Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Parketnummer: 15/840198-12 (P)
Uitspraakdatum: 8 september 2014
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18, 19 en 25 augustus 2014 in de zaak tegen:
C., te P.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. W.J. Veldhuis, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B.J.W. Tijkotte, advocaat te Koog aan de Zaan, naar voren hebben gebracht.
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1 (zaaksdossier 10: Y.D. K. )
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 april 2013 tot en met 4 mei 2013 te Amsterdam en/of Almere en/of Purmerend en/of (elders) in Nederland en/of Brazilië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens)
- met elkaar en/of met een of meer anderen (verblijvende in Nederland en/of Brazilië) afspraken gemaakt voor het vervoer van een hoeveelheid cocaïne door Y. K. vanuit Brazilië naar Nederland en/of (daartoe)
- met elkaar en/of met een of meer anderen (verblijvende in Nederland en/of Brazilië) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- het paspoort op naam van Y. K. overhandigd en/of gekregen en/of in bezit gehad en/of
- ( met dat paspoort) (een) ticket(s) op naam van Y. K. geboekt en/of betaald en/of verkregen voor een/de vlucht vanuit Amsterdam via Lissabon naar Sao Paulo en/of voor een/de (retour)vlucht vanuit Sao Paulo via Lissabon naar Amsterdam en/of
- met elkaar en/of met een of meer anderen afspraken gemaakt voor de reis naar de luchthaven Schiphol;
Feit 2 (zaaksdossier 9: M. S. )
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 april 2013 tot en met 29 april 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Almere en/of Purmerend en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland en/of in Brazilië en/of Luxemburg en/of Frankfurt en/of Zwitserland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen - al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet - een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
- met elkaar en/of met een of meer anderen (verblijvende in Nederland en/of Brazilië) afspraken heeft/hebben gemaakt voor het vervoer van die/een hoeveelheid cocaïne door M. S. vanuit Brazilië naar Nederland en/of (daartoe)
- met elkaar en/of met een of meer anderen (verblijvende in Nederland en/of Brazilië) contact heeft/hebben gelegd en/of onderhouden en/of
- ( een) ticket(s) op naam van M. S. heeft/hebben geboekt en/of betaald en/of verkregen voor de/een vlucht vanaf Luxemburg via Frankfurt naar Sao Paulo en/of de/een (retour)vlucht vanaf Sao Paulo via Zürich naar Luxemburg en/of - een koffer heeft/hebben gekocht en/of verkregen en/of
- een geldbedrag heeft/hebben gepind en/of overgedragen en/of ontvangen en/of
- de/een reis heeft/hebben gemaakt vanuit Nederland naar Brazilië en/of (aldaar, in Brazilië) - die/een hoeveelheid cocaïne heeft/hebben gekocht en/of verkregen en/of geregeld en/of
- die/een koffer, inhoudende onder andere die/een hoeveelheid cocaïne, heeft/hebben ingecheckt op naam van M. S. voor de vlucht vanaf de luchthaven te Sao Paulo naar Zwitserland en/of Zurich en/of
- ( vervolgens) (met die/een hoeveelheid cocaïne) de (vlieg)reis heeft/hebben gemaakt vanuit Brazilië naar Zwitserland,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3 (zaaksdossier 1: D. S. )
Primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand mei 2012 tot en met 3 juni 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Almere en/of Purmerend en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland en/of in Brazilië en/of Argentinië,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen - al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet - een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
- met elkaar en/of met een of meer anderen (verblijvende in Nederland en/of Argentinië en/of Brazilië) afspraken heeft/hebben gemaakt voor het vervoer van die/een hoeveelheid cocaïne door D. S. vanuit Argentinië en/of Brazilië naar Nederland en/of (daartoe)
- met elkaar en/of met een of meer anderen (verblijvende in Nederland en/of Argentinië en/of Brazilië) contact heeft/hebben gelegd en/of onderhouden en/of
- meerdere malen, (een) ticket(s) op naam van D. S. heeft/hebben geboekt en/of betaald en/of verkregen voor de/een vlucht vanaf Amsterdam via Frankfurt naar Buenos Aires en/of de/een (retour)vlucht vanuit Buenos Aires via Sao Paulo en Lissabon naar Brussel en/of
- meerdere malen, (met de auto) naar de luchthaven Schiphol is/zijn gegaan en/of
- meerdere malen, (op de luchthaven Schiphol) informatie en/of instructies heeft/hebben gegeven en/of verkregen en/of
- meerdere malen, heeft/hebben ingecheckt voor een/de vlucht vanuit Amsterdam naar Frankfurt en/of Buenos Aires,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand mei 2012 tot en met 3 juni 2012 te Amsterdam en/of Almere en/of Purmerend en/of (elders) in Nederland en/of in Brazilië en/of Argentinië,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens)
- met elkaar en/of met een of meer anderen (verblijvende in Nederland en/of Argentinië en/of Brazilië) afspraken gemaakt voor het vervoer van die/een hoeveelheid cocaïne door D. S. vanuit Argentinië en/of Brazilië naar Nederland en/of (daartoe)
- met elkaar en/of met een of meer anderen (verblijvende in Nederland en/of Argentinië en/of Brazilië) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- meerdere malen, (een) ticket(s) op naam van D. S. geboekt en/of betaald en/of verkregen voor de/een vlucht vanaf Amsterdam via Frankfurt naar Buenos Aires en/of de/een (retour)vlucht vanuit Buenos Aires via Sao Paulo en Lissabon naar Brussel en/of
- meerdere malen, (met de auto) naar de luchthaven Schiphol gereisd en/of
- meerdere malen, (op de luchthaven Schiphol) informatie en/of instructies gegeven en/of verkregen en/of
- meerdere malen ingecheckt voor een/de vlucht vanuit Amsterdam naar Frankfurt en/of Buenos Aires;
Feit 4 (zaaksdossier 7: C.I. [K])
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 april 2012 tot en met 14 mei 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Almere en/of Purmerend en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland en/of Argentinië en/of Brazilië en/of Duitsland en/of Zwitserland en/of België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen - al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet - een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
- met elkaar en/of met een of meer anderen (verblijvende in Nederland en/of Argentinië) afspraken heeft/hebben gemaakt voor het vervoer van die/een hoeveelheid cocaïne door C.I [K]vanuit Argentinië naar Nederland en/of (daartoe)
- met elkaar en/of met een of meer anderen (verblijvende in Nederland en/of Argentinië) contact heeft/hebben gelegd en/of onderhouden en/of
- ( een) ticket(s) op naam van C.I. [K]heeft/hebben geboekt en/of betaald en/of verkregen voor de/een vlucht vanaf Amsterdam via Frankfurt naar Buenos Aires en/of voor de/een (retour)vlucht vanuit Buenos Aires via Sao Paulo en Lissabon naar Brussel en/of voor de/een (retour)vlucht vanuit Buenos Aires via Sao Paulo en Zurich naar Brussel en/of
- de/een reis heeft/hebben gemaakt vanuit Nederland naar Argentinië en/of (aldaar, in Argentinië)
- die/een hoeveelheid (slikkersbollen inhoudende) cocaïne heeft gekocht en/of verkregen en/of geslikt en/of
- ( met die/een hoeveelheid cocaïne) naar de luchthaven van Buenos Aires is/zijn gegaan/ gereisd en/of
- ( met die/een hoeveelheid cocaïne) heeft/hebben ingecheckt voor de vlucht vanuit Buenos Aires via Sao Paulo naar Zurich en/of Brussel en/of
- ( vervolgens) (met die/een hoeveelheid cocaïne) de/een (vlieg)reis heeft/hebben gemaakt vanuit Argentinië via Brazilië naar Zwitserland en/of vanuit Zwitserland naar België,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 5 (zaaksdossier 13: B.E. W. )
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2012 tot en met 17 februari 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Almere en/of Purmerend en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland en/of in Suriname
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen - al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet - een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
- met elkaar en/of met een of meer anderen (verblijvende in Nederland en/of Suriname) afspraken heeft/hebben gemaakt voor het vervoer van die/een hoeveelheid cocaïne door B.E. W. vanuit Suriname naar Nederland en/of (daartoe)
- met elkaar en/of met een of meer anderen (verblijvende in Nederland en/of Suriname) contact heeft/hebben gelegd en/of onderhouden en/of
- ( een) ticket(s) op naam van B.E. W. heeft/hebben geboekt en/of betaald en/of verkregen voor de/een vlucht vanuit Amsterdam naar Paramaribo en/of de/een (retour)vlucht vanuit Paramaribo naar Amsterdam en/of
- de/een reis heeft/hebben gemaakt vanuit Nederland naar Suriname en/of (aldaar, in Suriname)
- in een appartement is/zijn verbleven en/of
- die/een hoeveelheid cocaïne heeft/hebben gekocht en/of verkregen en/of
- een koffer heeft/hebben gekocht en/of verkregen en/of geprepareerd (met een hoeveelheid cocaïne)
- ( met die/een hoeveelheid cocaïne) naar de luchthaven van Paramaribo is/zijn gegaan/ gereisd en/of
- ( met die/een hoeveelheid cocaïne) heeft/hebben ingecheckt voor de vlucht vanuit Paramaribo naar Amsterdam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 6 (zaaksdossier 3: R. Y. )
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 1 oktober 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Almere en/of Purmerend en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland en/of Argentinië en/of Frankrijk en/of Italië,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen - al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet - een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
- met elkaar en/of met een of meer anderen (verblijvende in Nederland en/of Argentinië) afspraken heeft/hebben gemaakt voor het vervoer van die/een hoeveelheid cocaïne door R. Y. vanuit Argentinië naar Nederland en/of (daartoe)
- met elkaar en/of met een of meer anderen (verblijvende in Nederland en/of Argentinië) contact heeft/hebben gelegd en/of onderhouden en/of
- ( een) ticket(s) op naam van R. Y. heeft/hebben geboekt en/of betaald en/of verkregen voor de/een vlucht vanuit Amsterdam via Parijs naar Buenos Aires en/of de/een (retour)vlucht vanuit Buenos Aires via Rome naar Amsterdam en/of
- een auto heeft/hebben gehuurd en/of
- ( met die auto) naar de luchthaven is/zijn gegaan en/of
- de/een reis heeft/hebben gemaakt vanuit Nederland naar Argentinië en/of (aldaar, in Argentinië)
- die/een hoeveelheid (slikkersbollen inhoudende) cocaïne heeft gekocht en/of verkregen en/of geslikt en/of
- ( met die/een hoeveelheid cocaïne) naar de luchthaven van Buenos Aires is/zijn gegaan/ gereisd en/of
- ( met die/een hoeveelheid cocaïne) heeft/hebben ingecheckt voor de vlucht vanuit Buenos Aires via Rome naar Nederland en/of
- ( vervolgens) (met die/een hoeveelheid cocaïne) de/een (vlieg)reis heeft/hebben gemaakt vanuit Argentinië naar Rome,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 7 (zaaksdossier 4: W.R. J. )
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2012 tot en met 18 juli 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Almere en/of Purmerend en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland en/of in Brazilië en/of Argentinië,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen - al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet - een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
- met elkaar en/of met een of meer anderen (verblijvende in Nederland en/of Argentinië) afspraken heeft/hebben gemaakt voor het vervoer van die/een hoeveelheid cocaïne door J.M. J. vanuit Argentinië naar Nederland en/of (daartoe)
- met elkaar en/of met een of meer anderen (verblijvende in Nederland en/of Argentinië) contact heeft/hebben gelegd en/of onderhouden en/of
- ( een) ticket(s) op naam van W.R. J. heeft/hebben geboekt en/of betaald en/of verkregen voor de/een vlucht vanuit Amsterdam via Frankfurt naar Buenos Aires en/of de/een (retour)vlucht vanuit Buenos Aires via Rio de Janeiro en Lissabon naar Sevilla en/of
- een auto heeft/hebben gehuurd en/of
- ( met die auto) naar de luchthaven is/zijn gegaan en/of
- de/een reis heeft/hebben gemaakt vanuit Nederland naar Argentinië en/of (aldaar, in Argentinië)
- die/een hoeveelheid (slikkersbollen inhoudende) cocaïne heeft gekocht en/of verkregen en/of geslikt en/of
- ( met die/een hoeveelheid cocaïne) naar de luchthaven van Buenos Aires is/zijn gegaan/ gereisd en/of
- ( met die/een hoeveelheid cocaïne) heeft/hebben ingecheckt voor de vlucht vanuit Buenos Aires naar Rio de Janeiro en/of Lissabon en/of Sevilla,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 8 (zaaksdossier 5: A.V. C. )
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2012 tot en met 16 juni 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Almere en/of Purmerend en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland en/of Argentinië en/of Brazilië en/of Duitsland en/of Portugal en/of België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen - al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet - een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
- met elkaar en/of met een of meer anderen (verblijvende in Nederland en/of Argentinië) afspraken heeft/hebben gemaakt voor het vervoer van die/een hoeveelheid cocaïne door A.V. C. vanuit Argentinië naar Nederland en/of (daartoe)
- met elkaar en/of met een of meer anderen (verblijvende in Nederland en/of Argentinië) contact heeft/hebben gelegd en/of onderhouden en/of
- ( een) ticket(s) op naam van A.V. C. heeft/hebben geboekt en/of betaald en/of verkregen voor de/een vlucht vanuit Amsterdam via Frankfurt naar Buenos Aires en/of de/een (retour)vlucht vanuit Buenos Aires via Rio de Janeiro en Lissabon naar Brussel en/of
- een auto heeft/hebben gehuurd en/of
- ( met die auto) naar de luchthaven is/zijn gegaan en/of
- de/een reis heeft/hebben gemaakt vanuit Nederland naar Argentinië en/of (aldaar, in Argentinië)
- die/een hoeveelheid (slikkersbollen inhoudende) cocaïne heeft gekocht en/of verkregen en/of geslikt en/of
- ( met die/een hoeveelheid cocaïne) naar de luchthaven van Buenos Aires is/zijn gegaan/ gereisd en/of
- ( met die/een hoeveelheid cocaïne) heeft/hebben ingecheckt voor de vlucht vanuit Buenos Aires naar Rio de Janeiro en/of Lissabon,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 9 (zaaksdossier 14: Postpakketten)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand
februari 2013 tot en met 27 maart 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
en/of Almere en/of Purmerend en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland en/of
te Suriname
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen - al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet - een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
- in Suriname een postpakket aangeboden ter verzending naar Nederland welke op 1 maart 2013 aan boord zou gaan van vlucht KL714 en/of
- in Suriname een postpakket aangeboden ter verzending naar Nederland welke op 7 maart 2013 aan boord zou gaan van vlucht PY994 en/of
- in Suriname een postpakket aangeboden ter verzending naar Nederland welke op 8 maart 2013 aan boord zou gaan van vlucht KL714 en/of
(telkens) daarbij zichzelf en/of een of meer (andere) personen in Nederland ter beschikking gesteld en/of gehouden om deze pakketten in Nederland in ontvangst te nemen en/of af te halen,
welke postpakketten (telkens) een hoeveelhe(i)d(en) cocaïne bevatte(n) en geadresseerd waren voor (telkens) (fictieve) personen met (fictieve) adressen in Almere en/of Purmerend, in elk geval in Nederland,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 10 (zaaksdossier 8: W.W. B. )
hij op of omstreeks 20 februari 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 11 (zaaksdossier 6: G.G. V. )
hij op of omstreeks 13 juli 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in
artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 12 (zaaksdossier 12: M. B. en T.H. T. )
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 april 2012 tot en met 5 mei 2012 te Almere, in elk geval in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
(telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende (telkens) cocaïne,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen:
- op of omstreeks 12 april 2014 ongeveer 994 gram (T.H. T. ) en/of 804 gram (M. B. ) althans twee hoeveelheden, van een materiaal bevattende cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht en/of
- op of omstreeks 5 mei 2014 ongeveer 1088 gram (T.H. T. ) en/of 900 gram (M. B. ) althans twee hoeveelheden, van een materiaal bevattende cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht,
althans bevattende (telkens) (een) ander(e) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Uit onderzoek van het Schipholteam van de Koninklijke Marechaussee (KMar) bleek dat verdachte op de luchthaven Schiphol personen had begeleid, die later op een buitenlandse luchthaven werden aangehouden met in hun bezit een hoeveelheid cocaïne, dan wel dat hij een persoon had begeleid die voornemens was om vanaf de luchthaven Schiphol naar het buitenland te reizen met de bedoeling cocaïne terug naar Nederland te smokkelen. Voorts bleek dat verdachte een persoon had begeleid die op de luchthaven Schiphol bagage kwam ophalen waarin zich cocaïne bevond.
Naar aanleiding van deze informatie werd onder de naam “Katwijk” op 5 november 2012 een opsporingsonderzoek gestart, waarbij onderzoek werd gedaan naar de betrokkenheid van verdachte bij andere drugstransporten, geldtransacties vanuit en naar het buitenland en boekings- en vluchtgegevens.
Verdachte wordt verweten dat hij zich vanaf 2010 diverse malen schuldig heeft gemaakt aan (pogingen tot) invoer van verdovende middelen in Nederland waarbij de meeste keren gebruik werd gemaakt van bolletjesslikkers, dan wel dat hij voorbereidingshandelingen heeft verricht met betrekking tot die invoer.
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, feit 3 in de primaire variant.
3.2. Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten.
4. Beoordeling van de ten laste gelegde feiten
4.1. Algemeen
Voorafgaand aan de beoordeling per feit zal de rechtbank eerst een oordeel geven over een aantal aspecten dat een rol speelt in verschillende feiten.
Telefoonnummers
Tijdens zijn verhoor op 6 mei 2013 heeft verdachte verklaard dat hij gebruik maakt van de telefoonnummers 06-*** (IPhone) en 06-*** (Samsung). Voorts heeft verdachte het telefoonnummer 06-*** gekregen toen hij uit Suriname kwam.
Ter zitting heeft verdachte bevestigd dat hij deze telefoonnummers gebruikte. Bij de beoordeling van de feiten gaat de rechtbank er daarom van uit dat de persoon die op deze telefoonnummers te horen is, verdachte is, nu dit ook niet door de verdediging is betwist.
Bijnamen
De rechtbank stelt vast dat in dossiers van verschillende ten laste gelegde feiten de bijnamen ‘Blakka’ (of ‘Blaka’ of ‘Blacka’ of ‘Blackka’) of ‘Loepy’ (of ‘Loepie’ of ‘Loepi’) voorkomen.
‘Blakka’
Uit verschillende opgenomen en afgeluisterde telecommunicatie blijkt dat de gebruiker van de telefoonnummers 06-*** en 06-*** - zoals hierboven reeds is opgemerkt: verdachte - zichzelf Blakka noemt:
- Gesprek, gevoerd op 27 april 2013: telefoonnummer 06-*** belt naar een onbekende man (NN-man):
Beller: ik ben Blaka (fon), hoor, Blaka
NN-man: ja dat weet ik
Beller: Oke, staat vast, ciao
- Gesprek, gevoerd op 30 april 2013: telefoonnummer 06-*** belt naar [Y.] K. :
Beller: ja goedemiddag. U spreekt met de neef van Darko (fon), Blakka (fon)
K. : o ja
- Gesprek, gevoerd op 3 mei 2013: telefoonnummer 06-*** belt naar [Y.] K. :
Beller: goedemiddag, je spreekt met Blaka
K. : hey
Toen Blakka bij K. thuis kwam, stelde hij zich voor als [Cl].
Ook koerier M. S. heeft verklaard dat hij voor een persoon genaamd ‘Blaka’/‘Blackka’ naar Brazilië was gereisd om cocaïne te smokkelen. ‘Blaka’/‘Blackka’ maakte gebruik van telefoonnummer 06-***. S. wijst de persoon op de foto op pagina 3958 van het dossier aan als ‘Blackka’. De persoon op de foto op pagina 3958 is verdachte.
D. S. heeft verdachte op camerabeelden van Schiphol herkend als de man die hij kent als ‘Blakka’.
Ter zitting heeft de verdachte erkend dat hij zich ook ‘Blakka’ noemt.
Bij de beoordeling van de feiten gaat de rechtbank er, gelet op al het voorgaande, van uit dat de persoon die in het onderzoek Katwijk door andere personen als ‘Blakka’ wordt aangeduid, verdachte is.
Loepy
Drugskoerier B. , verklaart dat ‘Loepy’ alles heeft geregeld. Koerier W. zegt dat [Cl] C. hem op pad heeft gestuurd, en dat B. C. kent onder de naam ‘Loepy’.
In getapte telefoongesprekken noemt verdachte zichzelf ‘Loepy’ en wordt hij ook door anderen ‘Loepy’ genoemd.
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte is een envelop aangetroffen met het opschrift ‘Loepy’ of ‘Loepie’.
Ten slotte hebben ook de vriendinnen L. en A. van verdachte verklaard dat verdachte de bijnaam ‘Loepy’ heeft. Ter zitting heeft verdachte ook erkend dat hij wel eens ‘Loepy’ wordt genoemd.
Bij de beoordeling van de feiten gaat de rechtbank er gelet op het voorgaande van uit dat de persoon die in het onderzoek Katwijk door andere personen als ‘Loepy’ wordt aangeduid, verdachte is.
Snorder
Verdachte heeft – pas voor het eerst op de terechtzitting van 18 augustus 2014 – verklaard dat hij verschillende van de hierna te noemen drugskoeriers wel naar luchthavens heeft vervoerd, maar dat hij dat als ‘snorder’, op verzoek van anderen heeft gedaan en dat hij zelf niets met drugssmokkel te maken heeft.
Gelet op de verklaringen van enkele drugskoeriers waaruit het tegendeel blijkt, gaat de rechtbank verder aan dit verweer voorbij. Bedoelde verklaringen zullen bij de desbetreffende feiten als bewijsmiddel worden aangehaald.
4.2. De feiten, afzonderlijk beoordeeld
Feit 1 (KMar-zaak 10, map 13)
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Redengevende feiten en omstandigheden
Uit tapgesprekken van 30 april 2013 blijkt dat verdachte met een persoon Darko in Brazilië bespreekt om ene ‘Norma’ met haar kind via Portugal te laten gaan. Verdachte meldt dat hij weet hoe hij het moet regelen.
Verdachte neemt vervolgens contact op met het opgegeven telefoonnummer van ‘Norma’. Hij stelt zich voor als ‘Blakka’, een neef van Darko, en zegt dat hij ’s avonds komt. ‘Norma’ geeft haar adres in [L.] door en vraagt verdachte of hij alleen de paspoorten nodig heeft, wat verdachte bevestigt. Hij komt ze halen.
Verdachte belt vervolgens weer naar Darko in Brazilië en bevestigt het gesprek met ‘Norma’. Hij zal het gezicht van die vrouw nemen en naar die man van hem sturen, dan kan hij kaarten bij die man gaan nemen. Verdachte gaat die avond naar de woning van Y.D. K. en haalt de paspoorten van K. en haar zoontje op.
De volgende dag sms’t verdachte naar reisbureau X. Reizen ([W.]) in Amsterdam: “[Y.] Daniele k en daninchio Steven k dit is Moeder en baby van 1jaar vrijdag vn uit Adam via lissabon en terug luxemburg”. Pas later komt hij erachter dat het zoontje niet één jaar, maar zeven jaar oud is. De tickets voor Brazilië zijn geboekt en gekocht bij X. Reizen en zijn rond 4 mei 2013 cash betaald door verdachte.
Op 3 mei 2013 belt verdachte een aantal keer met K. . Ze bespreken dat verdachte K. en haar zoontje zal wegbrengen en dat haar moeder mag meerijden. De volgende dag om 4.00 uur ’s ochtends moet K. klaar staan.
Op 4 mei 2013 wordt verdachte aangehouden. In zijn auto worden dan onder meer paspoorten van [Y.] K. en haar zoontje Daninchio K. aangetroffen.
Tevens worden in de auto e-tickets aangetroffen op naam van [Y.] en Daninchio K. , vertrekdatum 6 mei 2013 vanuit Amsterdam via Lissabon naar Sao Paulo en retourdatum 15 mei 2013 vanuit Sao Paulo via Lissabon naar Luxemburg.
Deze feiten en omstandigheden komen overeen met de verklaring van K. . K. is getrouwd met Steven T, de vader van haar zoon Daninchio. T stelt voor dat K. naar Brazilië zal gaan, zij kan daar dan ook nog wat geld aan verdienen. K. gaat ervan uit dat zij geld zal verdienen met het smokkelen van cocaïne.
De tickets voor de reis naar Brazilië zullen geregeld worden door een neef van Teti, Blakka. Deze neef Blakka belt K. op 30 april 2013 met de mededeling dat hij die avond haar paspoort en dat van haar zoontje zal komen halen. Het is de bedoeling dat K. een week in Brazilië verblijft en op de terugweg cocaïne vanuit Brazilië naar Nederland zal smokkelen. Als Blakka bij haar thuis komt, stelt hij zichzelf voor als ‘[Cl]’. K. vraagt aan verdachte hoe alles in zijn werk gaat en hoe groot de pakkans is. Volgens verdachte is het veilig en zal K. niet gepakt worden. Verdachte vertelt dat ze vanaf Schiphol zal vertrekken en op de terugweg in Luxemburg zal aankomen. Verdachte zal K. naar de luchthaven in Nederland brengen, hij zal haar omstreeks 06:00 uur ophalen. Verdachte en K. bespreken ook dat haar moeder graag mee wil om haar weg te brengen en hoe haar moeder dan weer thuis zal komen.
In Sao Paulo zal ze door het broertje van T van het vliegveld worden gehaald. Na haar terugvlucht zal [Cl] haar van het vliegveld in Luxemburg ophalen en dan zal het vier uur rijden zijn naar huis. Uiteindelijk vertrekt K. niet, maar wordt zij op 4 mei 2013 thuis aangehouden.
Bewijsverweren
Het verweer dat niet bewezen kan worden dat de invoer cocaïne zou betreffen, wordt verworpen op grond van het volgende.
De tapgesprekken tussen verdachte en de persoon in Brazilië (“een vrouw gestuurd die in transit is opgepakt”, “die route is veilig, die landen zijn van mij”) wijzen overduidelijk op het bespreken van smokkelaars en smokkelroutes. Van algemene bekendheid is dat gesmokkelde drugs uit Zuid-Amerika veelal cocaïne betreft. Medepleger K. heeft ook verklaard dat zij cocaïne in een koffer zou gaan smokkelen.
Daar komt bij dat het ten laste gelegde feit hier voorbereidingshandelingen op de invoer van cocaïne betreft. Het gaat dus om een situatie waarin het beoogde misdrijf of een begin van uitvoering daarvan niet is gevolgd, zodat een concrete omschrijving van de wijze waarop het voorbereide misdrijf gepleegd zou gaan worden, niet mogelijk en ook niet vereist is. Voor een veroordeling is in dit geval wel noodzakelijk dat vaststaat dat de voorbereidingshandelingen waren gericht op een in artikel 10 lid 4 of 5 van de Opiumwet omschreven strafbaar feit. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende duidelijk dat de in de tenlastelegging omschreven handelingen, voorbereidingshandelingen betreffen die waren gericht op de invoer in Nederland van verdovende middelen als bedoeld in artikel 10 lid 5 in verbinding met artikel 2, onder A, van de Opiumwet. Niet alle onderdelen van dat ‘grondfeit’ hoeven daarom met bewijsmiddelen te worden bewezen. Uit de bewijsmiddelen behoeft slechts te volgen dat de bewezenverklaarde voorbereidingshandelingen waren gericht op de invoer van cocaïne.
Wat hiervoor over het bewijs dat de voorbereidingshandelingen daadwerkelijk zagen op de invoer van cocaïne, is overwogen, geldt ook voor het verweer dat niet bewezen kan worden dat de invoer in Nederland zou geschieden. Uit de bewijsmiddelen behoeft slechts te volgen dat de voorbereidingshandelingen daarop waren gericht. Daarnaast geldt echter nog het volgende.
Uit de verklaring van K. volgt dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij haar bij haar terugkeer vanaf het vliegveld in Luxemburg zou komen halen en dat het dan nog vier uur rijden zou zijn naar huis. K. zou de cocaïne dan bij zich hebben. Gelet op het feit dat zowel K. als verdachte in Nederland wonen, is niet aannemelijk geworden dat de cocaïne een andere eindbestemming zou hebben dan Nederland. K. heeft ook verklaard dat het de bedoeling was, de cocaïne vanuit Brazilië naar Nederland te brengen. Dat de drugs in Luxemburg zouden blijven, is te minder aannemelijk nu uit tapgesprekken is gebleken dat verdachte ervan uitging dat Luxemburg in België lag en dat hij de luchthaven in Luxemburg aanvankelijk niet eens kon vinden. Het lijkt er dan ook niet op dat verdachte een afzetmarkt voor de cocaïne in Luxemburg had. Daarom wordt ook dit verweer verworpen.
Feit 2 (KMar-zaak 9, map 12)
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Redengevende feiten en omstandigheden.
Uit tapgesprekken van 18 april 2013 van verdachte met een persoon Darko in Brazilië blijkt dat verdachte binnen enkele dagen voor Darko een man in Luxemburg op het vliegtuig naar Sao Paulo (via Zwitserland) moet zetten. De terugreis gaat dan van Sao Paulo via Zwitserland naar Luxemburg. Darko legt uit dat Luxemburg tussen Duitsland en Frankrijk ligt en dat verdachte de man daar met de auto moet brengen en ophalen. Verdachte moet zelf voor een ‘kaart’ zorgen. Darko kan dan heel wat ‘zout’ maken en verdachte wordt ‘één blok’ in het vooruitzicht gesteld.
Verdachte deelt mee dat hij al een man op het oog heeft, die niet ver bij hem vandaan woont en dat hij direct een foto van die witte man zal sturen.
[M.] S. woont aan de[K-straat] in Purmerend. Dit ligt hemelsbreed ongeveer 1,89 kilometer van de woning van verdachte in Purmerend vandaan.
Verdachte sms’t diezelfde dag naar [W.] S. van X. Reizen in Amsterdam om uit te zoeken wat een retourtje Luxemburg - Zwitserland - Sao Paulo kost. Hij belt S. later en zegt dat de betreffende persoon overmorgen weg moet en dat hij zijn naam nog zal doorgeven.
Aan het einde van de middag sms’t verdachte naar [S.]: “[M.] s weekje weg”. Volgens S. is de heenreis via Zürich een probleem en zal München de overstapluchthaven worden. S. legt telefonisch uit hoe verdachte naar Luxemburg Airport moet rijden. Op verzoek van verdachte sms’t S. daarna het adres van de luchthaven in Luxemburg naar verdachte.
Op 19 april 2013 belt verdachte weer naar het Braziliaanse nummer van Darko en deelt mee dat hij de kaart heeft gekocht en dat hij de volgende ochtend gaat betalen. Hij vertelt dat hij die kaart bij een blanke man koopt, waar hij al zijn kaarten koopt. De man gaat op 20 april 2013 vertrekken en dan is hij zondag in Brazilië. Darko vraagt verdachte of hij de man dollars wil geven, want dat valt minder op dan euro’s.
Om 20:05 uur zegt verdachte tegen Darko: “Begin een SMS te sturen waar hij gaat verblijven.” Korte tijd later komt er op de telefoon van verdachte een sms-bericht binnen vanaf een Braziliaans nummer met de tekst: “Domus Hotel. Rua aurora,409. Sao paulo”.
Verdachte regelt het ticket via X. Reizen bij X Travel en betaalt het. Op een SD geheugenkaart van verdachte wordt een foto van het paspoort van S. aangetroffen. S. heeft het ticket voor S. op verzoek van verdachte geregeld. Het ticket kost € 1.350,-, inclusief administratiekosten. Het ticket is op 20 april 2013 gemaakt.
Op naam van M. S. is op 20 april 2013 om 11.30 uur een bedrag van € 697,51 ontvangen bij een GWK Travelex kantoor in Amsterdam. Genoemd bedrag is op 19 april 2013 verstuurd vanuit een Western Union kantoor in Paramaribo op naam van [C.] C. .
Verdachte brengt S. naar de luchthaven in Luxemburg. In een gesprek van 20 april 2013 om 13:28 uur zegt verdachte tegen zijn vriendin [P.] L. dat hij met [J.] is. De telefoon van verdachte straalt dan aan in Vught. Uit een volgend gesprek om 17:20 uur tussen verdachte en S. blijkt dat verdachte het vliegveld in Luxemburg eerst niet kon vinden en dat zij daardoor te laat zijn voor de vlucht. S. boekt de vlucht om zodat om 18:30 uur vanaf Luxemburg via Frankfurt kan worden gereisd. Verdachte belt naar Brazilië dat de man de volgende morgen om 10.00 uur daar aankomt.
Uit een gesprek dat verdachte op 27 april 2013, voert, blijkt dat [M.] de volgende dag met een volle tas zal vertrekken uit Brazilië. Verdachte belt even later naar Brazilië en zegt: “ik sms het nu voor je. Kijk, jij moet het zelf opslaan in die telefoon voor die man, hoor. Dat nummer dat ik je nu ga geven. (…) die man moet het hebben want die man moet me bellen. (…) Ik ben Blaka, hoor, Blaka.” Vijf minuten daarna sms’t verdachte naar hetzelfde Braziliaanse nummer: “06*** sla t op voor die man hij moet mij overal blln waar hij is”. Het nummer +316*** is door “Kleine” in de contactenlijst van de telefoon van S. opgeslagen onder de naam “Blaka”.
Op 29 april 2013 om 14.13 uur sms’t [M.] S. naar verdachte op diens telefoonnummer 06-*** dat hij is geland in Zürich en dat hij zal sms’en als hij in een ander vliegtuig zit.
M. S. wordt op 29 april 2013 op de luchthaven te Zurich aangehouden terwijl hij in het bezit is van 5.338 gram cocaïne. Dat zit verstopt in groente en fruit.
In een gesprek van 29 april 2013 vertelt verdachte aan een man in Suriname dat die cassave is gevonden, dat hij zes uur heen en zes uur terug heeft gereden en dat hij er uiteindelijk niets aan heeft overgehouden. Hij (de rechtbank begrijpt: een derde persoon) had ‘5 flessen’ en samen met twee andere ‘flessen’ van twee oudere mensen zou verdachte ongeveer 200.000,- hebben, maar nu is hij alles kwijt. Hij begrijpt het niet, want als ze hebben ingecheckt bij de mannen die goudzoeken (de rechtbank begrijpt: in Brazilië), kan het niet meer fout gaan. Als het er was, zou hij € 130.000,- hebben.
Voormelde feiten en omstandigheden komen overeen met de verklaring die [M.] S. in Zwitserland tijdens zijn verhoor als verdachte heeft afgelegd. S. zou in opdracht van ‘Blakka’ cocaïne in Brazilië gaan halen. S. wordt benaderd door ‘Blakka’ in Purmerend. Hij wordt op 20 april 2013 door ‘Blakka’ opgehaald in een zwartkleurige Seat. Ze rijden eerst naar het reisbureau in Amsterdam om zijn vliegticket op te halen. In Amsterdam kopen ze nog een zwarte rolkoffer voor € 45,-. S. verklaart dat hij samen met ‘Blakka’ ook nog € 697,51 ophaalt bij Western Union in Amsterdam. S. ontvangt hiervan $ 200,- en € 50,-, de rest hield verdachte.
Daarna rijden zij door naar het vliegveld Luxemburg. S. mist de vlucht naar München en vliegt dan via Frankfurt naar Sao Paulo.
S. krijgt drie uur voor zijn vertrek uit Brazilië de “cocaïnevruchten”, die hij naar Zürich heeft gebracht, van ‘Kleine’. Deze vruchten heeft S. in zijn koffer gedaan. S. heeft de koffer met de “cocaïnevruchten” in Sao Paolo zelf op zijn naam ingecheckt voor de gehele vlucht via Zürich naar Luxemburg. ‘Blakka’ heeft alles geregeld omtrent de drugssmokkel. Op de terugreis stuurt S. ‘Blakka’ een bericht dat hij is geland in Zürich.
S. moet volgens het plan de verdovende middelen meenemen naar de luchthaven van Luxemburg. Daar zal ‘Blakka’ op hem wachten en hem naar huis in Purmerend rijden. S. zal de drugs in Luxemburg overhandigen aan Blakka. In de auto zal hij zijn beloning van € 9.000,- krijgen.
Bewijsverweren
De raadsman heeft tijdens zijn pleidooi als verweer gevoerd dat de resultaten van de fotoconfrontatie in Zwitserland door S. van het bewijs moeten worden uitgesloten. S. heeft bij die confrontatie verdachte uit drie getoonde foto’s als ‘Blacka’ aangewezen. Wat er verder ook zij van dat verweer, de rechtbank gaat eraan voorbij. Naast wat er in het dossier aan objectieve gegevens aanwezig is (zoals telefoonmastgegevens en tapgegevens) heeft verdachte ter zitting immers zelf verklaard dat het klopt dat hij S. naar de luchthaven Luxemburg heeft gereden. De herkenning van verdachte als ‘Blakka’ wordt daarom ook niet voor het bewijs gebruikt.
Het verweer dat niet bewezen kan worden dat de cocaïne in Nederland zou worden ingevoerd, wordt verworpen. S. heeft tijdens zijn verhoren in Zwitserland verklaard dat de afspraak was dat hij de cocaïne bij zijn terugreis in Luxemburg in de auto aan ‘Blacka’ zou moeten overhandigen en dat ze daarna naar Purmerend zouden terugreizen. Gelet op de woon- en verblijfplaats van verdachte in Nederland staat daarmee naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat het de bedoeling was om de cocaïne binnen het grondgebied van Nederland te brengen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de veronderstelling dat de drugs mogelijk in Luxemburg zouden blijven te minder aannemelijk is, nu uit tapgesprekken is gebleken dat verdachte ervan uitging dat Luxemburg in België lag en dat hij de luchthaven in Luxemburg aanvankelijk niet eens kon vinden. Het lijkt er dan ook niet op dat verdachte een afzetmarkt voor de cocaïne in Luxemburg had.
Feit 3 (KMar-zaak 1, map 5)
Redengevende feiten en omstandigheden.
Op 26 mei 2012 wordt [D.] S. staande gehouden bij het securityfilter Zuid op Schiphol omdat hij methadonpillen in zijn bezit heeft. S. kan geen doktersverklaring voor de pillen overleggen en kan evenmin een redelijke verklaring geven voor zijn reisdoel. S. heeft de volgende reisinformatie bij zich:
- 26 mei 2012 Amsterdam - Frankfurt
- 26 mei 2012 Frankfurt - Buenos Aires
- 2 juni 2012 Buenos Aires - Sao Paulo
- 2 juni 2012 Sao Paulo - Lissabon
- 3 juni 2012 Lissabon - Brussel
S. geeft aan dat hij de volgende dag zijn reis zal voortzetten.
Naar aanleiding van bovengenoemd incident zijn beelden van een zevental camera’s op Schiphol veiliggesteld. Uit die beelden blijkt dat op 26 mei 2012 rond 18:44 uur een negroïde man door draaideur G de vertrekhal van Schiphol binnenkomt, even later gevolgd door S. die een rolkoffer bij zich heeft. Op een gegeven moment gaan beide mannen naast elkaar lopen en communiceren zij met elkaar. Rond 18:50 uur geven de beide mannen elkaar, nadat zij langs de incheckbalies zijn gelopen, een ‘high five’ en omhelzen zij elkaar. Terwijl S. zijn paspoort laat zien en door het securityfilter loopt, blijft de negroïde man in de buurt van dat securityfilter wachten. Vervolgens verlaat hij de vertrekhal. De negroïde man die op de beelden is te zien, is verdachte.
De volgende dag wordt de vlucht van S. omgeboekt naar 27 mei 2012. De geplande vertrektijd van het vliegtuig naar Buenos Aires via Frankfurt is 18:25 uur, vertrek vanaf gate B-15. S. wordt die dag omstreeks 18:00 uur met een Seat Ibiza, voorzien van kenteken 65-JR-RD, op Schiphol gebracht. S. en de bestuurder stappen uit en lopen via draaideur G vertrekhal 1 in. De bestuurder maakt naar S. een gebaar in de richting van het securityfilter. S. loopt met zijn rolkoffer naar de douanecontrole. De bestuurder blijft in de richting van het securityfilter kijken. Als de bestuurder om 18:09 uur de vertrekhal verlaat, heeft hij een mobiele telefoon aan zijn oor en zegt hij:
- Volg de borden, je moet naar B-15.
- Je moet naar B-15, snel, snel.
Verdachte is de bestuurder die met S. de vertrekhal van Schiphol inloopt en de man die belt.
De Seat Ibiza met het kenteken 65-JR-RD staat op naam van P.M. L. , de partner van verdachte .
Twee dagen later, op 29 mei 2012, staat S. bij de balie van Lufthansa op Schiphol. Hij wil het geld van zijn ticket (Amsterdam – Frankfurt – Buenos Aires – Sao Paulo en weer retour) terug hebben. S. verklaart dat hij door een stel Afrikanen in een personenauto, mogelijk een Seat, op Schiphol is afgezet. Deze Afrikanen hadden een ticket voor hem gekocht waarmee hij zou moeten reizen om cocaïne te halen en die te smokkelen naar Nederland. S. wil geen cocaïne halen en hij is bang voor de Afrikanen. Op 27 mei 2012 durfde hij ook al niet, daarom is hij ook niet gegaan, zo verklaart hij.
Tijdens de doorzoeking bij X. Reizen is een factuur aangetroffen met boekingsdatum 25 mei 2012, waaruit kan worden afgeleid dat S. op 26 mei 2012 van Amsterdam via Frankfurt naar Buenos Aires zou vliegen en op 2 juni 2012 vanuit Buenos Aires via Sao Paolo en Lissabon naar Brussel zou gaan. Het bedrag van de reis van € 1.370,63 is betaald. Op de factuur is vermeld: “uitzoeken G3 Refund”. Tevens zijn notities aangetroffen die betrekking hebben op de refund. Verdachte koopt regelmatig tickets bij X. Reizen. De tickets worden meestal cash door verdachte betaald.
Voormelde feiten en omstandigheden komen overeen met de verklaring van S. . S. is op 26, 27 en 29 mei 2012 op Schiphol geweest omdat hij voor ‘Blakka’, een Surinaamse man, cocaïne zou halen. ‘Blakka’ heeft S. op 26 en 27 mei 2012 op Schiphol gebracht met een Seat. ‘Blakka’ keek of S. echt door de controles ging. Ook belde ‘Blakka’ S. steeds op een telefoon die hij vóór de reis aan S. had gegeven om te controleren of S. wel in het vliegtuig zou stappen. De afspraak was dat S. via Argentinië naar Brazilië zou vliegen en cocaïne zou slikken voor ‘Blakka’. De terugreis zou naar België gaan waar S. de bolletjes in een hotel zou uitpoepen. Vervolgens zou ‘Blakka’ S. daar ophalen en met S. weer in Nederland terugkomen. ‘Blakka’ zou de bollen houden en S. zou een paar duizend euro krijgen. Op 26 mei 2012 heeft S. zijn vlucht gemist omdat hij was aangehouden wegens het bezit van methadonpillen. S. heeft uiteindelijk tegen ‘Blakka’, die boos was, gezegd dat hij niet voor hem kan reizen en het ticket zal terugbetalen. S. is op 29 mei 2012 naar het vliegveld gegaan om geld voor zijn ticket terug te krijgen.
‘Blakka’ heeft het ticket in het bijzijn van S. in Amsterdam gekocht bij een Surinaamse vliegwinkel. S. kreeg verder € 200,- en een sim-kaart voor Argentinië van ‘Blakka’. Op 27 mei 2012 heeft ‘Blakka’ telefonisch gezegd dat S. moest rennen omdat hij anders het vliegtuig zou missen. De woorden die door de verbalisanten zijn opgeschreven (“je moet naar B15, snel, snel”) worden door S. herkend. S. is uiteindelijk niet naar Argentinië afgereisd omdat hij bang was dat hij gepakt zou worden. S. merkte dat hij op Schiphol door de politie in de gaten werd gehouden.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft op 26 en 27 mei 2012 S. naar Schiphol gebracht met de bedoeling dat S. in het vliegtuig naar Frankfurt zou stappen en van daar door zou vliegen naar Argentinië om vervolgens, na het slikken van bolletjes cocaïne, weer terug te keren. Op 26 mei 2012 zijn tijdens de douanecontrole bij S. methadonpillen aangetroffen. Dat is de reden dat de reis op die dag niet is doorgegaan en dat is een omstandigheid die niet aan verdachtes wil te danken is geweest.
De volgende dag is S. wel door de paspoortcontrole gegaan, maar heeft hij zich op weg naar de gate bedacht. Hij durfde toch niet te gaan, waarna S. het vliegveld heeft verlaten. Ook dit is een omstandigheid die niet aan verdachtes wil te danken is geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt in deze zaak bij de paspoortcontrole een begin gemaakt met de uitvoering van de reis die uiteindelijk het doel had met cocaïne weer terug te keren. Die reis is op 26 en 27 mei 2012 afgebroken om redenen die buiten de macht van verdachte liggen. De rechtbank acht daarom het primair ten laste gelegde bewezen, meermalen gepleegd.
Bewijsverweer
De raadsman heeft ten eerste aangevoerd dat de verklaring van S. van 5 juni 2013 onbetrouwbaar is omdat S. in die verklaring heeft aangegeven dat hij voor ‘Blakka’ cocaïne zou gaan smokkelen, terwijl S. later bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij denkt dat hij voor ‘Blakka’ cocaïne zou gaan smokkelen.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Niet alleen tijdens het verhoor van 5 juni 2013 bij de KMar, maar ook bij de rechter-commissaris heeft S. verklaard dat hij drugs voor ‘Blakka’ (zoals de rechtbank hiervoor onder 4.1 heeft overwogen, staat vast dat met ‘Blakka’ verdachte wordt bedoeld) moest halen en dat hij zeker weet dat verdachte de opdrachtgever was. Pas na een aanvullende vraag van de raadsman van verdachte heeft S. in tweede instantie verklaard dat hij denkt dat verdachte de opdrachtgever was. Dat is echter onvoldoende om tot de conclusie te komen dat de verklaringen van S. onbetrouwbaar zijn. Dat geldt temeer, nu zijn verklaringen op verschillende punten overeenkomen met andere gegevens uit het dossier (niet doorgelaten in verband met methadonpillen, tickets kopen door verdachte, twee dagen achter elkaar wegbrengen tot bij het securityfilter, telefoongesprek dat S. snel naar de gate moet gaan).
Voorts heeft de raadsman gesteld dat niet wordt voldaan aan het bewijsminimum, omdat het bewijs niet mag worden aangenomen op basis van één getuigenverklaring. Zoals hiervoor overwogen wordt de verklaring van S. echter op diverse punten ondersteund door ander, objectief bewijsmateriaal, zodat ook dit verweer wordt verworpen.
De raadsman heeft verder naar voren gebracht, dat uit de rol van verdachte niet zou kunnen worden afgeleid dat er sprake is van medeplegen. Verdachte heeft immers ter terechtzitting verklaard dat hij snorder was en dat hij S. slechts in die hoedanigheid naar Schiphol heeft gebracht.
Deze – overigens eerst ter zitting afgelegde – verklaring verhoudt zich echter niet met de verklaring van S. , maar ook niet met de observaties. Uit de observaties is namelijk naar voren gekomen dat verdachte S. niet alleen wegbrengt, maar hem op Schiphol de weg wijst, een ‘high five’ geeft, omhelst en controleert of S. de douane passeert en door het securityfilter gaat. Ook daarna geeft verdachte S. telefonisch instructie dat hij snel naar gate B-15 moet. Bovendien heeft verdachte ook het ticket voor S. geregeld, hetgeen niet bij de rol van een snorder past.
Ten slotte heeft de raadsman aangevoerd dat Nederland niet de eindbestemming van de cocaïne was, nu S. volgens afspraak de bollen in België zou produceren.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer, aangezien voldoende aannemelijk is dat Nederland uiteindelijk wel de eindbestemming van de cocaïne was. S. zou volgens zijn eigen verklaring de bolletjes in een hotel in België uitpoepen en daarna met verdachte naar Nederland gaan. Er is geen enkele aanwijzing dat verdachte de cocaïne in België op de markt zou gaan brengen.
Feit 4 (KMar-zaak 7, mappen 9 en 10)
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Redengevende feiten en omstandigheden
Op 10 april 2012 boekt ‘[C.]’ bij X. Reizen in Amsterdam tickets voor [C.] [K], waarmee ze op 14 april 2012 om 20:05 uur van Schiphol via Frankfurt naar Buenos Aires in Argentinië vliegt. [K]wordt door ‘[C.]’ naar Schiphol gebracht. Hij blijft bij haar totdat ze door de security gaat. Het doel van de reis naar Argentinië is dat [K]voor ‘[C.]’ een kilo coke mee moet nemen naar Amsterdam. Die 14e april 2012 straalt de telefoon van verdachte tussen 19:11 en 19:21 uur aan op zendmasten op de luchthaven Schiphol. Ook de telefoon van [K]met het nummer 06-*** straalt op 14 april 2012 tijdens een telefoongesprek dat om 19:42 uur plaatsvindt, aan op twee zendmasten op de luchthaven Schiphol. ‘[C.]’ heeft in Argentinië een hotel voor [K]geregeld. Het is de bedoeling dat zij op het vliegveld in Argentinië wordt opgehaald door iemand die haar naar het hotel brengt. Ze moet daar negen dagen verblijven en op de achtste dag moet ze ’s nachts de bolletjes slikken. Bij X. Reizen in Amsterdam zijn twee facturen aangetroffen, waaruit blijkt dat er retourtickets voor [K]zijn geboekt voor een terugvlucht van 22 op 23 april 2012 respectievelijk van 23 op 24 april 2012, oftewel acht respectievelijk negen dagen na haar aankomst in Argentinië. Beide vluchten gaan van Buenos Aires via Sao Paulo en Lissabon naar Brussel.
Kort na het vertrek van [K]verstuurt verdachte - om 20:30:24 uur, 22:05:01 uur en 22:05:47 uur - drie sms’jes naar [K]. Op 18 april 2012 ontvangt [K]bij een money transfer kantoor in Argentinië € 100,-. Dit bedrag is op naam van[C.] , een broer van verdachte, verstuurd vanuit een money transfer kantoor in Nederland. Als aan [K]een foto van [C.] wordt getoond, verklaart zij dat zij deze man niet kent en dat het in elk geval “geen [C.]” is. Als haar vervolgens de foto van verdachte wordt getoond, zegt ze dat ze heel zeker weet dat dat ‘[C.]’ is. Ze weet dat zijn naam [C.] is omdat hij via een money transfer geld aan haar had overgemaakt. Daarvoor kende ze hem alleen als ‘[C.]’. De man die ze op de foto herkent als ‘[C.]’ is de man voor wie zij naar Argentinië is gegaan om bolletjes te slikken. Hij heeft alles voor haar geregeld en heeft haar een ticket, een telefoon en € 500,- gegeven. Hij heeft haar ook naar de luchthaven Schiphol gebracht. Tijdens het slikken van de bolletjes belt hij om de tien minuten of het goed gaat en zegt dat ze door moet gaan met slikken. Als ze klaar is voor haar vertrek naar Amsterdam, belt ‘[C.]’ haar dat zijn persoon die in Argentinië zit, haar komt ophalen, maar uiteindelijk mist ze haar vlucht. Bij X. Reizen in Amsterdam wordt een factuur aangetroffen voor een ticket voor de retourvlucht van [K]op 13 mei 2012 van Buenos Aires via Sao Paulo en Zürich, waarbij ze op 14 mei 2012 in Brussel zal landen. Op 14 mei 2012 komt [K]ook daadwerkelijk in Brussel aan en wordt dan aangehouden op verdenking van het bezit dan wel de in- of uitvoer van verdovende middelen.
Bewijsverweren
De raadsman heeft tijdens zijn pleidooi als verweer gevoerd dat de verklaringen van [K]dermate onbetrouwbaar zijn, dat ze moeten worden uitgesloten van het bewijs. Dit mede gelet op de eigen verklaring van [K]in haar verhoor bij de rechter-commissaris dat zij slechts voor 80% de waarheid heeft verteld.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [K]onduidelijk en wisselend zijn en (daarmee) onbetrouwbaar, voor zover die zien op hetgeen in Argentinië precies is gebeurd nadat zij haar eerste vlucht had gemist, en op de reden waarom zij die vlucht had gemist. Dit deel van haar verklaringen heeft de rechtbank dan ook niet voor het bewijs gebezigd en de rechtbank spreekt verdachte gelet daarop partieel vrij van de onderdelen van de tenlastelegging waarop dit deel van de verklaringen van [K]betrekking heeft.
Een deel van de verklaringen van [K]is echter niet onduidelijk en wisselend en wordt bovendien op essentiële punten ondersteund door andere, objectieve bewijsmiddelen. Zo heeft [K]verklaard dat zij op 14 april 2012 door verdachte naar Schiphol is gebracht. Uit de zendmastgegevens blijkt dat zowel haar telefoon als de telefoon van verdachte een uur voor haar vertrek naar Argentinië aanstraalt op Schiphol. Verdachte heeft geen alternatieve verklaring gegeven waarom zijn telefoon daar op dat moment aanstraalde. Tevens heeft [K]verklaard dat het aanvankelijk de bedoeling was dat zij negen dagen in Argentinië zou verblijven, maar uiteindelijk haar vlucht heeft gemist. Uit het dossier valt af te leiden dat haar aanvankelijke vertrekdatum inderdaad negen dagen na haar aankomst in Argentinië lag en dat er vervolgens een nieuw ticket voor haar is geboekt. Haar tickets zijn bovendien geboekt bij X. Reizen, het reisbureau waar verdachte vaker tickets voor anderen boekte. [K]heeft verder verklaard dat zij in Argentinië geld van ‘[C.]’ heeft ontvangen. Uit onderzoek is gebleken dat zij inderdaad geld uit naam van[C.] heeft ontvangen.
Nu de voor het bewijs gebruikte verklaringen van [K]op essentiële punten steun vinden in andere, objectieve bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat dat deel van de verklaringen niet van het bewijs behoeft te worden uitgesloten.
De raadsman heeft verder als verweer gevoerd dat de resultaten van de fotoconfrontatie in België door [K]van het bewijs moeten worden uitgesloten, nu - kort gezegd - sprake is van onrechtmatigheid van bewijsgaring. [K]heeft bij die confrontatie verdachte uit drie getoonde foto’s als ‘[C.]’ aangewezen, terwijl van de drie getoonde personen, slechts verdachte voldoet aan de tevoren door [K]gegeven beschrijving van de door haar bedoelde ‘[C.]’. De raadsman heeft hierbij gewezen op jurisprudentie van de Hoge Raad. Uit deze jurisprudentie volgt dat onrechtmatigheid van bewijsgaring met betrekking tot verklaringen van personen inhoudende herkenning van een verdachte als betrokken bij een strafbaar feit zich voordoet, indien de gang van zaken bij een confrontatie onverenigbaar is met een eerlijke procesvoering. Hiervan kan sprake zijn indien de bij die confrontatie gevolgde werkwijze strekt tot beïnvloeding van die personen met het oog op de door hen af te leggen verklaring. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn indien bij een zogenaamde meervoudige fotoconfrontatie de verdachte de enige is die ook maar enigszins voldoet aan de tevoren door de omtrent diens herkenning ondervraagde persoon gegeven beschrijving van de dader. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Hoewel het juist is dat verdachte de enige van de drie getoonde personen is die voldoet aan de tevoren door [K]gegeven beschrijving van ‘[C.]’, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een confrontatie die onverenigbaar is met een eerlijke procesvoering noch van een werkwijze die strekt tot beïnvloeding van [K].
De rechtbank betrekt bij dit oordeel de omstandigheid dat [K]enige tijd met verdachte in contact is geweest. Eerst om af te spreken dat zij voor hem op reis zou gaan en vervolgens omdat hij haar wegbracht naar Schiphol en nog bij haar bleef tot de security check. Zij heeft hem dus gedurende langere tijd kunnen zien. De aan [K]getoonde foto’s zijn foto’s van verdachte en twee van zijn broers. Nu [K]heeft aangegeven dat de ‘[C.]’ die zij bedoelt[C.]. is en dat zij dat weet omdat die naam bij de money transfer vermeld stond, heeft de Marechaussee haar onder meer een foto van de broer van verdachte getoond, die [C.]. heet. Die herkent zij echter nadrukkelijk niet. Over verdachte twijfelt ze daarentegen geen moment. Ze geeft ook aan dat ze hem aan zijn ogen herkent. De rechtbank weegt in dit kader mee dat geen sprake kan zijn zogenaamde “crossraciale insensitiviteit”, wat inhoudt dat personen mensen van een ander ras vaak moeilijker kunnen herkennen. [K]is immers, evenals de drie mannen op de aan haar getoonde foto’s, van Surinaamse afkomst en moet dus in staat worden geacht beter onderscheid tussen de getoonde foto’s te kunnen maken dan personen met een andere afkomst.
De rechtbank weegt bij haar oordeel verder mee dat [K]in haar verklaringen expliciet aangeeft dat ze niemand anders die met het transport te maken had, wil belasten, maar alleen de man die zij ‘[C.]’ noemt, omdat ze op hem erg boos is nu hij haar in de steek heeft gelaten. Ze ontwijkt vervolgens ook daadwerkelijk de antwoorden over andere personen dan ‘[C.]’. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het niet aannemelijk dat [K]te gemakkelijk de verkeerde persoon zou aanwijzen. Van de andere twee aan haar getoonde foto’s zegt ze ook uitdrukkelijk dat ze die personen niet kent.
De rechtbank weegt ten slotte nog mee dat de inhoud van de overige bewijsmiddelen geen contra-indicatie oplevert voor de juistheid van de herkenning, terwijl verdachte tegenover al deze hem bezwarende feiten en omstandigheden gedurende het onderzoek heeft gezwegen en ter zitting slechts heeft verklaard dat hij [K]niet kent, niets weet van money transfers op naam van [C.]en dat “iemand zijn telefoon misschien heeft gebruikt”.
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat hetgeen door de raadsman is aangevoerd, niet noopt tot het uitsluiten van het bewijs van de resultaten van de gehouden confrontatie, terwijl ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan die resultaten van het bewijs moeten worden uitgesloten. De in het algemeen ten aanzien van het gebruik voor het bewijs van resultaten van dit soort confrontaties te betrachten behoedzaamheid, is door de rechtbank ook in het onderhavige geval betracht, doordat de rechtbank die resultaten heeft beoordeeld mede in het licht van hetgeen overigens is komen vast te staan.
De raadsman heeft ten slotte nog als verweer gevoerd dat geen sprake is geweest van een begin van uitvoering. Dit, aangezien [K]heeft verklaard dat zij op enig moment niet meer voor verdachte op pad wilde gaan en toen voor iemand anders op pad is gegaan. Dat zij vervolgens alsnog op het vliegtuig is gestapt, betreft zodoende geen poging die aan verdachte kan worden toegerekend, aldus de raadsman. De rechtbank overweegt ten aanzien hiervan als volgt.
Het feit dat [K]naar Argentinië is vertrokken en daar bolletjes voor verdachte heeft geslikt, vormt op zichzelf al een begin van uitvoering van de poging om cocaïne in Nederland in te voeren. Het enkele feit dat niet kan worden vastgesteld of zij die bolletjes op een later moment alsnog heeft meegenomen het vliegtuig in of dat de bolletjes die uiteindelijk bij haar werden aangetroffen in Brussel, bolletjes van iemand anders betroffen, doet daaraan niet af. Het feit dat [K]haar vlucht heeft gemist, waardoor de aanvankelijk bedoelde invoer geen doorgang heeft gevonden, is immers slechts aan omstandigheden buiten verdachtes wil te danken geweest. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Feit 5 (KMar-zaak 13, map 15) en
feit 10 (KMar-zaak 8, mappen 10 en 11)
Redengevende feiten en omstandigheden.
Op 17 februari 2012 wordt [W.]op de luchthaven te Paramaribo (Suriname) aangehouden. In de bodem van zijn koffer wordt een witte substantie met een totaal bruto gewicht van 1.855 gram aangetroffen. Uit onderzoek blijkt dat het gaat om cocaïne. W. is in Suriname veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar en een boete van 2.500 SRD voor overtreding van de Wet verdovende Middelen.
W. , die verdachte al sinds eind jaren ’90 kent, is door verdachte op pad gestuurd. Verdachte heeft zijn ticket geregeld en betaald, en samen met [B.](B. kent verdachte onder de naam ‘Loepy’) wordt W. door een neefje van verdachte en nog iemand anders naar Schiphol gebracht. In Suriname verblijft W. samen met B. in een appartement van verdachte. Hij hoeft geen huur voor het appartement te betalen. W. krijgt van verdachte, die op dat moment ook in Suriname is, een nieuwe koffer omdat die van hem stuk dan wel gestolen is. In die koffer zit een dubbele bodem waar de cocaïne in zit. De koffer is een soort cadeau van verdachte en wordt door een neefje van verdachte in het bijzijn van B. aan W. overhandigd op de veranda van het appartement. Verdachte geeft W. een tasje fruit en zuurgoed mee voor de familie van verdachte in Nederland. Bij aankomst in Nederland moet W. de in [L.] wonende vriendin van verdachte bellen en haar het fruit en zuurgoed geven. W. is met de koffer met daarin de cocaïne naar Zanderij gegaan.
Uit bij de KLM opgevraagde informatie over passagiers-, vlucht- en boekingsgegevens blijkt dat verdachte op 27 december 2011 vanuit Amsterdam naar Paramaribo is gevlogen en aanvankelijk op 29 januari 2012 zou terugkeren. De datum van de terugreis is op 31 januari 2012 gewijzigd in vertrekdatum 18 februari 2012. Verdachte kent W. goed en heeft hem in februari 2012 in Suriname gezien.
Tijdens de doorzoeking bij X. Reizen in Amsterdam is een factuur aangetroffen met boekingsdatum 6 februari 2012, waaruit blijkt dat W. die dag naar Paramaribo vliegt en op 17 februari 2012 vanuit Paramaribo weer naar Schiphol zou gaan.
Op 20 februari 2012 heeft de douane op Schiphol een controle uitgevoerd op vlucht PY994 vanuit Paramaribo. In de koffer van B. zijn daarbij twee zakken met rauwe pelpinda’s en drie zakken met walnoten aangetroffen met daarin in totaal netto ruim 1.854 gram cocaïne. B. is daarvoor op 16 mei 2012 door de rechtbank Haarlem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.
W. en B. zijn allebei voor ‘Loepy’ weggegaan en ze zijn samen vanuit Nederland vertrokken. Volgens B. is de drugsorganisatie in handen van ‘Loepy’. ‘Loepy’ is geboren in Utrecht en is de enige Nederlander in de organisatie. ‘Loepy’ heeft in Suriname een appartementencomplex op de B***weg, dat op naam van zijn vader staat. ‘Loepy’ woont zelf tegenover het appartementencomplex. ‘Loepy’ heeft vanuit Suriname alles via internet geregeld. ‘Loepy’ zei dat de reis was geboekt bij X. Tours aan de [K-straat] in Amsterdam. B. wordt samen met W. door het neefje van ‘Loepy’ naar Schiphol gebracht. In de auto ontvangen zij hun paspoorten en de tickets van het neefje van ‘Loepy’. Op Schiphol worden B. en W. bij het inchecken en de paspoortcontrole in de gaten gehouden door het neefje van ‘Loepy’ en nog een andere man.
Eenmaal op Zanderij worden B. en W. opgehaald door ‘Loepy’ en naar één van de appartementen aan de B***weg gebracht. Ongeveer vijf keer gaan B. en W. naar de overkant waar ‘Loepy’ woont, om geld te halen. Voor de terugreis krijgt W. fruit, mango’s. De drugs die B. meeneemt, worden in noten en pinda’s gezet. W. vliegt twee dagen eerder terug naar Nederland dan B. en wordt dan aangehouden in Suriname. B. spreekt met verdachte in Suriname over drugs. Verdachte vertelt aan B. dat hij systemen heeft. Nadat verdachte zelf is teruggevlogen naar Nederland belt hij met B. om hem te vertellen dat alles geregeld is zodat B. kan komen met hetzelfde systeem als waarmee verdachte zelf naar Nederland is gekomen. Daardoor is B. , die in eerste instantie niet meer durft na de aanhouding van W. , toch naar Nederland vertrokken. Bij het verlaten van het vliegtuig moet B. van ‘Loepy’ zijn telefoon aanzetten. Op Schiphol wordt B. gebeld door ‘Loepy’ die vraagt waarom B. niet meteen naar buiten komt. Het is de bedoeling dat B. ‘Loepy’ op Schiphol ontmoet en dat het spul wordt gewogen, waarna ‘Loepy’ B. zal uitbetalen.
Verdachte bevestigt dat tegenover de appartementen, die van zijn vader zijn, een woning ligt zoals door B. beschreven.
Tijdens de doorzoeking bij X. Reizen is een factuur aangetroffen voor een vliegreis met boekingsdatum 4 februari 2012. De factuur heeft betrekking op een door B. te maken reis van Schiphol naar Paramaribo op 6 februari 2012 en retour op 19 februari 2012 om 23.20 uur.
Bewijsverweren
De raadsman heeft tijdens zijn pleidooi als verweer gevoerd dat de verklaringen van W. en B. onbetrouwbaar zijn en daarom moeten worden uitgesloten van het bewijs. Hiertoe heeft de raadsman onder meer aangevoerd dat W. verschillende versies heeft gegeven van wat er met zijn eigen koffer in Suriname zou zijn gebeurd. Daarnaast heeft de raadsman over de verklaringen die B. heeft afgelegd over een drugssmokkel in het jaar 2000 opgemerkt dat die niet consistent zijn, in strijd met het beeld dat de vriendin van B. , mevrouw [M.], over B. heeft geschetst en bovendien onmogelijk, omdat verdachte toentertijd gedetineerd was.
De rechtbank gaat voorbij aan deze verweren. De verklaring van W. over zijn eigen koffer is inderdaad niet consistent, maar de rechtbank vat die verklaringen van W. op als een poging van W. om zijn eigen aandeel in de zaak te verdoezelen. In dat licht dient naar het oordeel van de rechtbank ook de verklaring van B. over een eerdere zaak uit het jaar 2000 te worden opgevat.
Ten aanzien van het smokkelen van cocaïne en de rol van verdachte daarin verklaren W. en B. echter (op hoofdlijnen) wel consistent, terwijl dit deel van hun verklaringen naar het oordeel van de rechtbank voldoende ondersteund wordt door andere, objectieve bewijsmiddelen om tot een bewezenverklaring van beide feiten te komen.
Feit 6 (KMar-zaak 3, map 6)
Op 23 september 2010 omstreeks 16:50 uur zien verbalisanten op Schiphol dat een vrouw door twee mannen met een getinte huidskleur (NN1, met een opvallende bos rasta haar en NN2) in een Renault Megane met kenteken [12-AB-CD] op Schiphol wordt gebracht. Deze auto blijkt op naam van[Y.]. te staan. Zij blijven alle drie nog 15 minuten in de auto zitten. Eenmaal in het luchthavenge¬bouw worden Y. en NN2 aangesproken door medewerkers van de Brigade politie & beveiliging. Y. blijkt nog een boete te hebben open staan. Ondertussen heeft NN1 veel belcontact. Nadat de boete is voldaan, voegen Y. en de beide mannen zich weer bij elkaar. Even later komt er een derde man bij met donkere huidskleur (NN3).
Y. heeft een instapkaart, passeert de douanecontrole en blijkt het volgende reisschema te hebben: Amsterdam – Parijs – Buenos Aires. Op 30 september 2010 zal zij van Buenos Aires naar Rome vliegen.
De drie mannen verlaten de vertrekhal en stappen in een blauwkleurige Opel Twintop met kenteken [12-AB-CD].
Door een van de medewerkers van de KMar wordt man NN3 op 22 januari 2013 op afdrukken van beelden van voormelde observatie herkend als verdachte. Op deze beelden is verdachte met Y. en NN1 in gesprek. Ter zitting zijn de foto’s getoond en verdachte heeft verklaard zichzelf te herkennen. Ook zijn foto’s getoond, waarop verdachte te zien is voor de hiervoor bedoelde auto. Hierover heeft verdachte verklaard dat het goed mogelijk is dat hij in die periode die auto had gehuurd.
Eén week later, op 1 oktober 2010 om 8.15 uur, wordt Y. aangehouden op de internationale luchthaven te Fiumicino (nabij Rome). Zij blijkt in haar vaginaholte een bol met cocaïne te hebben van 192 gram. Zij wordt overgebracht naar het ziekenhuis, waar blijkt dat zij ook bollen heeft geslikt.
Tijdens haar verhoor door de onderzoeksrechter in Italië verklaart Y. dat zij contact had gezocht met een paar Afrikanen in Amsterdam omdat zij geld nodig had. Deze Afrikanen stelden haar voor dat zij in Buenos Aires dingen moest halen en dat zij haar ticket zouden betalen. Zij is naar Argentinië gevlogen. Daar is een kamer voor haar geboekt. Zij kreeg leefgeld voor vier dagen. De vierde dag werd ze door een Surinamer naar zijn huis gebracht en moest zij zo’n 70 bolletjes innemen en een grote in haar vagina stoppen. Toen had ze pas begrepen dat het om drugs ging.
De ondervraging gaat verder - voor zover van belang - als volgt (Nederlandse vertaling vanaf pagina 2401):
Onderzoeksrechter: Ik begrijp het. Wat had u verder moeten doen, nadat u was aangekomen, aan wie had u moeten afleveren?
Tolk: Ze heeft gezegd dat aangezien ze een mobiele telefoon bij zich had, zij het huis heeft willen fotograferen waar ze naartoe was gebracht en ook die persoon, maar alleen van achteren.
Onderzoeksrechter: Waar heeft u deze foto’s, in uw mobiele telefoon?
Tolk: Ze heeft gezegd dat ze foto’s in haar mobiele telefoon zitten in Fiumicino, die in beslag is genomen. Ze heeft gezegd dat … de (onverstaanbaar) ze onmiddellijk had gevonden, ook omdat het een heel apart iemand is, met z’n haar bijna tot aan de grond. (…)
Onderzoeksrechter: Aan wie had u het moeten afleveren?
Tolk: Wacht u even, ze zegt iets. Ze heeft gezegd dat deze personen, want ze zei, ze heeft gezegd dat ze van die personen in Nederland helaas het kenteken niet heeft opgeschreven, maar ze kent de auto (…)
Onderzoeksrechter:
(…) Ja, maar laten we nu proberen er achter te komen aan wie u deze spullen moet geven.
Tolk: Ze heeft gezegd dat een van deze zwarten haar op de luchthaven zou hebben opgewacht.
Onderzoeksrechter: Dus u moest deze in Amsterdam afleveren?
Tolk: Ja, in Amsterdam. Ze heeft gezegd, als deze Afrikaan me niet ziet terugkomen naar dinges, zal hij vast en zeker het nummer van de mobiele telefoon hebben veranderd (…) en ze wil absoluut dat ze gepakt worden.
Y. is in Italië voor de invoer in Italië van 567 gram cocaïne onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar en 8 maanden. Y. heeft haar straf inmiddels uitgezeten, het eerste gedeelte in Italië tot 24 juli 2012 en het tweede deel in Nederland tot 2 december 2012. Het is de KMar en de rechter-commissaris niet gelukt om de verblijfplaats van Y. te achterhalen en zij is niet nader gehoord kunnen worden in het onderzoek Katwijk.
Op grond van de hiervoor beschreven observaties en beelden en de verklaring van verdachte ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat hij op Schiphol in de aanwezigheid van Y. heeft verbleven op 23 september 2010. Ook is echter vastgesteld dat hij niet een van de mannen was, die voorafgaande aan de binnenkomst in de vertrekhal met Y. in de auto heeft gezeten. Y. heeft in haar verklaring in Italië niet gesproken over enige betrokkenheid van verdachte bij de reis. In het vertaalde Italiaanse vonnis is te lezen dat Y. bij het verhoor voor haar voorgeleiding heeft verklaard dat zij “de cocaïne naar Italië heeft vervoerd in opdracht van personen met de Nederlandse nationaliteit” (anders dan waarvan de officier van justitie uitgaat, heeft zij het niet over drie personen), waarbij onduidelijk blijft of zij deze personen in Nederland of in Argentinië situeert.
Evenmin is uit de bewijsmiddelen af te leiden, waaruit de verwijtbare handelingen van verdachte zouden hebben bestaan en waaruit – in het kader van het ten laste gelegde medeplegen – de bewuste en nauwe samenwerking met anderen blijkt.
Ten slotte heeft Y. verklaard over de bedoeling van aflevering van de drugs dat “een van deze zwarten haar op de luchthaven zou hebben opgewacht”, maar niet duidelijk is of zij daarmee (ook) verdachte bedoelt. De officier van justitie heeft aangevoerd dat uit het verhoor volgt dat dit gaat over de personen die haar naar Schiphol hebben gebracht. Zelfs als dat standpunt juist is, kan dat echter ook slaan op de NN1 en NN2, die hiervoor zijn omschreven, en hoeft daarmee niet verdachte te worden bedoeld, die immers in zijn eigen auto naar Schiphol is gekomen.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het ten laste gelegde niet is bewezen. Er is wel een verdenking tegen verdachte, mede gelet op zijn betrokkenheid bij het onder feit 11 ten laste gelegde (drugskoerier V. , die verklaart op verzoek van verdachte in juli 2010, dus ongeveer in dezelfde periode, drugs te hebben gesmokkeld via dezelfde route Argentinië – Rome – Nederland), maar dat is onvoldoende om het bewijs in deze zaak geleverd te achten.
Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 7 (KMar-zaak 4, mappen 7 en 8)
Redengevende feiten en omstandigheden.
Op 11 juli 2012 omstreeks 18.25 uur wordt door personeel van het Schipholteam waargenomen dat [J.]met een ander persoon draaideur G van vertrekhal 1 binnenkomt. De andere persoon wordt door het Schipholteam herkend als verdachte. Uit de bewakingsbeelden blijkt dat J. en verdachte naar de elektronische check-in van luchtvaartmaatschappij Lufthansa lopen, waarbij J. zichzelf kennelijk incheckt voor zijn vlucht met verdachte voortdurend aan zijn zijde. Kort nadat de beide mannen afscheid van elkaar hebben genomen, wordt verdachte met een mobiele telefoon aan zijn oor gesignaleerd, waarna hij de vertrekpassage oversteekt en in een zwarte Seat Leon stapt met kenteken [12-AB-CD]. Die auto is door verdachte van 9 juli 2012 tot en met 12 juli 2012 bij[J.] te Purmerend gehuurd. Verdachte heeft bevestigd dat hij inderdaad de persoon op de bewakingsbeelden is.
Het vliegticket van J. is op 10 juli 2012 afgegeven en geldig gemaakt voor de volgende route:
- 11 juli 2012 Amsterdam – Frankfurt
- 11 juli 2012 Frankfurt – Buenos Aires
- 18 juli 2012 Buenos Aires – Rio de Janeiro
- 18 juli 2012 Rio de Janeiro – Lissabon
- 19 juli 2012 Lissabon – Sevilla
Tijdens de doorzoeking bij X. Reizen in Amsterdam zijn drie facturen aangetroffen - twee met boekingsdatum 10 juli 2012 en één met boekingsdatum 16 juli 2012. De facturen met boekingsdatum 10 juli 2012 hebben betrekking op tickets voor een door J. te maken vliegreis van Schiphol via Frankfurt naar Buenos Aires op 11 juli 2012 en van Buenos Aires via Rio de Janeiro en Lissabon naar Sevilla op 18 en 19 juli 2012. De factuur met boekingsdatum 16 juli 2012 ziet onder meer op tickets voor een door J. te maken vliegreis van Buenos Aires via Rio de Janeiro en Lissabon naar Sevilla, met vertrek vanuit Buenos Aires op 17 juli 2012.
Op de dag van vertrek van J. van Schiphol is vijf maal contact geweest tussen telefoonnummer 316*** (J. ) en telefoonnummer 316*** (verdachte). Na vertrek van J. is er, tot 18 juli 2012, alleen nog sms-contact tussen beide nummers en op 18 juli 2012 een laatste belcontact.
J. is op 17 juli 2012 op de luchthaven van Buenos Aires aangehouden op verdenking van het brengen van drugs buiten het nationaal grondgebied van Argentinië. Gedurende het onderzoek in Argentinië is vastgesteld dat J. 100 bolletjes cocaïne had geslikt met een totaal netto gewicht van 907,86 gram. J. is daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren. Tijdens zijn verhoren in Argentinië heeft J. verklaard dat hij is gestuurd door personen uit Nederland. Zijn contactpersoon staat opgeslagen in zijn telefoon onder de naam ‘Wroko Mang Mar Nw’ met het telefoonnummer 316***.
‘Wroko Mang’ betekent werkman. De naam van de man met dat telefoonnummer is ‘Blaka’. Voor hem zou J. verdovende middelen smokkelen. ‘Blaka’, die door J. op de beelden van het Schipholteam van 11 juli 2012 als zodanig is herkend, had eind juni - begin juli 2012 tegen J. gezegd dat J. voor hem naar Argentinië moest gaan om drugs te smokkelen. ‘Blaka’ heeft toen het paspoort van J. meegenomen om het ticket voor de reis te kopen. Het ticket is door ‘Blaka’ betaald. Op 11 juli 2012 heeft J. ‘Blaka’ bij restaurant Ganzehoef ontmoet. ‘Blaka’ heeft J. naar de luchthaven gebracht, hem € 500,- zakgeld overhandigd en hem geholpen bij het inchecken en de paspoortcontrole. ‘Blaka’ heeft J. vervolgens een paar keer gebeld om te vragen of J. al in het vliegtuig zat. ‘Blaka’ kwam dwingend over, hetgeen ook later het geval was toen hij J. in Argentinië belde met de vraag hoeveel hij al geslikt had. J. heeft van ‘Blaka’ telefoonnummers van mensen in Argentinië meegekregen, die hij moest bellen voor het verkrijgen van de verdovende middelen. Diezelfde mensen hebben J. een Argentijns telefoonnummer gegeven, waarop hij door ‘Blaka’ is gebeld. Ook hebben die mensen, die contact hadden met ‘Blaka’, hem de bolletjes met cocaïne gegeven, die hij in een woning in Buenos Aires heeft geslikt. ‘Blaka’ heeft het ticket van J. voor de terugreis omgeboekt naar een dag eerder om een politiecontrole te omzeilen. J. is daarover vervolgens door de man van het reisbureau Wilfred X. Tours gebeld. Het was de bedoeling om vanuit Argentinië via Brazilië en Portugal naar Sevilla te reizen. In Sevilla zou J. de bolletjes moeten uitpoepen, waarna ‘Blaka’ vervolgens geld naar J. zou overmaken via Western Union. Na twee dagen zou J. de bolletjes weer opnieuw moeten inslikken. Van het door ‘Blaka’ gestuurde geld zou J. het hotel in Sevilla en een vliegticket naar Nederland moeten betalen. Eenmaal op Schiphol zou J. de trein naar Duivendrecht moeten nemen, waar ‘Blaka’ hem zou ophalen. Als het transport was gelukt en J. minimaal een kilo had meegenomen, zou J. € 5.000,- à € 6.000,- ontvangen.
Bewijsverweren
Aan het verweer dat de enkelvoudige fotoconfrontatie onbetrouwbaar is, wordt voorbijgegaan, nu verdachte ter terechtzitting heeft bevestigd dat hij de persoon is die te is zien op de ter terechtzitting getoonde beelden van Schiphol van 11 juli 2012.
Subsidiair heeft de verdediging als verweer gevoerd dat er geen sprake is van een begin van de uitvoering van invoer van cocaïne in Nederland, omdat de feitelijkheden die tot de aanhouding van J. hebben geleid allemaal zouden zien op invoer in Spanje. Voor het opnieuw inslikken van de bollen en afreizen naar Nederland zou een nieuw wilsbesluit nodig zijn geweest, aldus de verdediging. Dit verweer wordt door de rechtbank verworpen. Tussen verdachte en J. is afgesproken dat J. twee dagen in Sevilla in een hotel zou blijven, dat hij de bolletjes eerst zou uitpoepen en daarna weer inslikken, een vliegticket naar Nederland zou kopen, naar Nederland zou vliegen en vervolgens met de trein naar Duivendrecht zou gaan, waar verdachte hem zou komen ophalen. Hieruit vloeit voort dat het verblijf van twee dagen in Sevilla moet worden gezien als onderdeel van de vooraf door verdachte met J. besproken modus operandi om cocaïne Nederland in te smokkelen. Overigens merkt de rechtbank nog op dat het ook reeds voldoende is dat J. met de bolletjes met cocaïne in zijn lichaam op het vliegtuig in Argentinië is gestapt met Nederland als uiteindelijke eindbestemming van zijn reis en dus ook van de cocaïne, zoals J. heeft verklaard.
Aldus is van een begin van uitvoering van invoer van cocaïne in Nederland sprake.
Feit 8 (KMar-zaak 5, map 9)
Redengevende feiten en omstandigheden.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van dit feit op grond van het volgende.
Op 9 juni 2012 omstreeks 17:31 uur zien verbalisanten verdachte, die zij herkennen uit een eerder door hen uitgevoerde observatie, vertrekhal 1 van Schiphol binnenlopen met[C.]. C. wordt door verdachte begeleid tot aan de securityfilter. Uit de camerabeelden blijkt dat er mogelijk ook een derde onbekende man bij hen hoort. Verdachte vertrekt vervolgens in een personenauto voorzien van het kenteken [12-AB-CD]Die auto, een Seat Ibiza ST, met genoemd kenteken, is in de periode van 5 juni 2012 tot en met 12 juni 2012 door verdachte gehuurd bij[J.] in Purmerend. Verdachte heeft verklaard dat het zou kunnen dat hij de persoon met het grijze shirt, de blauwe spijkerbroek en witte schoenen is, zoals die te zien is op de camerabeelden van Schiphol.
Uit de door C. overhandigde vliegticket en boekingsgegevens blijkt diens reisroute te zijn:
- 9 juni 2012 Amsterdam – Frankfurt
- 9 juni 2012 Frankfurt – Buenos Aires
- 16 juni 2012 Buenos Aires – Rio de Janeiro
- 16 juni 2012 Rio de Janeiro – Lissabon
- 17 juni 2012 Lissabon – Brussel
C. is echter niet aan boord gegaan op de retourvlucht vanuit Buenos Aires.
Uit het onderzoek naar money transfers bij Western Union blijkt dat C. op 13 juni 2012 een bedrag van € 100,- en op 15 juni 2012 een bedrag van € 400,- heeft ontvangen in Argentinië, die vanuit een Western Union kantoor in Amsterdam zijn verstuurd door respectievelijk [M.]en[W.] [M.] heeft sinds een jaar of acht à negen een relatie met verdachte, met wie zij ook twee kinderen heeft.
Tijdens de doorzoeking bij X. Reizen in Amsterdam is een factuur aangetroffen voor genoemde reis van C. naar Argentinië, waarop met pen achter de naam van C. is toegevoegd ‘Refund AR’. Uit die factuur blijkt tevens dat [C.] S. dezelfde reis als C. zou gaan maken.
S. is gehoord. Hij vertelt dat hij samen met C. vanaf Schiphol via Frankfurt naar Argentinië zou gaan. De terugreis zou via Portugal naar België gaan. C. en S. zijn als het ware geronseld en vervolgens bij elkaar gebracht. [Cl], de persoon voor wie ze zouden reizen, heeft C. en S. op 9 juni 2012 opgehaald, waarna zij langs het reisbureau in de buurt van de Albert Cuyp zijn gereden om de tickets voor hen beiden te halen. [Cl] heeft de tickets voor C. en S. gekocht en de reis georganiseerd. C. zou dope halen voor [Cl], hij zou bolletjes slikken. S. gaat ervan uit dat [Cl] met C. min of meer dezelfde zaken heeft besproken als met hem is gebeurd omdat ze hetzelfde zouden gaan doen. De verdovende middelen waren bestemd voor [Cl] en S. vermoedt dan ook dat [Cl] hen ook weer op zou halen. In de wandelgangen wordt verteld dat je 500 à 600 euro per 100 gram voor het smokkelen van verdovende middelen zou kunnen krijgen.
C. is op 16 juni 2012 op de luchthaven Buenos Aires aangehouden op verdenking van het brengen van drugs buiten het nationaal grondgebied van Argentinië. Gedurende het onderzoek in Argentinië is gebleken dat C. 92 bolletjes cocaïne heeft geslikt met een totaalgewicht van 684 gram.
J. , de koerier die wordt vermeld in het hierna te bespreken feit 7, leert C. na zijn detentie in Argentinië kennen in een huis van het Leger des Heils. Hij deelt daar met C. een kamer. Zij zitten bijna anderhalf jaar samen in dat huis. C. blijkt voor dezelfde man op pad te zijn gegaan om drugs te smokkelen als J. . C. heeft foto’s van ‘Blaka’ op internet aan J. laten zien, waarna J. constateert dat de ‘Blaka’ voor wie hij de cocaïne heeft gesmokkeld, dezelfde persoon is als voor wie C. de drugs moest smokkelen.
Bewijsverweren
De raadsman heeft naar voren gebracht dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest waarvoor C. naar Argentinië is gereisd om drugs te halen en dat evenmin kan worden vastgesteld dat er sprake is van een bewuste nauwe samenwerking tussen beiden.
De rechtbank verwerpt het verweer op beide onderdelen. S. heeft verklaard dat C. en hij op reis gingen om drugs te halen voor de man die hen ook naar Schiphol bracht, terwijl er geen twijfel is dat C. en S. op 9 juni 2012 door verdachte naar Schiphol zijn gebracht. Dit gezien de herkenning van verdachte bij een observatie door verbalisanten en het feit dat verdachte ook niet heeft ontkend dat hij de derde man op de camerabeelden van Schiphol is. Dat C. voor verdachte op reis ging om cocaïne te halen, volgt verder nog uit de verklaring van J. , waaruit blijkt dat C. voor dezelfde persoon op reis is gegaan als degene die bij J. bekend is onder de naam ‘Blaka’, waarvan de rechtbank hiervoor al heeft vastgesteld dat dat verdachte is. Ook is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aangetoond dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en C. . Het ticket voor de reis van C. is immers door verdachte bij X. Reizen gekocht en verdachte heeft dat ticket betaald en het samen met C. en S. op de weg naar Schiphol bij X. Reizen opgehaald. Verdachte heeft C. naar Schiphol gebracht en hem op Schiphol begeleid tot het securityfilter. Voorts acht de rechtbank het alleszins aannemelijk dat verdachte met C. min of meer dezelfde zaken heeft besproken als met S. is gebeurd, omdat zij beiden cocaïne zouden smokkelen voor verdachte door middel van het slikken van bolletjes. Daaruit blijkt eveneens dat sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking.
Ook het verweer dat niet vaststaat dat Nederland de eindbestemming van de drugs zou zijn omdat de terugvlucht van C. in België zou eindigen, wordt door de rechtbank verworpen. S. heeft verklaard dat de drugs bestemd waren voor [Cl], verdachte. Dat de eindbestemming Nederland zou zijn geweest als C. niet zou zijn aangehouden, staat naar het oordeel van de rechtbank wel vast. In het dossier zijn immers diverse aanwijzingen dat verdachte koeriers naar luchthavens in België of Luxemburg bracht en hen van die luchthavens ophaalde of zou ophalen om hen (met de cocaïne) vervolgens mee naar Nederland te nemen. Er is geen enkele aanwijzing dat verdachte de cocaïne in België zou gaan verkopen.
Feit 9 (KMar-zaak 14, map 15)
In de periode van 28 februari 2013 tot en met 7 maart 2013 zijn door de Douane recherche op de luchthaven in Paramaribo (Suriname) drie postpakketten in beslag genomen. Het ging volgens het proces-verbaal uit Suriname om de volgende pakketten:
• op 28 februari 2013 een pakket met nummer CFL09266, waarin (in de flap van de doos) een plastic zakje inhoudende cocaïne of een derivaat daarvan met een totaal bruto gewicht van 49 gram werd aangetroffen;
• op 6 maart 2013 een pakket met nummer SSA02731, waarin (in een flap van de doos) een plastic zakje inhoudende vermoedelijk cocaïne met een totaal bruto gewicht van 54 gram werd aangetroffen;
• op 7 maart 2013 een pakket met nummer CFL10334, met daarin (in de flap van de doos) twee met doorzichtig plastic omwikkelde pakken inhoudende vermoedelijk cocaïne met een totaal gewicht van 309 gram verborgen.
Bij alle drie de pakketten is als telefoonnummer van de geadresseerde het telefoonnummer vermeld dat (in die periode) in gebruik was bij verdachte.
Uit het dossier blijkt niet dat de witte substantie uit één van de pakketten ter onderzoek bij een erkend laboratorium is aangeboden. Derhalve is niet vastgesteld dat het daadwerkelijk om cocaïne gaat.
Uit het dossier blijkt dat alleen op de witte substantie met een bruto gewicht van 54 gram (uit het pakket met het nummer SSA02731) door de douane een narcoticatest is uitgevoerd. Het resultaat daarvan was positief als zijnde vermoedelijk cocaïne of een derivaat daarvan. De uitgevoerde narcoticatest is echter een voorlopige test en levert bij gebreke van bijkomende omstandigheden geen bewijs op van het feit dat het hier om cocaïne zou gaan.
Aangezien het onderdeel “cocaïne” niet bewezen is, zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.
Feit 11 (KMar-zaak 6, map 9)
Redengevende feiten en omstandigheden.
Uit onderzoek naar de Melding van Ongebruikelijke Transacties blijkt dat door [P.] L. op 10 juli 2010 vanuit het Western Union Benelux kantoor in Amsterdam een bedrag van € 3.160,- is overgemaakt naar[V.]. . V. heeft dat bedrag op vertoon van haar paspoort met nummer NVB6L8H23 in Argentinië opgenomen. L. , de partner van verdachte , kent V. niet maar heeft dat geld op verzoek van verdachte aan V. overgemaakt. Het geld voor de overboeking heeft L. contant van verdachte gekregen.
