Behoefte minderjarigen
2.7.4.1. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat de behoefte van de minderjarigen, inclusief de kosten van de Europese School, € 321,- per kind per maand bedragen met ingang van 1 januari 2014.
De man heeft zich op het standpunt gesteld dat de behoefte van de minderjarigen dient te worden vastgesteld aan de hand van het netto gezinsinkomen in 2011 van € 1.170,08 per maand.
2.7.4.2. De rechtbank overweegt als volgt.
De vrouw is bij het berekenen van de behoefte uit gegaan van de gemiddelde privé opnamen van partijen over de jaren 2008 tot en met 2010 in het bedrijf van de man. De man heeft een onderneming, [naam onderneming], welke onderneming handelt in tweedehands auto’s en deze importeert en exporteert. Zij heeft daarbij berekend dat gemiddeld per jaar een bedrag werd opgenomen van € 34.203,-. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw erkend dat partijen op 30 september 2011 uit elkaar zijn gegaan en dat bij het bepalen van de behoefte van de minderjarigen ook met een deel van de opnamen in 2011 rekening dient te worden gehouden.
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling betwist dat van de privé opnamen dient te worden uitgegaan omdat deze opnames niet in verhouding staan tot het resultaat. Hij heeft gesteld dat partijen structureel meer opgenomen hebben dan redelijk was. Bovendien heeft hij betwist dat uit dient te worden gegaan van de opnames in de jaren 2008 tot en met 2010 omdat partijen in september 2011 uit elkaar zijn gegaan.
De rechtbank deelt de mening van de vrouw dat bij het bepalen van de behoefte van de minderjarigen uit dient te worden gegaan van de privé opnamen die in het bedrijf van de man zijn verricht. Dat deze opnames, zoals de man betoogt, te hoog zijn geweest, houdt niet in dat met deze opnames geen rekening kan worden gehouden. Met het geld uit de onderneming zijn immers de kosten van de minderjarigen voldaan.
Voor het bepalen van de behoefte acht de rechtbank het redelijk, nu partijen medio 2011 uit elkaar zijn gegaan, uit te gaan van de opnamen van 2009 tot en met 2011. De gemiddelde opnamen bedroegen in deze periode (€ 26.890,- in 2009, € 28.034,- in 2010 en € 14.041,- in 2011 : 3 =) € 22.988,- per jaar. Bij het bepalen van de draagkracht van de man houdt de rechtbank voorts rekening met de zelfstandigenaftrek, de MKB-winstvrijstelling, de algemene heffingskorting en de arbeidskorting, omdat bij het bepalen van het besteedbaar inkomen van de man op basis van de privé-opnamen ook rekening dient te worden met de belasting die de man over zijn inkomen dient te betalen. Op basis van het vorenstaande bedraagt het besteedbaar inkomen van de man € 1.766,- per maand. Partijen hebben overeenstemming dat de vrouw in 2011 in loondienst is gaan werken. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij in juli en augustus 2011 in loondienst heeft gewerkt. Gelet op de korte duur van de werkzaamheden van de vrouw voordat partijen uiteen zijn gegaan, acht de rechtbank het niet redelijk bij het bepalen van de behoefte van de minderjarigen aan de zijde van de vrouw rekening te houden met inkomen.
2.7.4.3. Niet is gebleken dat partijen, toen zij samenwoonden, aanspraak maakt op een kindgebonden budget, zodat de rechtbank daarmee geen rekening zal houden. De behoefte van de minderjarigen bedraagt bij een besteedbaar gezinsinkomen van € 1.766,- per maand op basis van de Tabel Eigen Aandeel Kosten van Kinderen in 2011 € 167,- per kind per maand. Geïndexeerd bedraagt de bijdrage in 2014 € 174,- per kind per maand.
2.7.4.4. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw zich op het standpunt gesteld dat de behoefte van de minderjarigen niet met het kindgebonden budget dient te worden verminderd in verband met de kosten van de Europese School die de minderjarigen bezoeken. De man heeft niet betwist dat de kosten van de Europese School de behoefte van de minderjarigen verhoogt. Hij heeft zich echter wel op het standpunt gesteld dat bij het bepalen van de behoefte van de minderjarigen, deze behoefte niet met het kindgebonden budget zou moeten worden verminderd omdat naar zijn mening van de berekeningswijze van voor 1 januari 2013 dient te worden uitgegaan. Partijen hebben beiden tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij hebben afgesproken dat zij beiden de helft van de (extra) kosten van de Europese School voor hun rekening nemen. De vrouw heeft een factuur voor het schooljaar 2013-2014 overgelegd waaruit blijkt dat ten behoeve van [minderjarige 1] een bedrag van € 4.016,59 per jaar, € 335,- per maand, dient te worden betaald en ten behoeve van [minderjarige 2] een bedrag van € 1.669,04 per jaar, € 139,- per maand, dient te worden betaald.
De rechtbank stelt voorop dat zij, in hetgeen de man heeft aangevoerd, geen aanleiding ziet om af te wijken van het advies van de Werkgroep Alimentatienormen om bij het vaststellen van de behoefte van een minderjarige rekening te houden met het kindgebonden budget. Gebleken is dat de vrouw geen aanspraak maakt op een kindgebonden budget omdat het inkomen van haar huidige partner te hoog is. De man maakt daarentegen ten behoeve van [minderjarige 1] wel aanspraak op een kindgebonden budget ter hoogte van € 624,- per jaar in 2013, derhalve van € 52,- per maand. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de behoefte van [minderjarige 1] dient te worden berekend aldus (€ 174,- + € 335,- -/- € 52,- =) € 457,- per maand. De behoefte van [minderjarige 2] bedraagt naar het oordeel van de rechtbank (€ 174,- + € 139,- =) € 313,- per maand. Vervolgens dient te worden bekeken welke bijdrage partijen dienen te betalen in de kosten van [minderjarige 2].