ECLI:NL:RBNHO:2014:8605

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 september 2014
Publicatiedatum
8 september 2014
Zaaknummer
15/720023-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in cocaïnezaak door onvoldoende bewijs van betrokkenheid

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, stond de verdachte, bekend als 'Waldo', terecht op verdenking van betrokkenheid bij de invoer van cocaïne in Nederland. De zaak kwam voort uit verklaringen van drie koeriers die in Argentinië bolletjes cocaïne hadden geslikt en naar Brussel waren gevlogen. De officier van justitie stelde dat de verdachte de persoon was die betrokken was bij de transporten, maar de verdediging betwistte dit en stelde dat er onvoldoende bewijs was.

De rechtbank heeft de zaak op 8 september 2014 behandeld, na openbare terechtzittingen op 20 en 25 augustus 2014. De rechtbank concludeerde dat er te veel twijfel bestond over de identiteit van de verdachte als de bedoelde 'Wally', 'Walla' of 'Waldo'. Hoewel er enkele aanknopingspunten waren die in de richting van de verdachte wezen, waren er ook significante tegenargumenten die zijn betrokkenheid in twijfel trokken. De rechtbank oordeelde dat het bewijs niet wettig en overtuigend was, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte.

De rechtbank benadrukte dat de verdenking niet voldoende was om tot een veroordeling te komen, en dat de verdachte daarom moest worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de beslissing werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/720023-14 (P)
Uitspraakdatum: 8 september 2014
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 20 en 25 augustus 2014 in de zaak tegen:
[verdachte]
,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. W.J. Veldhuis, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.A. Bloemberg, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1: (zaaksdossier 12: [koerier 1] en [koerier 2])
hij op of omstreeks 05 mei 2012 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 1088 gram en 900 gram, in elk geval hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2: (zaaksdossier 7: [koerier 3])
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 april 2012 tot en met 14 mei 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Almere en/of Purmerend en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland en/of Argentinië en/of Brazilië en/of Duitsland en/of Zwitserland en/of België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen - al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet - een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
- met elkaar en/of met een of meer anderen (verblijvende in Nederland en/of Argentinië) afspraken heeft/hebben gemaakt voor het vervoer van die/een hoeveelheid cocaïne door [koerier 3] vanuit Argentinië naar Nederland en/of
(daartoe)
- met elkaar en/of met een of meer anderen (verblijvende in Nederland en/of Argentinië) contact heeft/hebben gelegd en/of onderhouden en/of
- ( een) ticket(s) op naam van [koerier 3] heeft/hebben geboekt en/of betaald en/of verkregen voor de/een vlucht vanaf Amsterdam via Frankfurt naar Buenos Aires en/of voor de/een (retour)vlucht vanuit Buenos Aires via Sao Paulo en Lissabon naar Brussel en/of voor de/een (retour)vlucht vanuit Buenos Aires via Sao Paulo en Zurich naar Brussel en/of
- de/een reis heeft/hebben gemaakt vanuit Nederland naar Argentinië en/of
(aldaar, in Argentinië)
- die/een hoeveelheid (slikkersbollen inhoudende) cocaïne heeft gekocht en/of verkregen en/of geslikt en/of
- ( met die/een hoeveelheid cocaïne) naar de luchthaven van Buenos Aires is/zijn gegaan/ gereisd en/of
- ( met die/een hoeveelheid cocaïne) heeft/hebben ingecheckt voor de vlucht vanuit Buenos Aires via Sao Paulo naar Zurich en/of Brussel en/of
- ( vervolgens) (met die/een hoeveelheid cocaïne) de/een (vlieg)reis heeft/hebben gemaakt vanuit Argentinië via Brazilië naar Zwitserland en/of vanuit Zwitserland naar België;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

In de periode van 14 april 2012 tot en met 14 mei 2012 hebben drie koeriers, te weten [koerier 1], [koerier 2] en [koerier 3], in Argentinië bolletjes met cocaïne geslikt, waarna zij vanuit Argentinië naar Brussel zijn gevlogen. Zij deden dit, zo is na onderzoek gebleken, in opdracht van [medeverdachte C.].
[koerier 1] en [koerier 2], die op 5 mei 2012 met het vliegtuig in Brussel zijn aangekomen, zijn daar door [medeverdachte C.] met de auto opgehaald en vervolgens naar de woning van zijn vriendin in Almere gebracht, alwaar zij de bolletjes hebben uitgepoept. Op 8 mei 2012 zijn zij uiteindelijk in Friesland alsnog aangehouden, onder andere op verdenking van de invoer van cocaïne, waarna zij op 16 oktober 2012 door de rechtbank Leeuwarden daarvoor zijn veroordeeld.
[koerier 3] is op 14 mei 2012 in Brussel aangekomen en is op de luchthaven Zaventem aangehouden in verband met de cocaïne. Zij is bij vonnis van 31 juli 2012 in België veroordeeld voor de invoer van cocaïne.
Alle drie de koeriers hebben verklaard dat in Argentinië een zekere “Wally”, “Walla” of “Waldo”, afkomstig uit Amsterdam, bij de transporten betrokken was. Zij hebben ook signalementen van deze man opgegeven. De verdenking jegens verdachte is dat hij deze “Wally”, “Walla” of “Waldo” is.
3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, nu hij - zakelijk weergegeven - van oordeel is dat verdachte inderdaad de bedoelde “Wally”, “Walla” of “Waldo” is en zodoende een rol heeft gehad bij de cocaïnetransporten door de genoemde koeriers. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot veroordeling van verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, daaronder begrepen de uitleveringsdetentie.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte ontkent dat hij de bedoelde “Wally”, “Walla” of “Waldo” is en de verdediging stelt zich - zakelijk weergegeven - op het standpunt stelt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de ten laste gelegde feiten en dat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.

4.Vrijspraak

Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Het dossier biedt een aantal aanknopingspunten die in de richting wijzen dat verdachte de bedoelde “Wally”, “Walla” of “Waldo” uit Amsterdam is. Zo luidt de voornaam van verdachte Waldo en komt hij uit Amsterdam. Daarnaast is uit onderzoek gebleken dat verdachte van 29 april 2012 tot en met 19 mei 2012 in Argentinië verbleef, hetgeen verdachte ter terechtzitting ook heeft bevestigd. Hieruit volgt dat verdachte in de periode waarin de drie koeriers in Argentinië verbleven (grotendeels) ook in Argentinië was en in ieder geval daar was toen zij op het vliegtuig naar Nederland stapten.
Verder heeft verdachte een half jaar eerder, in november 2011, twee tickets naar respectievelijk Argentinië en Colombia bij [reisbureau F.] in Amsterdam geboekt, het reisbureau waar [medeverdachte C.] veel van de tickets voor zijn koeriers heeft gekocht, waaronder de tickets voor[koerier 3].
Ook hebben de koeriers een signalement van “Wally” opgegeven, waaruit onder meer volgt dat “Wally” ongeveer 1.80 meter lang is, moedervlekken in zijn gezicht heeft, een schotwond heeft, rotte tanden, een tatoeage en een doorrookte stem. Naar aanleiding van deze opgegeven kenmerken heeft forensisch arts H.N.J.M. van Venrooij van het NFI onderzoek gedaan naar de lichaamskenmerken van verdachte en daarover een deskundigenrapport opgesteld. Van Venrooij geeft daarin onder meer aan dat verdachte 1.77 meter lang is. Over de huid van het gezicht van verdachte merkt Van Venrooij op dat deze huid een onregelmatig oppervlak vertoont met een beeld dat past bij iemand die veel plaatselijke huidontstekingen heeft gehad. Afhankelijk van het referentiekader van de persoon die deze huid ziet, zouden deze huidontstekingen volgens Van Venrooij kunnen worden beschreven als “moedervlekken”. Verder constateert Van Venrooij dat verdachte een litteken op zijn rechterflank heeft dat zou kunnen passen bij het litteken van een scheurwond, ontstaan als gevolg van een langs de romp schampend projectiel uit een vuurwapen. Ten aanzien van het gebit van verdachte heeft Van Venrooij geconstateerd dat sprake is van ernstige tandvleesafwijkingen en daaraan gerelateerde afwijkingen aan vooral de tandhalzen van vele gebitselementen van verdachte, terwijl er ook tanden ontbreken. Verdachte blijkt ook een tatoeage te hebben en ter zitting heeft de rechtbank zelf kunnen vaststellen dat de stem van verdachte dermate zwaar klinkt, dat die zou kunnen worden omschreven als een doorrookte stem.
Eén van de koeriers, [koerier 2], heeft verdachte bij een fotobewijsconfrontatie ook aangewezen als de persoon die hij kent als “Waldo”.
Daartegenover biedt het dossier echter ook aanknopingspunten die niet in de richting van verdachte wijzen. Zo blijkt uit het dossier dat een zekere heer Ewald [W.] op 16 maart 2012 naar Argentinië is vertrokken en dat hij zijn ticket voor die reis bij het eerder genoemde reisbureau [reisbureau F.] had geboekt. Ook bij deze naam is de bijnaam “Wally” of “Waldo” denkbaar en deze man is mogelijk ook rond de vertrekdatum van de genoemde koeriers in Argentinië geweest. Het ticket van verdachte voor de reis naar Argentinië in april/mei 2012 is daarentegen niet bij [reisbureau F.] terug te vinden.
Ten aanzien van de lichaamskenmerken van verdachte heeft deskundige Van Venrooij aangegeven dat het onregelmatige oppervlak van de gezichtshuid van verdachte in strikt dermatologische zin niet kan worden aangemerkt als moedervlekken. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat koerier [koerier 2] spreekt van “kraters in de wangen van verdachte”, terwijl daarvan niet echt is gebleken. Ook heeft Van Venrooij geen littekens bij verdachte aangetroffen die passen bij een schotwond, opgelopen door penetratie tot in de borst of buikholte. Tevens overweegt Van Venrooij dat niet kan worden beoordeeld of de term “rotte tanden” past bij de bevindingen ten aanzien van het gebit van verdachte. Verder valt op dat verdachte een bijzondere tatoeage op de rechtervoorzijde van zijn borstkas heeft van een tijger met een opengesperde muil. Koerier [koerier 1] geeft aan dat “Wally” een tatoeage had, maar dat ze denkt dat die op zijn been zat. [koerier 2] daarentegen verklaart dat “Wally” geen tatoeages had. Dit is des te opmerkelijker omdat beide koeriers aangeven dat “Wally” een aantal dagen bij hen in het appartement is verbleven, zodat het niet aannemelijk is dat, als verdachte de bedoelde “Wally” is, zij deze tatoeage niet hebben gezien.
Koerier [koerier 1] wijst bij de fotobewijsconfrontatie een ander dan verdachte aan. En koerier [koerier 3] beweert in haar verhoor bij de rechter-commissaris dat zij de door haar bedoelde “Wally”/“Waldo” in februari/maart 2014 nog op de Dappermarkt in Amsterdam heeft gesproken, zelfs nog over de tijd in Argentinië, terwijl vaststaat dat verdachte op dat moment gedetineerd zat in België.
De officier van justitie heeft nog opgemerkt dat is gebleken dat er in Amsterdam slechts één Waldo [verdachte] woonachtig is en dat dat verdachte is. De koeriers spreken echter slechts over een “Wally”, “Walla” of “Waldo” en noemen de achternaam [verdachte] niet, zodat niet duidelijk is waarom dit bewijsmiddel onomstotelijk naar verdachte zou wijzen als zijnde de bedoelde “Wally”, “Walla” of “Waldo”.
Uit het bovenstaande volgt dat het dossier weliswaar aanknopingspunten biedt dat verdachte de bedoelde “Wally”, “Walla” of “Waldo” is, maar evenzeer aanknopingspunten voor het tegendeel. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er te veel twijfel bestaat of verdachte de bedoelde persoon is, zodat hij van beide hem ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.A.M. Jansen, voorzitter,
mr. L.J. Saarloos en mr. E.C. Smits, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 september 2014.