V. heeft bij een controle op 17 augustus 2010 haar paspoort overgelegd ter identificatie toen verbalisanten van de politie in Amsterdam zagen dat zij met zilverfolie in haar handen zat in de Pijlsteeg te Amsterdam, een plaats die bij de verbalisanten ambtshalve bekend staat vanwege het gebruik van drugs. In het paspoort van V. staan twee stempels van Argentinië, 8 juli 2010 en 13 juli 2010. Op de vraag waarom V. enkele dagen naar Argentinië is geweest, antwoordt ze: “We zijn toch niet allemaal achterlijk? We weten heus wel waarom iemand voor een paar dagen naar Argentinië gaat toch?” V. vertelt aan de verbalisanten dat ze het geld dat ze met het reisje naar Argentinië heeft verdiend, € 5.500,-, alweer heeft opgemaakt.
V. is op 8 juli 2010 naar Argentinië gereisd. Voor die reis is zij via een vriend door een Surinaamse man uit Amsterdam Noord benaderd. Zij ziet de Surinaamse man voor het eerst op 8 juni. Eind juni vraagt hij haar naar Argentinië te gaan. Voorafgaand aan de reis heeft zij de Surinaamse man drie à vier keer gezien en ook na haar reis heeft zij hem twee keer gezien en gesproken. De man stuurt mensen op reis om drugs te halen. V. heeft haar paspoort aan deze man gegeven en ontvangt van hem het ticket wanneer zij door hem naar Schiphol wordt gebracht. Nadat V. door de controle bij de beveiliging van Schiphol is gegaan, vertrekt de man. V. en de man hebben afgesproken contact te houden. V. reist vanuit Amsterdam via Parijs naar Buenos Aires. De terugreis gaat van Buenos Aires via Rome naar Amsterdam. Het is de bedoeling van V. om met de reis naar Argentinië geld te verdienen door drugs mee terug te nemen naar Nederland. Die drugs zou zij slikken. Zij heeft van haar opdrachtgever een paar honderd euro meegekregen. Tevens heeft haar opdrachtgever nieuwe kleding en een koffer voor haar gekocht. Het verblijf in Argentinië betaalt V. met geld dat zij daarvoor heeft meegekregen. V. houdt met haar eigen telefoon, waarvoor zij in Argentinië een simkaart heeft gekocht, contact met haar opdrachtgever op een telefoonnummer dat zij van hem heeft gekregen. Zij belt tweemaal met haar opdrachtgever, de eerste maal op het moment dat ze in Argentinië aankomt en de tweede maal voordat ze uit Argentinië weggaat. Twee contactpersonen van haar opdrachtgever zoeken V. in Argentinië op. Tijdens de reis ontvangt ze geld via Western Union. Dat geld is gestuurd door haar opdrachtgever en bestemd voor de drugs. Het gaat om een paar duizend euro. V. geeft het geld aan een van de beide contactpersonen in Argentinië af. Bij een meisje thuis slikt V. vervolgens de bolletjes. V. neemt in totaal 900 gram verdovende middelen mee, in de vorm van 100 door haar geslikte bolletjes van zeven gram en een duwersbol van 200 gram. Haar opdrachtgever komt haar van Schiphol ophalen en zij moet bij hem thuis wachten tot alles eruit komt. Nadat zij de drugs bij hem thuis heeft overhandigd, krijgt zij € 5.000,- van de Surinamer, die volgens haar ook wel ‘Blakka’ of ‘Bigga’ wordt genoemd. Als V. een foto van verdachte wordt getoond, wijst zij zonder twijfel hem aan als de opdrachtgever van haar reis naar Argentinië om voor hem cocaïne te smokkelen. De naam ‘[Cl]’ zegt haar wel iets. Ze denkt dat dat de Surinamer is, waarover ze spreekt.
Bewijsverweren
De raadsman heeft ten eerste verzocht de fotoconfrontatie uit te sluiten van het bewijs, omdat slechts de foto van verdachte is getoond vlak na het moment dat met naam en toenaam over verdachte is gesproken. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman. V. heeft verdachte voorafgaand aan haar reis naar Argentinië viermaal gezien en na de reis nog enkele keren. Hij heeft haar ook naar Schiphol gebracht en weer opgehaald, waarna ze bij hem thuis heeft gezeten, totdat ze alle bolletjes had geproduceerd. Zij heeft daarom het gezicht van verdachte goed in zich kunnen opnemen en is zeer stellig bij het tonen van de foto dat verdachte de Surinamer is voor wie zij naar Argentinië is gereisd om drugs naar Nederland te smokkelen. De herkenning door V. draagt daarom bij aan het bewijs.
Voorts heeft de raadsman gesteld dat het bewijsminimum niet wordt gehaald, omdat dat bewijs slechts is gebaseerd op de enkele verklaring van V. . Naar het oordeel van de rechtbank wordt hetgeen V. over deze reis naar Argentinië heeft verklaard voldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals de stempels in het paspoort en de money transfer, waarvan door L. is verklaard dat zij in opdracht van verdachte het geld heeft overgemaakt.
De raadsman heeft verder aangevoerd dat niet is bewezen dat de invoer daadwerkelijk cocaïne zou hebben bevat nu daarvan niets is aangetroffen. Ook dit verweer wordt door de rechtbank verworpen. In het onderzoek Katwijk is komen vast te staan dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen activiteiten heeft ontplooid die gericht waren op de invoer van cocaïne vanuit Zuid-Amerika. In een aantal gevallen zijn ook hoeveelheden cocaïne in beslag genomen. V. heeft verklaard dat zij cocaïne ging smokkelen en als beloning voor het smokkelen van 900 gram cocaïne € 5.000,- of € 5.500,- zou krijgen. Deze beloning past bij de beloning die drugskoeriers normaliter voor een dergelijk transport ontvangen. Niet aannemelijk is geworden dat de bolletjes die V. heeft geslikt iets anders dan cocaïne hebben bevat en hetzelfde geldt voor de duwersbol. Bovendien heeft V. verklaard dat zij in die tijd zelf cocaïne gebruikte. V. is zodoende kenner van wat zij mee naar Nederland heeft genomen. Op grond van deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voldoende komen vast te staan dat V. in opdracht van verdachte cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
Het feit dat V. aangeeft dat verdachte uit Amsterdam Noord komt terwijl hij woonachtig is in Purmerend, is voor de rechtbank geen aanwijzing dat de verklaring van V. onbetrouwbaar is of dat zij een ander persoon op het oog heeft. Purmerend ligt vlak ten noorden van Amsterdam Noord. Bovendien is niet onmogelijk dat verdachte V. heeft meegenomen naar een woning van een andere vriendin die wel in Amsterdam Noord woont.
Bewijsoverweging
Uit het stempel in het paspoort van V. blijkt dat zij op 13 juli 2010 uit Argentinië is vertrokken. V. is via Rome naar Amsterdam gereisd. Uit het dossier blijkt niet op welke dag V. op Schiphol is aangekomen. De rechtbank acht derhalve bewezen dat de invoer van cocaïne omstreeks 13 juli 2010 heeft plaatsgevonden.
Feit 12 (KMar-zaak 12, map 14)
Redengevende feiten en omstandigheden.
Op 4 april 2012 vliegen [B.]en [T.] van Amsterdam via Frankfurt naar Buenos Aires in Argentinië. Ze zijn door een zekere ‘Suri’ overgehaald om deze reis te maken en bolletjes te slikken. ‘Suri’ is daartoe twee keer bij B. en T. thuis geweest in [L.]. Het telefoonnummer van ‘Suri’ is in de telefoons van B. en T. opgeslagen onder de naam ‘Suri’/‘Sury’. In één van de telefoons van T. of B. is het nummer +316*** van verdachte onder de naam ‘Sury2’ opgeslagen. Dit telefoonnummer van verdachte heeft op 27 maart 2012 en op 2 april 2012 een zendmast in [L.] aangestraald. ‘Suri’ komt B. en T. op 4 april 2012 thuis in [L.] ophalen. Ze rijden via Amsterdam, waar ‘Suri’ bij een reisbureau de tickets ophaalt, naar Schiphol. Daaraan voorafgaand heeft hij hun paspoorten meegenomen en de vliegtickets geregeld. Bij het inchecken loopt ‘Suri’ met hen mee. Ze vliegen die dag rond een uurtje of 18. Het eerder genoemde telefoonnummer van verdachte straalt die dag om 15.15 uur een zendmast in [L.] aan en rond 18.30 - 19.00 uur straalt hij aan in Amsterdam en Schiphol.
B. en T. ontvangen tijdens hun verblijf in Argentinië geld van ‘Suri’.
Op 7 en 10 april 2012 is er door verdachte via money transfers twee keer € 150,- overgemaakt aan B. , wat ze in Argentinië heeft opgenomen. De laatste twee dagen van hun verblijf in Argentinië slikken B. en T. de bolletjes. De bolletjes met cocaïne worden door een vrouw gebracht. ‘Suri’ belt B. en T. heel veel tijdens hun verblijf in Argentinië om instructies te geven. De eerder genoemde telefoon van verdachte heeft in de periode dat B. en T. in Argentinië zitten, veel bel- en sms-contacten met de telefoons van B. en T. .
Op 11 april 2012 vliegen B. en T. met de bolletjes met cocaïne in hun lijf via Sao Paolo en Lissabon naar Brussel, waar zij op 12 april 2012 aankomen. Ze worden op de luchthaven in Brussel opgehaald door ‘Suri’ en worden door hem naar zijn woning in [L.] gebracht, waar ze de bolletjes uitpoepen en aan ‘Suri’ geven. T. wijst aan de politie de woning aan het [T.] in [L.] aan als de woning van ‘Suri’ waar ze de bolletjes met cocaïne hebben uitgepoept. Dit adres betreft de woning van de vriendin van verdachte, medeverdachte A. , welke woning verdachte als zijn “thuis” beschouwt.
Op 25 april 2012 vliegen B. en T. opnieuw van Amsterdam via Frankfurt naar Buenos Aires in Argentinië. Voor deze reis rijden B. en T. naar [L.], waar vandaan ‘Suri’ ze vervolgens naar Schiphol brengt. De tickets krijgen ze op Schiphol. B. en T. ontvangen tijdens hun verblijf in Argentinië weer geld van ‘Suri’. Op 1 mei 2012 wordt in Amsterdam op naam van medeverdachte A. € 150,- via een money transfer overgemaakt aan T. , welk bedrag hij in Argentinië opneemt. Ook nu weer krijgen ze twee dagen voor de terugreis van dezelfde vrouw de bolletjes met cocaïne en heeft de eerder genoemde telefoon van verdachte veel bel- en sms-contacten met de telefoons van B. en T. , met name op 25 april 2012 en op 4 en 5 mei 2012. Voor B. en T. zijn tickets geboekt voor een vlucht op 3 mei 2012 via Sao Paolo naar Lissabon . Na het slikken van de bolletjes met cocaïne vertrouwt B. het niet en zij is bang dat ze aangegeven zullen worden. Zij missen daardoor bewust hun vlucht. ‘Suri’ regelt een nieuw ticket. Dan vertrekken ze op 4 mei 2012 van Sao Paolo via Lissabon naar Brussel, waar ze op 5 mei 2012 aankomen. Ook nu haalt ‘Suri’ ze weer op en brengt ze naar dezelfde woning in [L.], waar ze de bolletjes weer uitpoepen.
Bij een fotobewijsconfrontatie wijst B. de foto van verdachte aan als degene die haar twee keer heeft weggestuurd om drugs te halen in Argentinië. Ook T. wijst verdachte aan als degene die B. en hem naar het buitenland stuurde, die alles geregeld heeft en die hij herkent als een soort van drugscoördinator.
B. en T. zijn op 16 oktober 2012 door de rechtbank Leeuwarden veroordeeld voor (onder meer) overtreding van artikel 2, onder A, van de Opiumwet (invoer verdovende middelen). Tijdens de doorzoeking, die in die strafzaak in hun woning te [L.] heeft plaatsgevonden, zijn zeven bolletjes met vermoedelijk cocaïne gevonden. Dat betrof een gedeelte van de door B. en T. ingevoerde, maar niet in [L.] uitgepoepte, bolletjes. Een monster van deze bolletjes is getest en bevat cocaïne.
Bewijsoverweging
Bij de doorzoeking van de woning van B. en T. is een aantal bollen gevonden. Gebleken is dat deze bollen cocaïne bevatten. B. en T. hebben verklaard dat zij twee keer tegen een beloning naar Argentinië zijn afgereisd met het doel drugs naar Nederland te brengen, dat zij wisten dat zij met dat doel bolletjes met cocaïne vervoerden, dat zij een deel van de bolletjes thuis hebben uitgepoept – nadat zij de tweede maal uit [L.] waren vertrokken – en dat zij de inhoud van ten minste één van de bolletjes cocaïne zelf hebben gebruikt. Op grond van de hiervoor gerelateerde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat het bij beide transporten om cocaïne ging.
Bewijsverweren
De raadsman heeft als verweer gevoerd dat de verklaringen van B. en T. dermate wisselend en daarmee onvoldoende betrouwbaar zijn, dat ze moeten worden uitgesloten van het bewijs.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van B. en T. wisselend zijn, waar zij over hun eigen rol in de cocaïnetransporten verklaren. In zoverre zullen deze verklaringen dan ook niet voor het bewijs worden gebezigd. Voor zover zij verklaren over de rol van verdachte verklaren zij echter niet wisselend en bovendien (op hoofdlijnen) gelijkluidend. Daarbij komt dat de rechtbank slechts gebruik maakt van de verklaringen van B. en T. voor zover die verklaringen op essentiële punten worden ondersteund door andere, objectieve bewijsmiddelen. Zo hebben B. en T. verklaard dat verdachte voorafgaand aan de eerste reis twee keer bij hen thuis in [L.] is geweest en dat hij hen voor die eerste reis thuis heeft opgehaald en via Amsterdam naar Schiphol heeft gebracht. Dit komt overeen met de zendmastgegevens van de telefoon van verdachte, waaruit blijkt dat zijn telefoon voorafgaand aan de reis op 27 maart 2012 en op 2 april 2012 in [L.] aanstraalt evenals op 4 april 2012, de dag van hun vertrek. Vervolgens straalt de telefoon van verdachte eerst zendmasten in Amsterdam aan en daarna op Schiphol, hetgeen ook klopt met de verklaringen van B. en T. . Verdachte heeft ook geen alternatieve verklaring gegeven waarom zijn telefoon daar op die momenten aanstraalde.
Verder hebben B. en T. verklaard dat ze via money transfers geld van verdachte hebben ontvangen in Argentinië en dat verdachte hen veel belde en sms’te. Ook dat wordt door objectieve bewijsmiddelen bevestigd. De woning waarover B. en T. verklaren dat die van verdachte was en dat zij daar hun bolletjes hebben geproduceerd, kunnen zij vrij gedetailleerd beschrijven en T. kan deze vervolgens aanwijzen. Later blijkt deze informatie – objectief – te kloppen.
Over de terugvlucht na de tweede reis hebben B. en T. verklaard dat zij de eerste terugvlucht hebben gemist en toen de volgende dag alsnog zijn teruggevlogen. Uit de opgevraagde boekingsgegevens volgt, dat hun terugvlucht van 3 mei 2012 inderdaad is omgeboekt naar een terugvlucht op 4 mei 2012. Ook hun verklaring dat er een pagina met de stempels van Argentinië van hun eerste reis uit het paspoort van T. is gescheurd, klopt met de feiten.
