast dat ter plaatse met borden is aangegeven dat de brug tussen 16:00 uur en 18:00 uur alleen bestemd is voor bussen, en dus niet voor personen-auto’s. Nu de personenauto van betrokkene vóór 18:00 uur de brug is opgereden, is in strijd gehandeld met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Volgens dat artikel zijn weggebruikers namelijk verplicht gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden.
De kantonrechter volgt betrokkene niet in haar verweer dat zij de busbaan na 18:00 uur is opgereden. In zaken als deze biedt de verklaring van een verbalisant op ambtseed of belofte voldoende grondslag voor de vaststelling van het plegen van de gedraging door betrokkene. Uit de verklaring van de verbalisant opgenomen in het zaakoverzicht volgt dat deze heeft vastgesteld dat de gedraging is begaan om 17:58 uur. Verder blijkt uit de door de officier van justitie overgelegde aanvullende verklaring van de verbalisant van 13 januari 2014 dat de gedraging als hier aan de orde wordt geconstateerd door camera’s, waarvan de tijd is gesynchroniseerd met een zogenoemde atoomtijdserver in Frankfurt, Duitsland. De enkele stelling van betrokkene daartegenover dat zij de busbaan is opgereden nadat zij het radionieuws van zes uur heeft gehoord, is onvoldoende reden om te twijfelen aan de verklaringen van de verbalisant.
Betrokkene heeft verder nog verwezen naar een krantenartikel in het Noord-Hollands Dagblad van 1 maart 2013, waarin melding wordt gemaakt van een eerdere uitspraak van de kantonrechter van deze rechtbank over de ‘Busbrug De Binding’. In dat krantenartikel wordt een persoon geciteerd die stelt dat de rechtbank in die uitspraak heeft geoordeeld dat een verbalisant van de gemeente niet mag bekeuren voor overtredingen aan de hand van camerabeelden en dat automobilisten direct moeten worden staande gehouden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er door deze rechtbank geen uitspraak is gedaan met de inhoud en strekking zoals genoemd in het artikel in het Noord-Hollands Dagblad. Wat betreft de door betrokkene aan dat artikel ontleende argumenten wordt het volgende overwogen.
Uit artikel 5 van de WAHV volgt dat alleen een sanctie mag worden opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van de auto staat, als “niet aanstonds is vastgesteld” wie de bestuurder van de auto was. Dat betekent dat er alleen een sanctie mag worden opgelegd aan de kentekenhouder, als er geen reële mogelijkheid bestond om de bestuurder van de auto staande te houden. Nu de overtreding in dit geval is vastgesteld met behulp van camera’s, was er geen mogelijkheid om de bestuurder staande te houden. De sanctie mocht dus worden opgelegd aan de kentekenhouder.
De sanctie is volgens het zaakoverzicht opgelegd door een zogeheten ‘buitengewoon opsporingsambtenaar’ (hierna te noemen: boa). Uit de door de officier van justitie overgelegde nadere stukken en de daarin genoemde brief van het College van Procureurs-Generaal van 12 april 2011 volgt dat boa’s bevoegd zijn een sanctie op te leggen in verband met – onder andere – de handhaving van de openbare orde. Volgens die brief valt daaronder ook het tegengaan van overlast door sluipverkeer en het verbeteren van de leefbaarheid door bepaalde gebieden af te sluiten voor auto’s. Naar het oordeel van de kantonrechter kan het opleggen van een sanctie wegens het oprijden van de ‘Busbrug De Binding’ worden aangemerkt als het handhaven van de openbare orde. Die handhaving is immers (mede) gericht op het tegengaan van overlast door sluipverkeer en het verbeteren van de leefbaarheid door bepaalde gebieden af te sluiten voor auto’s. Nu ervan moet worden uitgegaan dat de sanctie is opgelegd in het kader van de handhaving van de openbare orde, was de verbalisant in dit geval daartoe bevoegd.
De conclusie is dat de sanctie terecht is opgelegd. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd geen reden om de sanctie te matigen.
Het beroep wordt gelet op het voorgaande ongegrond verklaard.

De beslissing

De kantonrechter:
 verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beslissing staat ingevolge artikel 14 WAHV hoger beroep open binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending bij het gerechtshof te Leeuwarden. Het beroepschrift dient ingezonden te worden bij deze sector van de rechtbank (Postbus 1165, 1506 LS Zaandam). De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Datum toezending: