Draagkracht man
2.6.4.1. Partijen verschillen van mening van welk inkomen van de man dient te worden uitgegaan bij het vaststellen van zijn draagkracht. Partijen verschillen met name van mening of rekening dient te worden gehouden met de vaartoelage van de man. De man is werkzaam bij de [naam bedrijf].
2.6.4.2. Uit de stukken die de man heeft overgelegd blijkt dat hij in 2010 een inkomen had van € 50.784,- in 2011 van € 50.766, in 2012 van € 53.668,- en in 2013 (naar verwachting) van € 43.415,88. Tevens is uit de overgelegde stukken gebleken dat de man in al deze jaren heeft gevaren en derhalve een vaartoelage heeft ontvangen. Van 23 november 2010 tot en met 9 april 2011 en van 31 mei 2012 tot en met 10 augustus 2012 heeft de man deelgenomen aan de missie [naam missie]. Gelet op het feit dat de man in de jaren 2010 tot en met 2012 deel heeft genomen aan een missie acht de rechtbank het niet redelijk om bij het bepalen van de draagkracht van de man van het inkomen uit te gaan dat hij in deze jaren heeft gehad. Uit de staat van dienst van de man bij zijn werkgever blijkt namelijk tevens dat de man sinds 1993 zo’n 30 maanden uitgezonden is geweest. Dit komt neer op 2,5 jaar in ruim 20 jaar. Gelet op deze omstandigheid acht de rechtbank het niet redelijk om de draagkracht van de man te baseren op het inkomen dat hij heeft gehad ten tijde van een uitzending omdat dit inkomen naar het oordeel van de rechtbank niet structureel is te achten.
Uit een brief van 22 oktober 2013 blijkt dat de man is aangewezen voor de missie [naam missie] welke missie duurt van 26 januari 2014 tot en met 30 mei 2014. Uit een e-mailbericht van 21 november 2013 blijkt echter dat de man is aangeboden voor de functie van Junior Management trainer op de SM VBO. De rechtbank acht voldoende aannemelijk geworden dat nog niet vaststaat dat de man daadwerkelijk op missie zal gaan. Onder deze omstandigheid acht de rechtbank het redelijk bij het bepalen van de draagkracht van de man uit te gaan van het inkomen dat de man in 2013 heeft gehad van € 43.416,-, inclusief de vaartoelage die hij in oktober 2013 heeft gehad en inclusief de tegemoetkoming verlengingsarbeidsduur die de man geheel 2013 heeft ontvangen. De rechtbank acht het niet redelijk om slechts uit te gaan van het basissalaris van € 38.873,28 omdat niet duidelijk is geworden of de man daadwerkelijk zal worden aangenomen in de functie van Junior Management trainer op de SM VBO en dit inkomen ook fors lager is dan het inkomen van de man in 2013.
2.6.4.3. Bij een inkomen van € 43.416,- bruto per jaar bedraagt het netto besteedbaar inkomen van de man, rekening houdend met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting, € 2.494,- per maand. De man heeft een beroep gedaan op de aanvaardbaarheidstoets met betrekking tot een aflossing voor een bedrag van € 150,- van een huwelijkse schuld bij Defam en zijn dubbele woonlast. De vrouw heeft erkend dat de man de aflossing aan de schuld bij Defam dient te betalen. Bij het bepalen van de draagkracht van de man op basis van de draagkrachttabel dient deze schuld derhalve meegenomen te worden. Op basis van het Rapport Werkgroep Alimentatienormen 2014 kan met extra werkelijke woonlasten in verband met de (voormalige) eigen woning, terwijl die woning niet meer wordt bewoond door de onderhoudsplichtige maar wel zijn voormalige partner, rekening worden gehouden. De WOZ-waarde van de echtelijke woning bedraagt € 159.000,-. De aftrekbare hypotheekrente bedraagt € 8.644,- per jaar. De niet aftrekbare hypotheekrente bedraagt € 1.250,- per jaar. Aan de hypotheek is een levensverzekering verbonden van € 113,- per maand. De man heeft onbetwist gesteld dat hij de volledige eigenaarslasten van de echtelijke woning betaalt, zodat rekening dient te worden gehouden met een forfait van € 95,- per maand. Op basis van deze uitgangspunten bedraagt de netto woonlast van de man € 769,- per maand. In de draagkrachttabel wordt rekening gehouden met een woonlast van (0,3 X € 2.494,- =) € 748,- per maand.
Nu de vrouw niet heeft betwist dat de man de volledige woonlasten van de echtelijke woning nog betaalt, ziet de rechtbank aanleiding met deze werkelijke woonlast rekening te houden. De man verblijft thans bij zijn ouders. Tijdens de mondelinge behandeling heeft hij gesteld dat hij aan huur € 347,- per maand betaalt. Onduidelijk is of dit enkel huur betreft of dat in dit bedrag ook rekening is gehouden met kosten van kost en inwoning. Nu de man pas tijdens de mondelinge behandeling deze last heeft opgevoerd en daarvan geen bewijsstukken heeft overgelegd, houdt de rechtbank met deze last geen rekening.
2.6.4.4. Op basis van het vorenstaande kan de draagkracht van de man aldus berekend worden: 70 % [€ 2.494,- -/- (€ 769,- + € 860,- + € 150,-)] is € 501,- per maand. Nu partijen nog gezamenlijk staan ingeschreven op het adres van de echtelijke woning maakt de man geen aanspraak op het fiscaal voordeel, zodat de rechtbank daar ook geen rekening mee zal houden.