Nu de voor het bewijs gebruikte verklaringen van B. en T. op essentiële punten steun vinden in andere, objectieve bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat die verklaringen, althans die gebruikte gedeeltes van de verklaringen, niet van het bewijs behoeven te worden uitgesloten.
4.3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3 primair, 4, 5, 7, 8, 10, 11 en 12 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij in de periode van 30 april 2013 tot en met 4 mei 2013 te Amsterdam en Almere en Brazilië, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne, voor te bereiden,
anderen gelegenheid en middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededaders, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
- met elkaar, verblijvende in Nederland en/of Brazilië, afspraken gemaakt voor het vervoer van een hoeveelheid cocaïne door Y. K. vanuit Brazilië naar Nederland en
- met elkaar, verblijvende in Nederland en/of Brazilië, contact gelegd en onderhouden en
- het paspoort op naam van Y. K. gekregen en in bezit gehad en
- met dat paspoort een ticket op naam van Y. K. geboekt en betaald en verkregen voor een vlucht vanuit Amsterdam via Lissabon naar Sao Paulo en voor een retourvlucht vanuit Sao Paulo via Lissabon en
- met elkaar afspraken gemaakt voor de reis naar de luchthaven Schiphol;
Feit 2
hij in de periode van 18 april 2013 tot en met 29 april 2013 te Purmerend en Amsterdam en Brazilië en Luxemburg en Zwitserland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen een hoeveelheid cocaïne,
alleen dan wel met zijn mededader(s) dan wel zijn mededader(s) het volgende heeft/hebben gedaan:
- met elkaar, verblijvende in Nederland en/of Brazilië, afspraken gemaakt voor het vervoer van een hoeveelheid cocaïne door M. S. vanuit Brazilië naar Nederland en
- met elkaar, verblijvende in Nederland en/of Brazilië, contact gelegd en onderhouden en
- een ticket op naam van M. S. geboekt en betaald en/of verkregen voor een vlucht vanaf Luxemburg via Frankfurt naar Sao Paulo en een retourvlucht vanaf Sao Paulo via Zürich naar Luxemburg en
- een geldbedrag overgedragen en/of ontvangen en
- een reis gemaakt vanuit Nederland naar Brazilië en
- een hoeveelheid cocaïne verkregen en
- die koffer, inhoudende onder andere een hoeveelheid cocaïne, ingecheckt op naam van M. S. voor de vlucht vanaf de luchthaven te Sao Paulo naar Zurich en
- vervolgens met die hoeveelheid cocaïne de vliegreis gemaakt vanuit Brazilië naar Zwitserland,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3 primair
hij op tijdstippen in de periode van de maand mei 2012 tot en met 3 juni 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en Amsterdam,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen een hoeveelheid cocaïne,
alleen dan wel met zijn mededader dan wel zijn mededader het volgende heeft/hebben gedaan:
- met elkaar, verblijvende in Nederland, afspraken gemaakt voor het vervoer van een hoeveelheid cocaïne door D. S. vanuit Argentinië en/of Brazilië naar Nederland en
- met elkaar, verblijvende in Nederland, contact gelegd en onderhouden en
- meerdere malen, tickets op naam van D. S. geboekt en betaald en/of verkregen voor een vlucht vanaf Amsterdam via Frankfurt naar Buenos Aires en een retourvlucht vanuit Buenos Aires via Sao Paulo en Lissabon naar Brussel en
- meerdere malen, met de auto naar de luchthaven Schiphol gegaan en
- meerdere malen, (op de luchthaven Schiphol) informatie en instructies gegeven of verkregen en
- meerdere malen, ingecheckt voor een vlucht vanuit Amsterdam naar Frankfurt en Buenos Aires,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf telkens niet is voltooid;
Feit 4
hij omstreeks de periode van 14 april 2012 tot en met 14 mei 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en Amsterdam en Argentinië,
tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen een hoeveelheid cocaïne, alleen dan wel met zijn mededader(s) dan wel zijn mededader(s) het volgende heeft/hebben gedaan:
- met elkaar, verblijvende in Nederland en/of Argentinië, afspraken gemaakt voor het vervoer van een hoeveelheid cocaïne door [K]. vanuit Argentinië naar Nederland en
- met elkaar, verblijvende in Nederland en/of Argentinië, contact gelegd en onderhouden en
- tickets op naam van[K]geboekt en/of betaald en/of verkregen voor een vlucht vanaf Amsterdam via Frankfurt naar Buenos Aires en voor een retourvlucht vanuit Buenos Aires via Sao Paulo en Lissabon naar Brussel en voor een retourvlucht vanuit Buenos Aires via Sao Paulo en Zürich naar Brussel en
- een reis gemaakt vanuit Nederland naar Argentinië,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 5 (zaaksdossier 13: B.E. W. )
hij in de periode van 1 februari 2012 tot en met 17 februari 2012 te Schiphol, gemeente Haarlem¬mer¬meer en Amsterdam en Suriname,
tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen een hoeveelheid cocaïne,
alleen dan wel met zijn mededader(s) dan wel zijn mededader(s) het volgende heeft/hebben gedaan:
- met elkaar, verblijvende in Nederland en/of Suriname, afspraken gemaakt voor het vervoer van een hoeveelheid cocaïne door B.E. W. vanuit Suriname naar Nederland en
- met elkaar, verblijvende in Nederland en/of Suriname, contact gelegd en onderhouden en
- een ticket op naam van B.E. W. geboekt en betaald en/of verkregen voor een vlucht vanuit Amsterdam naar Paramaribo en een retourvlucht vanuit Paramaribo naar Amsterdam en
- een reis gemaakt vanuit Nederland naar Suriname en
- in een appartement verbleven en
- een hoeveelheid cocaïne verkregen en
- een koffer verkregen en geprepareerd (met een hoeveelheid cocaïne) en
- met een hoeveelheid cocaïne naar de luchthaven van Paramaribo gegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 7
hij in de periode van 1 juli 2012 tot en met 18 juli 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en Purmerend en Amsterdam en Argentinië,
tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen een hoeveelheid cocaïne,
alleen dan wel met zijn mededader(s) dan wel zijn mededader(s) het volgende heeft/hebben gedaan:
- met elkaar, verblijvende in Nederland en/of Argentinië, afspraken gemaakt voor het vervoer van een hoeveelheid cocaïne door J.M. J. vanuit Argentinië naar Nederland en
- met elkaar, verblijvende in Nederland en/of Argentinië, contact gelegd en onderhouden en
- een ticket op naam van W.R. J. geboekt en betaald en/of verkregen voor een vlucht vanuit Amsterdam via Frankfurt naar Buenos Aires en een retourvlucht vanuit Buenos Aires via Rio de Janeiro en Lissabon naar Sevilla en
- met die auto naar de luchthaven gegaan en
- een reis gemaakt vanuit Nederland naar Argentinië en
- een hoeveelheid slikkersbollen inhoudende cocaïne verkregen en/of geslikt en
- met een hoeveelheid cocaïne naar de luchthaven van Buenos Aires gegaan en
- met een hoeveelheid cocaïne ingecheckt voor de vlucht vanuit Buenos Aires naar Rio de Janeiro en Lissabon en Sevilla,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 8
hij in de periode van 1 juni 2012 tot en met 16 juni 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en Purmerend en Amsterdam en Argentinië,
tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen een hoeveelheid cocaïne,
alleen dan wel met zijn mededader(s) dan wel zijn mededader(s) het volgende heeft/hebben gedaan:
- met elkaar, verblijvende in Nederland en/of Argentinië, afspraken gemaakt voor het vervoer van een hoeveelheid cocaïne door A.V. C. vanuit Argentinië naar Nederland en
- met elkaar, verblijvende in Nederland en/of Argentinië, contact gelegd en onderhouden en
- een ticket op naam van A.V. C. geboekt en betaald en/of verkregen voor een vlucht vanuit Amsterdam via Frankfurt naar Buenos Aires en een retourvlucht vanuit Buenos Aires via Rio de Janeiro en Lissabon naar Brussel en
- met die auto naar de luchthaven gegaan en
- een reis gemaakt vanuit Nederland naar Argentinië en
- met een hoeveelheid cocaïne naar de luchthaven van Buenos Aires gegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 10
hij op 20 februari 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid cocaïne;
Feit 11
hij omstreeks 13 juli 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid cocaïne;
Feit 12
hij op tijdstippen in de periode van 12 april 2012 tot omstreeks 5 mei 2012 te Almere, in elk geval in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met anderen, meerdere malen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid cocaïne.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Ten aanzien van feit 3:
medeplegen poging opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van de feiten 2, 4, 5, 7 en 8:
telkens: medeplegen poging opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van de feiten 10 en 11:
telkens: medeplegen opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 12:
medeplegen opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
7.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit in geval van een bewezenverklaring de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf aanzienlijk te matigen, nu het om in totaal een beperkt aantal kilo’s cocaïne gaat, verdachtes financiële omstandigheden slecht zijn, de koeriers tegenover hem niet eerlijk zijn geweest en er sprake lijkt te zijn van vrijwilligheid bij de koeriers. De rol en de invloed van verdachte is veel kleiner dan waarvan de officier van justitie uitgaat, zodat daarmee in het voordeel van verdachte rekening dient te worden gehouden.
7.3. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten meerdere malen schuldig gemaakt aan invoer van cocaïne in Nederland dan wel pogingen daartoe. Vijfmaal was er een voltooide invoer, waarbij door verdachte geronselde mededaders bolletjes cocaïne hadden geslikt en aan verdachte hadden afgeleverd. Eenmaal werd een mededader op Schiphol aangehouden met cocaïne verstopt in pinda’s en walnoten in zijn koffer. Daarnaast werd diverse malen het delict niet voltooid, omdat de koeriers (op één na allemaal bolletjesslikkers) met cocaïne onderweg naar Nederland werden aangehouden op luchthavens in het buitenland. Verdachte had voor deze koeriers vliegroutes uitgestippeld, die niet in Nederland eindigden, maar in België en Luxemburg om de strenge douanecontrole op Schiphol te omzeilen. Verdachte zou de koeriers dan op deze buitenlandse luchthavens ophalen en naar Nederland brengen. De in het buitenland aangehouden koeriers hebben – soms langdurige – gevangenisstraffen opgelegd gekregen.
Tevens heeft verdachte zich in een zaak samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen die gericht waren op het invoeren van een onbekende hoeveelheid cocaïne die eveneens op dezelfde wijze door een bolletjesslikker naar Nederland zou worden gebracht.
Door zijn handelwijze heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit.
Cocaïne is een voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stof. Voorbereidingshandelingen zijn noodzakelijk om de daadwerkelijke invoer te doen plaatsvinden en vormen derhalve een bijdrage aan de verspreiding en het gebruik van cocaïne. De hoeveelheden die werden ingevoerd, althans geprobeerd in te voeren, waren van dien aard, dat deze bestemd moeten zijn geweest voor handel. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in cocaïne uitermate winstgevend is. Hierdoor wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat in het bijzonder bij de grensoverschrijdende handel dit zowel in de invoer- als de uitvoerlanden dikwijls gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Verdachte is geheel aan deze gevolgen voorbijgegaan en heeft alleen oog gehad voor eigen financieel gewin.
Door de wetgever zijn hoge strafmaxima verbonden aan de opzettelijke invoer van cocaïne in een streven om de Nederlandse samenleving hiervan te vrijwaren en om te voorkomen dat er een grootschalige binnenlandse markt ontstaat in de handel in cocaïne. Hetzelfde geldt voor de handelingen gericht op de voorbereiding van de invoer van cocaïne.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat de toepasselijke LOVS-oriëntatiepunten voor organisaties bij een hoeveelheid cocaïne van tussen de tien en twintig kilo als uitgangspunt genomen, gelet op de voltooide invoer in een aantal zaken en de hoeveelheden die zijn aangetroffen bij de verschillende koeriers die op hun weg naar Nederland zijn aangehouden.
In het nadeel van verdachte is daarbij in aanmerking genomen dat hij, zoals blijkt uit het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 mei 2013, verschillende malen eerder is veroordeeld tot gevangenisstraffen (de eerste keer in voorwaardelijke vorm) wegens handel in verdovende middelen. Verdachte heeft kennelijk uit deze veroordelingen geen lering getrokken.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf is tevens rekening gehouden met de rol die verdachte heeft vervuld in verhouding tot de rollen van de diverse koeriers, zoals die uit het dossier zijn gebleken. Verdachte is feitelijk opgetreden als controller van de diverse koeriers, heeft een organiserende en begeleidende rol in deze cocaïnesmokkel gehad en heeft aldus kennelijk een zodanige plaats in de organisatie, dat hij zelf niet het grootste risico heeft gelopen. Hij is immers betrokken geweest bij het voorbereiden en opstarten van het vertrek van verschillende koeriers en heeft deze ook geïnstrueerd hoe in Argentinië, Brazilië of Suriname te handelen en over de route die de koeriers moesten volgen om de cocaïne bij verdachte in Nederland af te leveren. Daarnaast heeft hij contacten onderhouden en afspraken gemaakt met personen in de landen waar de cocaïne vandaan moest komen. Een aantal van de koeriers heeft hij zelf benaderd, een aantal anderen wist verdachte zelf te vinden. Ook is een factor van betekenis dat het in deze zaak om tien bewezenverklaarde drugstransporten gaat, twee bewezenverklaarde pogingen daartoe en voorbereidingshandelingen, dit alles verdeeld over een periode van drie jaar. De rechtbank beschouwt daarbij de transporten die juridisch als een poging worden gezien omdat de cocaïne niet in Nederland is aangetroffen maar in een ander land, voor het bepalen van de strafmaat als een voltooid drugstransport. Slechts de pogingen waarvan de uitvoering niet is voltooid omdat de koerier uiteindelijk niet op het vliegtuig stapte, of omdat niet vaststaat dat de koerier met cocaïne van verdachte naar Nederland is gekomen, beschouwt de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat als een daadwerkelijke poging. Verdachte heeft op geraffineerde wijze gedurende lange tijd koeriers op pad kunnen sturen zonder daarbij zelf tegen de lamp te lopen. Verder weegt de rechtbank mee dat een aantal van deze koeriers in het buitenland of in Nederland tot hoge onvoorwaardelijke gevangenisstraffen is veroordeeld, zodat de straf die aan verdachte wordt opgelegd, gelet op zijn rol, in verhouding moet staan tot de straffen die aan de koeriers zijn opgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank kan met het oog op een juiste normhandhaving niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te melden duur. De rechtbank komt tot oplegging van een enigszins lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd waarbij mede in aanmerking is genomen dat verdachte van het onder de feiten 6 en 9 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 45, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht,
artikel 2, 10 en 10A van de Opiumwet,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder de feiten 6 en 9 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3 primair, 4, 5, 7, 8, 10, 11 en 12 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3 primair, 4, 5, 7, 8, 10, 11 en 12 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 4.3. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 6. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.J. Saarloos, voorzitter,
mr. E.C. Smits en mr. J.A.M. Jansen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 september 2014.